Jurisprudentie
BH3509
Datum uitspraak2009-01-21
Datum gepubliceerd2009-02-19
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Arnhem
Zaaknummers171681
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-02-19
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Arnhem
Zaaknummers171681
Statusgepubliceerd
Indicatie
Traffic Web heeft op 17 april 2006 de domeinnaam ‘turkey.eu’ op haar naam laten registreren via Vof VIP Website te Nijmegen bij EURid te Brussel. Zij heeft deze registratie verkregen op basis van haar op 30 november 2005 bij het Benelux Bureau voor de Intellectuele Eigendom (BBIE) ingeschreven beeldmerk ‘TU&RKEY’ voor ‘bleekmiddelen’ in klasse 3.
De Republiek Turkije heeft tegen de genoemde registratie van ‘turkey.eu’, een klacht ingediend bij het ADRcentrum voor geschillenbeslechting eu-domeinen bij het Arbitragehof van de Kamer van Koophandel van de Tjechische Republiek en de Agrarische Kamer van de Tjechische Republiek te Praag (hierna: het Arbitragehof), de aangewezen instantie voor geschillenbeslechting bij ‘.eu’-domeinnamen.
Het Arbitragehof heeft naar aanleiding van deze klacht bij uitspraak van 31 januari 2008 besloten tot intrekking van de domeinnaam ‘turkey.eu’, omdat er sprake zou zijn van een speculatieve en onrechtmatige registratie, te kwader trouw, door Traffic Web in de zin van artikel 21 van de Verordening 874/2004.
De vraag die Traffic Web ter beoordeling aan deze rechtbank voorlegt is of de beslissing van 31 januari 2008 van het Arbitragehof stand kan houden. Naar haar mening is dat niet het geval.
Uitspraak
vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 171681 / HA ZA 08-1064
Vonnis van 21 januari 2009
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TRAFFIC WEB HOLDING B.V.,
gevestigd te Utrecht,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. P.M. Wilmink te Arnhem,
tegen
HET MINISTERIE VAN CULTUUR EN TOERISME VAN DE REPUBLIEK TURKIJE,
gevestigd te Ankara,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. N.L.J.M. Rijssenbeek te Arnhem.
Partijen zullen hierna Traffic Web en het Ministerie van Cultuur en Toerisme van de Republiek Turkije genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 10 september 2008
- de conclusie van antwoord in reconventie
- de akte van Traffic Web
- het proces-verbaal van comparitie van 9 december 2008.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Traffic Web richt zich, onder meer, op het ontwikkelen en beheren van een netwerk van websites, portals en generieke domeinnamen voor het creëren van eigen webprojecten. Zij heeft een groot aantal merk- en domeinnamen op haar naam geregistreerd.
2.2. Traffic Web heeft op 17 april 2006 de domeinnaam ‘turkey.eu’ op haar naam laten registreren via Vof VIP Website te Nijmegen bij EURid te Brussel. Zij heeft deze registratie verkregen op basis van haar op 30 november 2005 bij het Benelux Bureau voor de Intellectuele Eigendom (BBIE) ingeschreven beeldmerk ‘TU&RKEY’ voor ‘bleekmiddelen’ in klasse 3.
2.3. Op 22 april 2002 heeft de Europese Commissie in Verordening (EG) nr. 733/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 22 april 2002 betreffende de invoering van het .eu-topniveaudomein (hierna: Verordening 733/2002) de randvoorwaarden vastgesteld voor de invoering van het ‘.eu’-topniveaudomein (Top Level Domain: TLD). De verordening 733/2002 bepaalt onder meer dat een binnen de Europese Gemeenschap gevestigde rechtspersoon verantwoordelijk moet zijn voor het bestuur en het beheer van de functie van het register van ‘.eu’-domeinen. Deze rechtspersoon is EURid te Brussel.
2.4. Op 28 april 2004 heeft de Europese Commissie in de Verordening (EG) nr. 874/2004 regels vastgesteld met betrekking tot het overheidsbeleid voor de toepassing en werking van het ‘.eu’-topniveaudomein en de beginselen inzake registratie (hierna: de Verordening 874/2004).
2.5. Voor geschillen met betrekking tot ‘.eu’-domeinnamen heeft de Europese Commissie door EURid een Alternatieve Geschillenregeling laten invoeren (Alternative Dispute Resolution: ADR), met daarin de voorschriften voor de geschillenbeslechting (hierna: de ADR-regels).
2.6. De Republiek Turkije heeft tegen de genoemde registratie van ‘turkey.eu’, via haar te Stuttgart in Duitsland gevestigde consul-generaal Nejat Akcal, die op zijn beurt werd vertegenwoordigd door een te Stuttgart gevestigde advocaat, op 22 oktober 2007 een klacht ingediend bij het ADRcentrum voor geschillenbeslechting eu-domeinen bij het Arbitragehof van de Kamer van Koophandel van de Tjechische Republiek en de Agrarische Kamer van de Tjechische Republiek te Praag (hierna: het Arbitragehof), de aangewezen instantie voor geschillenbeslechting bij ‘.eu’-domeinnamen.
2.7. Het Arbitragehof heeft naar aanleiding van deze klacht bij uitspraak van 31 januari 2008 besloten tot intrekking van de domeinnaam ‘turkey.eu’, omdat er sprake zou zijn van een speculatieve en onrechtmatige registratie, te kwader trouw, door Traffic Web in de zin van artikel 21 van de Verordening 874/2004.
2.8. Ingevolge artikel 22 lid 13 van de Verordening 874/2004 zijn de resultaten van de ADR bindend voor de partijen en het register, tenzij er binnen dertig kalenderdagen na de kennisgeving van het resultaat van de ADR-procedure aan de partijen een gerechtelijke procedure wordt ingeleid. Omdat Traffic Web het niet eens is met de bovengenoemde uitspraak van het Arbitragehof heeft zij binnen de genoemde dertig kalenderdagen de onderhavige procedure aangespannen tegen het Ministerie van Cultuur en Toerisme van de Republiek Turkije.
3. Het geschil
in conventie
3.1. Traffic Web vordert samengevat - een verklaring voor recht:
a) dat de registratie en het gebruik door haar van de domeinnaam ‘turkey.eu’ niet onrechtmatig of speculatief was, in de zin van art. 21 van de Verordening 874/2004, jegens het Ministerie van Cultuur en Toerisme van de Republiek Turkije, noch jegens de Republiek Turkije, noch jegens enige andere instelling van de Republiek Turkije, en
b) dat het Ministerie van Cultuur en Toerisme van de Republiek Turkije, noch de Republiek Turkije, noch enige instelling van de Republiek Turkije, al dan niet op grond van art. 21 van de Verordening 874/2004 en / of op grond van de beslissing van het Arbitragehof van 31 januari 2008, de intrekking of overdracht van die domeinnaam kan vorderen,
het voorgaande met veroordeling van het Ministerie van Cultuur en Toerisme van de Republiek Turkije in de kosten van dit geding.
3.2. Zij legt daaraan, samengevat, het volgende ten grondslag. Het nationale Turkse woord- en beeldmerk ‘TURKEY’ uit 2001, waarop Turkije zich beroept, is geen ‘ouder recht’ in de zin van artikel 21 juncto artikel 10, eerste lid, van de Verordening 874/2004 omdat het geen merk is dat is geregistreerd bij een merkenbureau van één van de lidstaten van de Europese Unie (EU), bij het BBIE of bij het OHIM en ook geen internationaal merk is met bescherming in tenminste één van de lidstaten van de EU. Daarnaast biedt de Verordening 874/2004 naar haar mening geen basis voor de conclusie van het Arbitragehof dat er sprake is van kwade trouw. Zij maakt wettig, commercieel en eerlijk gebruik van de domeinnaam ‘turkey.eu’.
3.3. Het Ministerie van Cultuur en Toerisme van de Republiek Turkije voert verweer. Traffic Web dient naar haar mening niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar vordering omdat deze is ingesteld tegen het Ministerie van Cultuur en Toerisme, terwijl de klacht bij het Arbitragehof is ingediend door de Republiek Turkije, vertegenwoordigd door de consul-generaal van de Republiek Turkije in Stuttgart, die verbonden is aan het Ministerie van Buitenlandse Zaken van de Republiek Turkije. Nu Traffic Web niet binnen 30 dagen een gerechtelijke procedure heeft ingeleid tegen de Republiek Turkije, vertegenwoordigd door het Ministerie van Buitenlandse Zaken van de Republiek Turkije, is de beslissing van het Arbitragehof, waar zij volledig achter staat, definitief. Deze beslissing kan dus ten uitvoer worden gelegd. Voor het geval Traffic Web wel kan worden ontvangen in haar vordering, blijft zij bij haar standpunt dat de Republiek Turkije zich krachtens artikel 21 van de Verordening 874/2004 op basis van haar oudere nationale merkrecht kan verzetten tegen de registratie van ‘turkey.eu’ omdat Traffic Web deze domeinnaam te kwader trouw heeft geregistreerd.
3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.5. Het Ministerie van Cultuur en Toerisme van de Republiek Turkije vordert in reconventie Traffic Web op straffe van een dwangsom te verbieden direct of indirect inbreuk te maken op haar nationale merkrecht ‘TURKEY’ en om de domeinnaam ‘turkey.eu’ nog langer te gebruiken. Ook vordert zij Traffic Web op straffe van een dwangsom te veroordelen om door Traffic Web ondertekende en ingevulde overdrachtsformulieren betreffende die domeinnaam aan haar raadsman toe te zenden. Ten slotte vordert zij een veroordeling van Traffic Web in de kosten van deze procedure in conventie en in reconventie.
3.6. Zij stelt daartoe het volgende. Zij heeft een recht op de domeinnaam ‘turkey.eu’ maar kan deze nog niet laten registreren omdat de Republiek Turkije nog niet als lidstaat van de EU is toegelaten. Om misbruik door derden te voorkomen wenst zij een exploitant binnen de EU aan te wijzen om de domeinnaam te laten registreren.
3.7. Traffic Web voert verweer. De reconventionele vorderingen dienen volgens haar al te worden afgewezen wegens een gebrek aan onderbouwing daarvan, zoals vereist in artikel 21 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv.) en artikel 111, lid 2 sub d Rv. Ook overigens zijn de vorderingen niet toewijsbaar omdat daarvoor elke rechtsgrond ontbreekt.
3.8. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling in conventie
4.1. De vraag die Traffic Web ter beoordeling aan deze rechtbank voorlegt is of de beslissing van 31 januari 2008 van het Arbitragehof stand kan houden. Naar haar mening is dat niet het geval.
4.2. Artikel B1(b)(14) van de toepasselijke ADR-regels bepaalt dat de klager in een ADR-procedure zich – samengevat – zal onderwerpen aan ‘Mutual Jurisdiction’, te weten ofwel het gerecht van de plaats van de hoofdvestiging van de entiteit die de betwiste ‘.eu’-domeinnaam voor de ‘.eu’-domeinnaamhouder heeft geregistreerd (‘Registrar’ of ‘Registrator’) ofwel aan het gerecht van de woonplaats van de domeinnaamhouder.
In beide gevallen diende de klager zich in dit geval dus te onderwerpen aan de rechtsmacht van de Nederlandse rechter.
De Arnhemse rechtbank is relatief bevoegd, gelet op de vestigingsplaats van de ‘Registrar’ Vof VIP Website in dit arrondissement.
4.3. Het Ministerie van Cultuur en Toerisme van de Republiek Turkije stelt zich op het standpunt dat Traffic Web niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vorderingen omdat het Ministerie van Cultuur en Toerisme geen partij was in de ADR-procedure. De Republiek Turkije was in die procedure namelijk vertegenwoordigd door de consul-generaal Nejat Akcal, werkzaam bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Traffic Web had dus de Republiek Turkije, vertegenwoordigd door het Ministerie van Buitenlandse Zaken, moeten dagvaarden. De Republiek Turkije kan als zodanig niet als procespartij optreden in een gerechtelijke civiele procedure, maar moet daarbij altijd vertegenwoordigd worden door een ministerie, aldus het Ministerie van Cultuur en Toerisme van de Republiek Turkije.
4.4. Traffic Web betoogt dat zij de Republiek Turkije, die als zodanig is vermeld als klager in de ADR-procedure, had willen dagvaarden maar dat zij van mevrouw [medewerker], ‘legal counsellor’ bij de Turkse ambassade in Den Haag, heeft vernomen dat zij alleen een ministerie kon dagvaarden en dat dat in dit geval het Ministerie van Cultuur en Toerisme moest zijn. Blijkens productie 16 heeft mevrouw [medewerker] haar de contactgegevens van dat ministerie gemaild. Naar de mening van Traffic Web is de keuze voor het Ministerie van Cultuur en Toerisme van de Republiek Turkije bovendien niet onlogisch, nu het nationale Turkse beeldmerk ‘TURKEY’, waarop de Republiek Turkije zich in de ADR-procedure beroept, staat geregistreerd op naam van dit ministerie.
4.5. Het Ministerie van Cultuur en Toerisme van de Republiek Turkije betwist dat mevrouw [medewerker] van de Turkse ambassade Traffic Web geadviseerd zou hebben haar te dagvaarden. Zij heeft van mevrouw [medewerker] van de ambassade vernomen dat aan Traffic Web geadviseerd zou zijn zelf te kiezen welk ministerie zij zou moeten dagvaarden en dat slechts op verzoek van Traffic Web de gegevens van het Ministerie van Cultuur en Toerisme zijn toegezonden.
4.6. De rechtbank overweegt hierover het volgende. Op grond van artikel 22 lid 13 van de Verordening 874/2004 had Traffic Web deze procedure dienen in te leiden tegen dezelfde partij die betrokken was in de arbitrageprocedure. Het is de Republiek Turkije die als zodanig in de klacht bij de ADR-procedure bij het Arbitragehof als klager is aangegeven. De klager geeft ook de volgende omschrijving van zichzelf: “De klager is een wereldwijd bekend land met een oppervlakte van bijna 800 km2 en meer dan 70 miljoen inwoners.(…)”. Traffic Web had dus de Republiek Turkije moeten dagvaarden. Dat de Republiek Turkije zich in de arbitrageprocedure heeft laten vertegenwoordigen door het Ministerie van Buitenlandse Zaken doet aan het voorgaande niet af. Dit betreft slechts de kwestie van vertegenwoordiging en verandert niet dat de Republiek Turkije in die procedure partij was.
4.7. Het standpunt van Traffic Web dat zij de Republiek Turkije niet als zodanig kon dagvaarden gaat niet op. Uit het indienen van de klacht kan worden afgeleid dat de Republiek Turkije de privaatrechtelijke capaciteit bezit om in rechte op te treden als eiseres in de ‘.eu’-arbitrageprocedure. De Republiek Turkije werd bij het indienen van de klacht bij het Arbitragehof vertegenwoordigd door haar consul-generaal in Stuttgart en deze was onmiskenbaar internationaalrechtelijk bevoegd om haar aldaar te vertegenwoordigen. Door de klacht in te dienen namens de Republiek Turkije heeft deze haar impliciet bevoegd verklaard om de klacht in te dienen en daarmee heeft de Republiek Turkije een privaatrechtelijke handeling ondernomen waarvoor zij ook in een Nederlands gerecht kan worden aangesproken. Naar internationaal recht is algemeen aanvaard dat een land als de Republiek Turkije internationaal kan worden aangemerkt als de drager van rechten en verplichtingen en dat zodanige internationaalrechtelijke rechtssubjecten ook in privaatrechtelijke capaciteit kunnen optreden en daarmee kunnen handelen op dezelfde wijze als een privaatrechtelijk rechtspersoon dat kan.
4.8. Traffic Web had dus in deze gerechtelijke procedure, waarin zij de uitspraak van het Arbitragehof ongedaan wil laten maken, de Republiek Turkije moeten dagvaarden. Dit is naar het oordeel van de rechtbank alleen anders indien aan de Republiek Turkije moet worden toegerekend dat Traffic Web de verkeerde partij heeft gedagvaard, omdat een bevoegd vertegenwoordiger van het Ministerie van Buitenlandse Zaken van de Republiek Turkije Traffic Web het advies heeft gegeven om in dit geval het Ministerie van Cultuur en Toerisme te dagvaarden. In dat geval kunnen de mededelingen van de Turkse ambassade worden geacht te zijn gedaan namens de Republiek Turkije.
4.9. Nu Traffic Web zich beroept op de voorlichting door mevrouw [medewerker] van de Turkse ambassade te Den Haag, zal de rechtbank, op grond van artikel 150 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv.), Traffic Web opdragen om te bewijzen dat mevrouw [medewerker] als bevoegd vertegenwoordiger van het Turkse Ministerie van Buitenlandse Zaken haar heeft geadviseerd om in dit geval het Ministerie van Cultuur en Toerisme te dagvaarden. Indien Traffic Web slaagt in dit bewijs, dan kan zij worden ontvangen in haar vorderingen. Indien Traffic Web niet slaagt in het aan haar op te dragen bewijs, zal zij in haar vorderingen niet-ontvankelijk moeten worden verklaard.
4.10. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
5. De beoordeling in reconventie
5.1. Iedere beslissing zal, in afwachting van het resultaat van de bewijsopdracht in conventie, worden aangehouden.
6. De beslissing
De rechtbank
in conventie
6.1. draagt Traffic Web op te bewijzen dat mevrouw [medewerker], als bevoegd vertegenwoordiger van het Ministerie van Buitenlandse Zaken van de Republiek Turkije, Traffic Web heeft geadviseerd om in dit geval het Ministerie van Cultuur en Toerisme van de Republiek Turkije dagvaarden,
6.2. bepaalt dat, indien Traffic Web het bewijs door middel van getuigen wil leveren, het getuigenverhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van mr. N.W. Huijgen in het paleis van justitie te Arnhem aan de Walburgstraat 2-4 op 24 maart 2009 van 13.00 uur tot 17.00 uur,
6.3. bepaalt dat Traffic Web binnen twee weken na de datum van dit vonnis schriftelijk aan de rechtbank -ter attentie van de enquêtegriffie van de sector civiel (e-mail: rc.civiel.rb.arnhem@rechtspraak.nl)- en aan de wederpartij moet berichten of hij bewijs door getuigen wil leveren en zo ja, onder opgave van het aantal en de namen van de te horen getuigen,
6.4. bepaalt dat de partij die op genoemd tijdstip niet kan verschijnen, binnen twee weken na de datum van dit vonnis schriftelijk en gemotiveerd aan de rechtbank -ter attentie van de enquêtegriffie van de sector civiel (e-mail: rc.civiel.rb.arnhem@rechtspraak.nl)
- om een nadere dag- en uurbepaling dient te vragen onder opgave van het aantal en de namen van de te horen getuigen en de verhinderdata van alle partijen in de drie maanden volgend op genoemde datum,
6.5. bepaalt dat alle partijen uiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor alle bewijsstukken die zij nog in het geding willen brengen aan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,
6.6. houdt iedere verdere beslissing aan,
in reconventie
6.7. houdt iedere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.W. Huijgen en in het openbaar uitgesproken op 21 januari 2009.
Coll. ES