Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BH3183

Datum uitspraak2008-12-18
Datum gepubliceerd2009-02-18
RechtsgebiedFaillissement
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Rotterdam
Zaaknummers317913 / FT RK 08-574
Statusgepubliceerd


Indicatie

Art. 67 jo. 40 Fw; maatstaf. In dit hoger beroep moet beoordeeld worden of de rechter-commissaris de bestreden beschikking, waarbij de curator is gemachtigd het dienstverband met onder anderen Diah op te zeggen, terecht en op goede gronden heeft gegeven. Daarbij moet worden bezien of met het voorgenomen ontslag alle aan de curator toevertrouwde belangen, waarbij de belangen van de schuldeisers een prominente plaats innemen, naar behoren worden gediend.


Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM Sector civiel recht Zaak-/rekestnummer: 317913 / FT RK 08-574 Insolventienummer: 08/453 F Uitspraak: 18 december 2008 Beschikking van de meervoudige kamer op het hoger beroep van: [persoon 1], wonende te [adres], [postcode] [woonplaats], hierna te noemen: [persoon 1], procederend in persoon, tegen de hierna te noemen beschikking van de rechter-commissaris mr. W.E. Merens, hierna te noemen: de rechter-commissaris, van 23 september 2008 in het faillissement van: [gefailleerde], gevestigd te Hellevoetsluis, hierna te noemen: gefailleerde, curator: mr. J.G. Princen, hierna te noemen: de curator. 1 De procedure 1.1 Bij vonnis van 23 september 2008 is gefailleerde in staat van faillissement verklaard, met benoeming van de rechter-commissaris als zodanig en met aanstelling van de curator als zodanig. 1.2 Op 23 september 2008 heeft de rechter-commissaris de curator op grond van artikel 40 van de Faillissementswet (hierna: Fw) machtiging verleend om alle werknemers van gefailleerde, onder wie [persoon 1], te ontslaan. 1.3 De curator heeft zowel per gewone brief van 23 september 2008 als per aangetekende brief van 24 september 2008 de arbeidsovereenkomst van [persoon 1] met gefailleerde opgezegd met inachtneming van een opzegtermijn van zes weken. 1.4 Op 29 september 2008 heeft de curator de brief van [persoon 1] d.d. 25 september 2008 per fax aan de rechter-commissaris doorgezonden. In die brief geeft [persoon 1] de curator te kennen dat zij protest aantekent tegen haar ontslag en de daarbij gehanteerde opzegtermijn. 1.5 De mondelinge behandeling van het hoger beroep heeft op 17 november 2008 plaatsgevonden. [persoon 1] is, hoewel zij daartoe behoorlijk was opgeroepen, niet verschenen. De curator heeft ter zitting zijn standpunt nader toegelicht. 1.6 De rechtbank heeft de uitspraak in hoger beroep bepaald op heden. 2 De beoordeling 2.1 De rechtbank heeft de hiervoor bedoelde brief van [persoon 1] van 25 september 2008, aangemerkt als een beroepschrift in de zin van artikel 67 Fw. De rechtbank heeft die brief op 29 september 2008 ontvangen. Aannemelijk is dat [persoon 1] niet eerder dan op 24 september 2008 kennis heeft kunnen nemen van de ontslagbrief van de curator – en daarmee van de door de rechter-commissaris gegeven machtiging. Het hoger beroep moet dan ook als tijdig, te weten binnen vijf dagen na kennisneming van die machtiging, ingesteld worden aangemerkt. 2.2 In dit hoger beroep moet beoordeeld worden of de rechter-commissaris de bestreden beschikking waarbij de curator is gemachtigd het dienstverband met onder anderen [persoon 1] op te zeggen, terecht en op goede gronden heeft gegeven. Daarbij moet worden bezien of met het voorgenomen ontslag alle aan de curator toevertrouwde belangen, waarbij de belangen van de schuldeisers een prominente plaats innemen, naar behoren worden gediend. 2.3 Met hetgeen de curator ter zitting heeft aangevoerd en hetgeen blijkt uit het faillissementsdossier is voldoende aannemelijk geworden dat voortzetting van het dienstverband niet in het belang van de boedel was, nu gefailleerde na overdracht van haar onderneming geen activiteiten meer ontplooide en er geen middelen resteerden voor doorbetaling van loon. Er is dan ook geen reden om aan te nemen dat de rechter-commissaris ten onrechte of op niet toereikende gronden een machtiging tot opzegging van de arbeidsovereenkomst met onder anderen [persoon 1] heeft gegeven. 2.4 De klacht dat een te korte ontslagtermijn in acht is genomen kan [persoon 1] niet baten. Artikel 40 Fw biedt ingeval van faillissement de mogelijkheid bij opzegging van een dienstbetrekking een termijn van ten hoogte zes weken in acht te nemen. Daarbij kan dus worden afgeweken van opzegtermijnen die gewoonlijk gelden. Nu de curator door de rechter-commissaris is gemachtigd het dienstverband met de werknemers van gefailleerde op de voet van artikel 40 Fw op te zeggen – waarnaar de curator heeft gehandeld, ook wat betreft de gehanteerde opzegtermijn – is er geen sprake van een machtiging tot ontslag op een te korte termijn. De klacht van [persoon 1] mist daarom feitelijke grond. 2.5 Ook overigens is er geen reden om aan te nemen dat de bestreden beschikking niet terecht dan wel niet op goede gronden is gegeven. De rechtbank zal deze dan ook bekrachtigen. 3 De beslissing De rechtbank, bekrachtigt de beschikking van de rechter-commissaris d.d. 23 september 2008. Deze beschikking is gegeven door mrs. A.J.P. van Essen, N. Doorduijn en H.W. Vogels, in tegenwoordigheid van I. Tillema, griffier, en uitgesproken in het openbaar. 625/1954/1876/196