Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BH2846

Datum uitspraak2008-01-17
Datum gepubliceerd2009-02-13
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Arnhem
Zaaknummers06/3072
Statusgepubliceerd


Indicatie

Artikel 4 AWR. Woonplaats. Navordering en boete. Eiser verblijft een gedeelte van het jaar in Nederland en een gedeelte van het jaar in Zwitserland. De rechtbank is van oordeel dat het duurzame middelpunt van eisers persoonlijke levensbelangen zich in Nederland bevindt. De rechtbank kent hierbij doorslaggevende betekenis toe aan de zakelijke betrekkingen van eiser. Voor de toepassing van het belastingverdrag tussen Nederland en Zwitserland is eiser inwoner van Nederland. De boete vervalt omdat de rechtbank eisers standpunt dat hij inwoner is van Zwitserland pleitbaar acht.


Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer Procedurenummer: AWB 06/3072 IB Uitspraakdatum: 17 januari 2008 Uitspraak als bedoeld in artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen [X], verblijvende te [Z] (Zwitserland), eiser, en de inspecteur van de Belastingdienst[te P], verweerder. 1. Ontstaan en loop van het geding Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2000 een aanslag (aanslagnummer [H.06]) inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen van f 30.892.608 (€ 14.018.454), alsmede bij beschikking een vergrijpboete van f 2.203.710 (€ 1.000.000). Hierbij is aan eiser bij beschikking tevens een bedrag van f 277.234 (€ 125.803) aan heffingsrente in rekening gebracht. Verweerder heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 13 april 2006 de aanslag, de boetebeschikking en de beschikking heffingsrente gehandhaafd. Eiser heeft daartegen bij faxbericht van 23 mei 2006, ontvangen bij de rechtbank op diezelfde dag, beroep ingesteld. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 december 2007 te Arnhem. Eiser is daar vertegenwoordigd door mr. [A], advocaat te [Q], bijgestaan door mw. mr. [B] en mr. [C]. Namens verweerder zijn verschenen drs. [D], mr. [E] en mr. [F] Gemachtigde heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen. Een kopie van deze pleitnota is overgelegd aan de rechtbank en aan verweerder. 2. Feiten Eiser is geboren op 17 januari 1927 en was directeur van een groot bouwbedrijf. Hij is sedert 1992 gepensioneerd. Per 29 december 1992 heeft eiser zich uit het bevolkingsregister van de gemeente [P] laten uitschrijven. Per die datum heeft hij zich in de gemeente [Z] te Zwitserland laten inschrijven. Eiser en zijn echtgenote hebben de Nederlandse nationaliteit. In Zwitserland bezitten zij een zogenoemde permanente verblijfsvergunning Ausländerausweis C. Eiser heeft een Zwitsers testament laten opstellen. Eiser heeft in [P] een appartement tot zijn beschikking. Dit appartement is in 1991 gekocht voor f 800.000. In 1992 heeft eiser de bloot eigendom van dit appartement overgedragen aan zijn kinderen en zelf het levenslang recht van vruchtgebruik voorbehouden. In 1992 is de waarde van het bloot eigendom gewaardeerd op f 340.000 en de waarde van het vruchtgebruik op f 660.000. Daarnaast beschikt eiser in [Z] over een appartement. De stichtingskosten daarvan hebben f 3.000.000 bedragen. De vier kinderen van eiser alsmede de kleinkinderen wonen in Nederland. Eisers kinderen zijn eigenaar van een eigen appartement in [Z]. Eiser heeft in de periode 1999-2001 gemiddeld zes maanden in Zwitserland en vier maanden in Nederland doorgebracht. Eisers echtgenote heeft in die periode gemiddeld vijf maanden in Zwitserland en vijf maanden in Nederland verbleven. De overige maanden verbleven zij elders. De maanden december en januari worden vanwege de feestdagen en eisers verjaardag in Nederland doorgebracht. Ook de verjaardag van eisers echtgenote wordt doorgaans in Nederland gevierd. Eiser heeft in zijn Zwitserse appartement in de periode 1997-2001 gemiddeld circa 9200 kwh per jaar aan elektriciteit verbruikt. Het elektriciteitsverbruik in zijn Nederlandse appartement ligt tussen de 6900 en 10.000 kwh per jaar. Het gasverbruik in Nederland is tussen de 2800 en 4000 m3 per jaar, waardoor men volgens de criteria van de NUON kwalificeert als grootverbruiker. Het waterverbruik in Nederland is tussen 88 en 147 m3 per jaar, waardoor men volgens de criteria van de NUON kwalificeert als grootverbruiker. Eiser betaalt voor het appartement in [P] omroep- en kabeltelevisiebijdrage. Verder had eiser tot 2001 abonnementen op twee kranten en een aantal tijdschriften. Deze kranten en tijdschriften werden bezorgd in [P]. Eiser heeft in Nederland een personenauto ter beschikking die hoofdzakelijk in Nederland wordt gebruikt. In de periode van 1 november 2001 tot 1 oktober 2002 is hiermee 2962 kilometer gereden. Verder heeft eiser nog de beschikking over een tweede personenauto die hoofdzakelijk in Zwitserland wordt gebruikt. Per ultimo 2000 bedroeg de kilometerstand van deze auto 5945 kilometer. Eiser beschikt verder nog over een derde personenauto waarmee vooral tussen Nederland en Zwitserland wordt gereden. Per ultimo 2000 bedroeg de kilometerstand van deze auto 14.051 kilometer. Eiser en zijn echtgenote bezoeken elk jaar een kerstnachtmis in een kerk te [P]. Eiser is in 1927 in deze kerk gedoopt. Jaarlijks maakt hij gelden over aan deze kerk. Eisers echtgenote bezoekt soms een kerk in Zwitserland. Eiser en zijn echtgenote bezoeken jaarlijks het Lions nieuwjaarsconcert in Nederland. Eiser verstrekt in Nederland aan diverse organisaties giften. De giften die eiser in Zwitserland verstrekt, worden contant betaald. Eiser heeft in Nederland een inboedelverzekering, WA-verzekering en autoverzekering afgesloten. In Zwitserland heeft hij een inboedelverzekering, twee autoverzekeringen en een bootverzekering afgesloten. De verzekerde waarde van de schilderijen in Nederland is hoger dan de verzekerde waarde van de kunst in Zwitserland. Eiser en zijn echtgenote hebben een ziektekostenverzekering met werelddekking bij een Nederlandse verzekeraar. Zowel in Nederland als Zwitserland bezoeken eiser en zijn echtgenote medische instellingen. Eiser heeft zijn tandarts te [R] (Duitsland), zijn echtgenote bezoekt een tandarts in Nederland. De uitgaven voor ziektekosten zijn in de periode 1997-2000 in Zwitserland hoger dan in Nederland. In 2000 en 2001 ontlopen de consumptieve bestedingen in Nederland en Zwitserland elkaar niet in belangrijke mate. Eiser boekt zijn reizen zowel bij [G] te [P] als te [S]. De vliegvakanties vangen zowel in Nederland als Zwitserland aan. Eiser heeft zowel in Nederland als Zwitserland een bescheiden vrienden- en kennissenkring. Zijn echtgenote onderhoudt nog sociale contacten in Nederland. In Zwitserland onderhoudt eiser onder meer contacten met zijn notaris en zijn huisarts. Eiser en zijn echtgenote ontvangen een AOW-uitkering. Eiser was tot 3 februari 2000 enig aandeelhouder van [H] B.V. Van deze in 1977 naar Nederlands recht opgerichte vennootschap wordt de directie sedert 1992 gevoerd door [I] Trust te [T], Curaçao. Op 3 februari 2000 heeft eiser de aandelen verkocht aan [I] Trust. Verweerder heeft de daarbij gerealiseerde winst uit aanmerkelijk belang ad f 27.557.674 in de Nederlandse belastingheffing betrokken. Eiser heeft op 3 februari 2000 alle aandelen in [J] N.V. gekocht van [H] B.V. Van deze door [H] B.V. in 1999 naar Antilliaans recht opgerichte naamloze vennootschap wordt de directie eveneens gevoerd door [I] Trust te Curaçao. In [J] N.V. zijn de activa ingebracht die voorheen in [H] B.V. zaten, namelijk: - een effectenportefeuille die wordt aangehouden bij [I] Bank Curaçao (ad € 1,3 miljoen), - een effectenportefeuille die wordt aangehouden bij Banca Commerciale [S] (ad € 3,2 miljoen), - een vordering op Beheermaatschappij [K] B.V. (ad € 14,5 miljoen), - hypothecaire leningen verstrekt aan eisers kinderen (ad € 1,8 miljoen) en - een rekening-courantvordering op eiser (ad € 2,2 miljoen). Eiser neemt in Nederland deel in de maatschap [L], door middel waarvan hij tezamen met andere participanten belegt in een winkelcentrum. Eiser is enig bestuurder van de volgende in Nederland gevestigde stichtingen: - Stichting administratiekantoor Beheermaatschappij [K], - Stichting administratiekantoor Pensioenfonds [X], en - Stichting administratiekantoor [X]. Eerstgenoemde stichting houdt alle aandelen in de houdstervennootschap Beheermaatschappij [K] B.V. De certificaten van aandelen zijn in handen van de kinderen van eiser. Beheermaatschappij [K] B.V. heeft een schuld van circa € 14,5 miljoen aan [J] N.V. Deze schuld houdt verband met de overdracht van alle bedrijfsactiviteiten - die zijn ondergebracht in verschillende dochtermaatschappijen - in 1992 van [H] B.V. aan Beheermaatschappij [K] B.V. Eiser bezoekt jaarlijks namens Stichting administratiekantoor Beheermaatschappij [K] de vergadering van aandeelhouders. Deze vergadering wordt gecombineerd met de halfjaarlijkse vergadering van de certificaathouders van deze stichting. Namens eiser is ter zitting verklaard dat in 2004 door de Zwitserse belastingautoriteit is goedgekeurd dat eiser vanaf 1993 in aanmerking komt voor een zogenoemde Pauschal- Besteuerung. Dit betreft volgens gemachtigde een forfaitaire belastingheffing voor vermogende ingezetenen die niet de Zwitserse nationaliteit bezitten, en die geen professionele activiteiten meer beoefenen. 3. Geschil In geschil is of de woonplaats van eiser in 2000 in Nederland is gelegen. Indien deze vraag bevestigend wordt beantwoord, is niet in geschil dat verweerder terecht het belastbaar inkomen op f 30.892.608 heeft gesteld. Verder is nog in geschil of de vergrijpboete terecht is opgelegd. 4. Beoordeling van het geschil Naar Nederlands nationaal recht wordt volgens artikel 4 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) naar omstandigheden beoordeeld waar iemand woont. Een natuurlijk persoon heeft zijn woonplaats in Nederland, indien hij een duurzame betrekking van persoonlijke aard met Nederland heeft. Bepalend daarbij is of uit uiterlijke omstandigheden blijkt dat de banden van de belastingplichtige met Nederland voldoende sterk zijn om te kunnen aannemen dat hij hier te lande het duurzame middelpunt van zijn persoonlijke levensbelangen heeft. Daarbij zijn onder meer van belang de familiale en/of vriendschappelijke betrekkingen, de zakelijke betrekkingen, bezittingen, politieke, culturele en/of andere activiteiten, plaats van zakendoen en de plaats van de financiële administratie. Verweerder heeft eiser als binnenlands belastingplichtig aangemerkt. Eiser heeft dit gemotiveerd betwist. Alsdan is het aan verweerder om aannemelijk te maken dat het duurzame middelpunt van eisers persoonlijke levensbelangen zich in Nederland bevindt. De verschillende feiten en omstandigheden in onderlinge samenhang beoordelend, is verweerder naar het oordeel van de rechtbank in dit bewijs geslaagd. Voor de beoordeling van eisers woonplaats in de zin van artikel 4 AWR hebben name het element van de tijdsperiode die werd doorgebracht in beide landen - in Zwitserland gemiddeld zes maanden, in Nederland gemiddeld vier maanden - en het element van de zakelijke betrekkingen enig onderscheidend vermogen. De overige elementen zijn onvoldoende onderscheidend van karakter om van doorslaggevende betekenis te zijn voor de beoordeling van eisers woonplaats. De rechtbank laat in dit geval het element van de zakelijke betrekkingen zwaarder wegen dan het feit dat eiser gemiddeld twee maanden per jaar langer in Zwitserland verblijft dan in Nederland. Wat betreft de zakelijke betrekkingen hecht de rechtbank vooral belang aan het feit dat eiser enig bestuurder is van Stichting administratiekantoor Beheermaatschappij [K]. Deze stichting heeft de juridische eigendom van de aandelen in Beheermaatschappij [K] B.V., terwijl certificaten van aandelen - waaraan het economische belang van de aandelen is verbonden - zijn uitgegeven aan de kinderen van eiser. Dit brengt mee dat de zeggenschap ten aanzien van de aandelen in Beheermaatschappij [K] B.V. bij de stichting berust. Eiser bezit in zijn hoedanigheid van enig bestuurder van de stichting derhalve de volledige zeggenschap over de aandelen in Beheermaatschappij [K] B.V. Deze vennootschap fungeert als houdstermaatschappij van diverse dochtermaatschappijen waarin een feitelijk onderneming wordt uitgeoefend. Daarnaast heeft eisers vennootschap [J] N.V. een vordering van circa € 14,5 miljoen op Beheermaatschappij [K] B.V., zodat eiser ook een economisch belang heeft bij laatstgenoemde vennootschap. De rechtbank laat met name deze zakelijke betrekkingen met de in Nederland gevestigde Beheermaatschappij [K] B.V. zwaar wegen. Hierbij acht de rechtbank van minder belang in welke mate eiser zijn zeggenschap daadwerkelijk uitoefent. Ter zake van de toepassing van het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Zwitserse Bondsstaat ter voorkoming van dubbele belasting op het gebied van belastingen van het inkomen en van het vermogen (hierna: het Verdrag) overweegt de rechtbank als volgt. Artikel 2, tweede en derde lid, van het Verdrag luiden als volgt: 2. Een natuurlijk persoon heeft zijn woonplaats, in de zin van dit Verdrag, ter plaatse waar hij een duurzame woongelegenheid heeft. Indien er verschillende dergelijke plaatsen bestaan, wordt als woonplaats beschouwd de plaats, waarmede de persoonlijke betrekkingen het nauwst zijn (middelpunt van levensbelangen). Indien het niet mogelijk is overeenstemming te verkrijgen omtrent het middelpunt van de levensbelangen, wordt de woonplaats bepaald volgens het derde lid. 3. Indien een natuurlijk persoon in geen van beide Staten een blijvende woongelegenheid heeft, wordt hij geacht daar zijn woonplaats te hebben waar hij duurzaam verblijft. Iemand verblijft duurzaam in de zin van deze bepaling, daar waar hij verblijft onder omstandigheden, waaruit de bedoeling van af te leiden om ter plaatse niet slechts tijdelijk te vertoeven. Indien een natuurlijk persoon in die zin in geen van beide Staten duurzaam verblijft, wordt hij geacht zijn woonplaats te hebben in die Staat, waarvan hij de nationaliteit bezit, mits de wetgeving van die Staat hem krachtens zijn woonplaats aan de directe belastingen onderwerpt. Indien een natuurlijk persoon ingevolge de vorenstaande bepalingen in beide Staten woonplaats heeft, zullen de hoogste administratieve autoriteiten zich te dezer zake in elk bijzonder geval verstaan. Tussen partijen is niet in geschil dat eiser zowel in Nederland als Zwitserland een duurzame woongelegenheid tot zijn beschikking heeft. Alsdan dient te worden onderzocht met welk land eisers persoonlijke betrekkingen het nauwst zijn (middelpunt van de levensbelangen). Dit criterium is nagenoeg gelijkluidend aan de toets voor de beoordeling van de woonplaats in de zin van artikel 4 AWR. In dat verband heeft de rechtbank hiervoor geoordeeld dat het duurzame middelpunt van eisers persoonlijke levensbelangen zich in Nederland bevindt. Dit brengt mee dat ook voor de toepassing van het Verdrag moet worden aangenomen dat eisers middelpunt van levensbelangen zich in Nederland bevindt. Gelet op het vorenstaande is eiser in het jaar 2000 ook voor de toepassing van het Verdrag inwoner van Nederland. Verweerder heeft mitsdien terecht een bedrag van f 30.892.608 in de Nederlandse belastingheffing betrokken. Eiser heeft voorts als grief naar voren gebracht dat de uitspraak op het bezwaarschrift niet berust op een deugdelijke motivering doordat - kort gezegd - daarin niet bepaaldelijk op de door hem geformuleerde bezwaren is ingegaan, en die uitspraak daarom niet in stand kan blijven. Die grief faalt. Nu in beroep wel bepaaldelijk op eisers bezwaren is ingegaan, heeft eiser geen belang bij een nieuwe behandeling van zijn bezwaar. Er is derhalve geen reden voor vernietiging van de uitspraak (vgl. HR 21 februari 2003, BNB 2003/247). Vergrijpboete Eiser heeft onder meer betoogd dat sprake is van een pleitbaar standpunt en dat de inspecteur om die reden geen vergrijpboete kan opleggen. Dit betoog slaagt. Eisers opvatting dat hij in Zwitserland woonachtig is acht de rechtbank in het licht van de feiten - waaronder een duurzame woongelegenheid in Zwitserland, de tijdsduur die in Zwitserland werd doorgebracht en de betrekkingen aldaar - in redelijkheid alleszins verdedigbaar. Dit betekent dat de vergrijpboete dient te vervallen. Nu het gaat om een pleitbaar standpunt is, anders dan verweerder betoogt, geen sprake geweest van kwade trouw zijdens eiser. 5. Proceskosten De rechtbank vindt aan¬lei¬ding verweerder te veroordelen in de kos¬ten die eiser in verband met de behande¬ling van het beroep redelij¬kerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 966 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 322 en een wegingsfactor 1,5). Voor een vergoeding voor de kosten van de bezwaarprocedure bestaat geen aanleiding, nu uit het dossier niet is gebleken dat tijdens de bezwaarfase is verzocht om een proceskostenvergoeding. 6. Beslissing De rechtbank: - verklaart het beroep inzake de aanslag ongegrond; - verklaart het beroep inzake de boete gegrond; - vernietigt de uitspraak op bezwaar inzake de boete; - vernietigt de boetebeschikking en bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak; - veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser ten bedrage van € 966, en wijst de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) aan dit bedrag aan eiser te voldoen; - gelast dat de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) het door eiser betaalde griffierecht van € 38 vergoedt. Deze uitspraak is gedaan en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. A.J.H. van Suilen, voorzitter, mr. J.J. Catsburg en mr. A.M.F. Geerling, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.H. Gudden, griffier, op 17 januari 2008 . De griffier, De voorzitter, Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Arnhem (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem. Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen: 1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd; 2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener; b. een dagtekening; c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld; d. de gronden van het hoger beroep.