Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BH2774

Datum uitspraak2009-02-12
Datum gepubliceerd2009-02-12
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers21-004343/06
Statusgepubliceerd


Indicatie

Oplichting (beleggingsfraude), overtreding van de Wet toezicht kredietwezen 1992, overtreding van de Wet toezicht effectenverkeer 1995, al deze feiten begaan door rechtspersonen, terwijl verdachte feitelijk leiding heeft gegeven, en deelneming aan een criminele organisatie, 4 jaar en 6 maanden gevangenisstraf. Namens verdachte is het verweer gevoerd dat er geen sprake was van de bedoeling om op te lichten, dat hij (over een deel van de delictsperiode) geen feitelijk leidinggever was en dat er geen sprake was van een criminele organisatie. Voorts is het verweer gevoerd dat niet bewust voldaan was aan de verplichtingen van de Wet toezicht effectenverkeer 1995 en de Wet toezicht kredietwezen 1992. De verweren worden door het hof verworpen. Uit de bewijsmiddelen is af te leiden dat verdachte reeds bij het binnenhalen van de te beleggen gelden niet van plan moet zijn geweest beleggingen te doen zoals aan de inleggers is voorgespiegeld. Voorts merkt het hof het conglomeraat, dat bestond uit natuurlijke personen die zich in een gestructureerd en duurzaam verband bezig hielden met de in de bewezenverklaring genoemde strafbare feiten, aan als een criminele organisatie in de zin van artikel 140 Sr. Ten aanzien van de Wet toezicht effectenverkeer 1995 en de Wet toezicht kredietwezen 1992 acht het hof verdachte voor de periode vanaf 1 mei 2001 niet strafbaar wegens verontschuldigbare rechtsdwaling.


Uitspraak

Parketnummer: 21-004343-06 Uitspraak d.d.: 12 februari 2009 TEGENSPRAAK Gerechtshof Arnhem meervoudige kamer voor strafzaken Arrest gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Zutphen van 18 oktober 2006 in de strafzaak tegen [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], wonende te [woonplaats], [adres] Het hoger beroep De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld. Onderzoek van de zaak Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 9 mei 2007, 18 juli 2007, 24 oktober 2007, 13 december 2007, 23 april 2008 en 29 januari 2009 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr K.A. Krikke, naar voren is gebracht. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het gerechtshof het vonnis van de rechtbank zal vernietigen en opnieuw rechtdoende de verdachte ten aanzien van het onder 1 primair, het onder 2 primair, het onder 3, het onder 4 primair en het onder 5 primair tenlastegelegde zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaar. Voorts heeft hij gevorderd de vorderingen van de benadeelde partijen niet-ontvankelijk te verklaren. Omvang van het hoger beroep Door verdachte is ter terechtzitting verklaard dat hij geen rechtsmiddel heeft willen instellen tegen dat deel van het vonnis waarvan beroep waarbij hij van het onder 6 tenlastegelegde werd vrijgesproken. Het hoger beroep van verdachte blijft daarom beperkt tot dat deel van het vonnis waarvan beroep waarbij verdachte ter zake van het onder 1 primair, 2 primair, 3, 4 primair en 5 primair tenlastegelegde werd veroordeeld. Het vonnis waarvan beroep Het hof zal het vonnis waarvan beroep voor zover het aan zijn oordeel is onderworpen, vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing en strafoplegging komt. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen. De tenlastelegging Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van de rechtbank van 6 oktober 2006 is gewijzigd is aan de verdachte ten laste gelegd dat: 1. dat [rechtspersoon 1] en/of één of meer aan [rechtspersoon 1] gelieerde rechtspersonen, in elk geval een rechtspersoon, op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 mei 1998 tot en met 2 oktober 2003 in de gemeente(n) Groenlo en/of Winterswijk en/of (elders) in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, een of meer van de hieronder genoemde perso(o)n(en), en/of een of meer (andere) perso(o)n(en) (hierna te noemen "beleggers") , heeft/hebben bewogen tot de afgifte van een hieronder genoemde hoeveelheid geld, althans een geldbedrag en in elk geval van enig goed en/of tot het ter beschikking stellen van gegevens met geldswaarde in het handelsverkeer en/of tot het aangaan van een schuld en/of tot het teniet doen van een inschuld, hierin bestaande dat [rechtspersoon 1] en/of één of meer aan [rechtspersoon 1] gelieerde rechtspersonen,in elk geval een rechtspersoon, (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid -heeft/hebben voorgewend dat de door [rechtspersoon 1] en/of één of meer aan [rechtspersoon 1] gelieerde rechtspersonen, in elk geval een rechtspersoon ontvangen gelden van de beleggers zouden worden belegd in bosbouw en/of in onroerend goed en/of (die) bosbouw, (dat) onroerend goed in eigendom had(den) en/of in andere financiële producten en/of -zich heeft/hebben voorgedaan als een legale en/of solide beleggingsinstelling en/of legale en/of solide kredietinstelling en/of -heeft/hebben voorgewend dat middels (een) contract(en) en/of overeenkomst(en) het recht van vruchtgebruik op geplante en/of in de toekomst te planten bomen zal/zullen worden verleend en/of overgedragen aan kopers -(maandelijkse) (beleggings)rendementen, lagere, gunstigere (woon)lasten en/of hypothecaire zekerheid en/of teruggaaf van het ingelegde geld heeft/hebben aangeboden en/of heeft/hebben gegarandeerd waardoor de beleggers werden bewogen tot bovengenoemde afgifte en/of ter beschikking stelling en/of aangaan en/of tenietdoening zulks terwijl hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, tot bovenomschreven strafba(a)r(e) feit(en) opdracht heeft gegeven, althans feitelijke leiding heeft gegeven aan bovenomschreven verboden gedraging(en); ter zake van [rechtspersoon 1] en/of één of meer aan [rechtspersoon 1] gelieerde rechtspersonen, in elk geval een rechtspersoon, zijn de onderstaande perso(o)n(en) bewogen tot afgifte van geld en/of tot het ter beschikking stellen van gegevens met geldswaarde in het handelsverkeer en/of tot het aangaan van een schuld en/of tot het teniet doen van een inschuld: aangifte Naam: Ingelegd geld: Periode van inleg: nummer - A001 [benadeelde partij] 5.100,- in december 2002; - A002 [benadeelde partij] 102.506,- in maart 2003; - A005 [benadeelde partij] 36.754,- in oktober, November en december 2002; - A006 [benadeelde partij] 15.000,- in juni 2002; - A022 [benadeelde partij] 29.496,- in maart 2002; - A028 [benadeelde partij] 49.462,- in mei 2000 en juli 2001 - A029 [benadeelde partij] 36.666,- in november 2000 en oktober 2001; - A030 [benadeelde partij] 68.067,- in mei 1999; - A036 [benadeelde partij] 22.689,- in mei 2001; - A038 [benadeelde partij] 43.109,- in april 2000 en oktober 2001; - A041 [benadeelde partij] 22.689,- in juli 2000; - A046 [benadeelde partij] 15.882,- in oktober 1998 en februari 2000; - A049 [benadeelde partij] 82.550,- in juli 2002 en februari 2003; - A050 [benadeelde partij] 11.344,- in februari 2001; - A053 [benadeelde partij] 23.179,- in augustus 1999 en januari 2002; - A065B [benadeelde partij] 58.991,- in december 1999 en Augustus 2000; - A065C [benadeelde partij] 63.529,- in juni 2000 en juli 2001; - A067 [benadeelde partij] 31.764,- in November 1999 en juni 2000; - A074 [benadeelde partij] 34.033,- in oktober 1999 en mei 2000; - A078 [benadeelde partij] 27.174,- in november 1999 en april 2002; - A079 [benadeelde partij] 73.512, in juli 1999 en maart 2001; - A086 [benadeelde partij] 145.323, in juni 1998 en mei en juli 2000; - A089 [benadeelde partij] 45.378, in augustus 2000; - A095 [benadeelde partij] 42.689, in oktober 2000 en juni 2002; - A098 [benadeelde partij] 47.190, in september 1998, januari en augustus 1999, september 2001 en september 2002; - A102 [benadeelde partij] 11.345, in februari 2003; - A105 [benadeelde partij] 11.344, in augustus 1999; - Al26 [benadeelde partij] 128.947, in augustus 1998, oktober en november 2000 en in september en oktober 2002; - Al27 [benadeelde partij] 95.746, in augustus, september oktober 1998 en februari1999 en in oktober 2002; - Al29 [benadeelde partij] 340.335, in mei 1999; - A135 [benadeelde partij] 22.689, in november 2001; - A136 [benadeelde partij] 102.099, in augustus 1999, september 2000 en in januari 2002; - A137 [benadeelde partij] 111.675, in februari en september 1999 en februari 2003; - A146 [benadeelde partij] 2.722, in oktober 1999; - A156 [benadeelde partij] 72.309, in augustus 1999 en maart, november 2002; -A168 [benadeelde partij] 9.075, in juni 2000. [proces-verbaal zaak 4: [rechtspersoon 1]] art 326 Wetboek van Strafrecht art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht ALTHANS, dat indien vorenstaande niet tot een veroordeling kan/mocht leiden hij, verdachte, op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 mei 1998 tot en met 2 oktober 2003 in de gemeente(n) Groenlo en/of Winterswijk en/of (elders) in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met [rechtspersoon 1] en/of één of meer aan [rechtspersoon 1] gelieerde rechtspersonen, in elk geval een rechtspersoon, en/of met een of meer anderen, althans alleen met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, een of meer van de hieronder genoemde perso(o)n(en), en/of een of meer (andere) perso(o)n(en) (hierna te noemen "beleggers") , heeft bewogen tot de afgifte van een hieronder genoemde hoeveelheid geld, althans een geldbedrag en in elk geval van enig goed en/of tot het ter beschikking stellen van gegevens met geldswaarde in het handelsverkeer en/of tot het aangaan van een schuld en/of tot het teniet doen van een inschuld hierin bestaande dat hij verdachte tezamen en in vereniging met [rechtspersoon 1] en/of één of meer aan [rechtspersoon 1] gelieerde rechtspersonen, in elk geval een rechtspersoon, en/of met een of meer anderen, althans alleen (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid -heeft voorgewend dat de door hem, verdachte en/of [rechtspersoon 1] en/of één of meer aan [rechtspersoon 1] gelieerde rechtspersonen, in elk geval een rechtspersoon, en/of met een of meer anderen ontvangen gelden van de beleggers zouden worden belegd in bosbouw en/of onroerend goed en/of (die) bosbouw, (dat) onroerend goed in eigendom had(den) en/of in andere financiële producten en/of - zich heeft voorgedaan als een vertegenwoordiger van een legale en/of solide beleggingsinstelling en/of legale en/of solide kredietinstelling en/of - (maandelijkse) (beleggings)rendementen, lagere, gunstigere (woon)lasten en/of hypothecaire zekerheid en/of teruggaaf van het ingelegde geld heeft aangeboden en/of heeft gegarandeerd en/of - heeft/hebben voorgewend dat middels (een) contract(en) en/of overeenkomst(en) het recht van vruchtgebruik op geplante en/of in de toekomst te planten bomen zal/zullen worden verleend en/of overgedragen aan kopers, waardoor de beleggers werden bewogen tot bovengenoemde afgifte en/of ter beschikking stelling en/of aangaan en/of tenietdoening; ter zake van [rechtspersoon 1] en/of één of meer aan [rechtspersoon 1] gelieerde rechtspersonen, in elk geval een rechtspersoon, zijn de onderstaande perso(o)n(en) bewogen tot afgifte van geld en/of tot het ter beschikking stellen van gegevens met geldswaarde in het handelsverkeer en/of tot het aangaan van een schuld en/of tot het teniet doen van een inschuld: althans alleen, aangifte Naam: Ingelegd geld: Periode van inleg: nummer - A001 [benadeelde partij] 5.100,- in december 2002; - A002 [benadeelde partij] 102.506,- in maart 2003; - A005 [benadeelde partij] 36.754,- in oktober, November en december 2002; - A006 [benadeelde partij] 15.000,- in juni 2002; - A022 [benadeelde partij] 29.496,- in maart 2002; - A028 [benadeelde partij] 49.462,- in mei 2000 en juli 2001 - A029 [benadeelde partij] 36.666,- in november 2000 en oktober 2001; - A030 [benadeelde partij] 68.067,- in mei 1999; - A036 [benadeelde partij] 22.689,- in mei 2001; - A038 [benadeelde partij] 43.109,- in april 2000 en oktober 2001; - A041 [benadeelde partij] 22.689,- in juli 2000; - A046 [benadeelde partij] 15.882,- in oktober 1998 en februari 2000; - A049 [benadeelde partij] 82.550,- in juli 2002 en februari 2003; - A050 [benadeelde partij] 11.344,- in februari 2001; - A053 [benadeelde partij] 23.179,- in augustus 1999 en januari 2002; - A065B [benadeelde partij] 58.991,- in december 1999 en Augustus 2000; - A065C [benadeelde partij] 63.529,- in juni 2000 en juli 2001; - A067 [benadeelde partij] 31.764,- in November 1999 en juni 2000; - A074 [benadeelde partij] 34.033,- in oktober 1999 en mei 2000; - A078 [benadeelde partij] 27.174,- in november 1999 en april 2002; - A079 [benadeelde partij] 73.512, in juli 1999 en maart 2001; - A086 [benadeelde partij] 145.323, in juni 1998 en mei en juli 2000; - A089 [benadeelde partij] 45.378, in augustus 2000; - A095 [benadeelde partij] 42.689, in oktober 2000 en juni 2002; - A098 [benadeelde partij] 47.190, in september 1998, januari en augustus 1999, september 2001 en september 2002; - A102 [benadeelde partij] 11.345, in februari 2003; - A105 [benadeelde partij] 11.344, in augustus 1999; - Al26 [benadeelde partij] 128.947, in augustus 1998, oktober en november 2000 en in september en oktober 2002; - Al27 [benadeelde partij] 95.746, in augustus, september oktober 1998 en februari1999 en in oktober 2002; - Al29 [benadeelde partij] 340.335, in mei 1999; - A135 [benadeelde partij] 22.689, in november 2001; - A136 [benadeelde partij] 102.099, in augustus 1999, september 2000 en in januari 2002; - A137 [benadeelde partij] 111.675, in februari en september 1999 en februari 2003; - A146 [benadeelde partij] 2.722, in oktober 1999; - A156 [benadeelde partij] 72.309, in augustus 1999 en maart, november 2002; -A168 [benadeelde partij] 9.075, in juni 2000. [proces-verbaal zaak 4: [rechtspersoon 1] art 326 Wetboek van Strafrecht art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht 2. dat [rechtspersoon 1] en/of één of meer aan [rechtspersoon 1] gelieerde rechtspersonen, in elk geval een rechtspersoon, op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 mei 1998 tot en met 2 oktober 2003 in de gemeente(n) Groenlo en/of Winterswijk en/of (elders) in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk bedrijfsmatig, al dan niet op termijn opvorderbare gelden, van het publiek heeft/hebben aangetrokken, ter beschikking heeft/hebben gekregen en/of ter beschikking heeft/hebben gehad, danwel in enigerlei vorm heeft/hebben bemiddeld terzake van het bedrijfsmatig van het publiek aantrekken of ter beschikking krijgen van al dan niet op termijn opvorderbare gelden, zulks terwijl hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, tot bovenomschreven strafba(a)r(e) feit(en) opdracht heeft gegeven, althans feitelijke leiding heeft gegeven aan bovenomschreven verboden gedraging(en); [proces-verbaal zaak 4: [rechtspersoon 1]] art 82 lid 1 Wet toezicht kredietwezen 1992 ALTHANS, dat indien het vorenstaande niet tot een veroordeling kan/mocht leiden hij, verdachte, één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 mei 1998 tot en met 2 oktober 2003 in de gemeente(n) Groenlo en/of Winterswijk en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met [rechtspersoon 1] en/of één of meer aan [rechtspersoon 1] gelieerde rechtspersonen, in elk geval een rechtspersoon en/of met een of meer ander(en) althans alleen, (telkens) opzettelijk bedrijfsmatig, al dan niet op termijn opvorderbare gelden, van het publiek heeft aangetrokken, ter beschikking heeft gekregen en/of ter beschikking heeft gehad, danwel in enigerlei vorm heeft bemiddeld terzake van het bedrijfsmatig van het publiek aantrekken of ter beschikking krijgen van al dan niet op termijn opvorderbare gelden, [proces-verbaal zaak 4: [rechtspersoon 1] art 82 lid 1 Wet toezicht kredietwezen 1992 3. hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 mei 1998 tot en met 2 oktober 2003 in de gemeente(n) Groenlo en/of Winterswijk en/of (elders) in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft deelgenomen aan een organisatie (mede) bestaande uit hem verdachte en/of [verdachte 2] en/of [verdachte 3] en/of [rechtspersoon 1] en/of een of meer andere rechts- en/of natuurlijke perso(o)n(en), welke organisatie tot oogmerk had het plegen van -zakelijk weergegeven-: -oplichting van beleggers (artikel 326 Wetboek van Strafrecht) en/of -het opzettelijk zonder vergunning bedrijfsmatig aantrekken van al dan niet op termijn opvorderbare gelden van het publiek (artikel 82 van de Wet toezicht kredietwezen 1992) althans het plegen van misdrijven, zulks terwijl verdachte oprichter, leider en/of bestuurder van genoemde organisatie was; [proces-verbaal zaak 4: [rechtspersoon 1] art 140 lid 1 Wetboek van Strafrecht 4. dat N.V. [rechtspersoon 2], in elk geval een rechtspersoon, op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 november 2000 tot en met 14 april 2004 in de gemeente(n) Winterswijk en/of Arnhem en/of (elders) in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) -al dan niet opzettelijk- buiten een besloten kring bij uitgifte effecten, te weten beleggings- en/of investeringsproducten in onroerend goed, heeft aangeboden, danwel zodanige aanbieding via advertentie en/of documenten in het vooruitzicht heeft gesteld aan (onder meer) [benadeelde partijen], zulks terwijl hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, tot bovenomschreven strafba(a)r(e) feit(en) opdracht heeft gegeven, althans feitelijke leiding heeft gegeven aan bovenomschreven verboden gedraging(en); [proces-verbaal zaak 3: N.V. [rechtspersoon 2]] art 3 lid 1 Wet toezicht effectenverkeer 1995 ALTHANS, dat indien vorenstaande niet tot een veroordeling kan/mocht leiden hij, verdachte, op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 november 2000 tot en met 14 april 2004 in de gemeente(n) Winterswijk en/of Arnhem en/of (elders) in Nederland tezamen en in vereniging met N. V. [rechtspersoon 2] en/of een of meer rechts- en/of natuurlijke personen, althans alleen, (telkens) -al dan niet opzettelijk- buiten een besloten kring bij uitgifte effecten, te weten beleggings- en/of investeringsproducten in onroerend goed, heeft aangeboden, danwel zodanige aanbieding via advertentie en/of documenten in het vooruitzicht heeft gesteld aan (onder meer) [benadeelde partijen] [proces-verbaal zaak 3: [rechtspersoon 2]] art 3 lid 1 Wet toezicht effectenverkeer 1995 5. dat N.V. [rechtspersoon 2], in elk geval een rechtspersoon, op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 november 2000 tot en met 14 april 2004 in de gemeente(n) Winterswijk en/of Arnhem en/of (elders) in Nederland (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk bedrijfsmatig, al dan niet op termijn opvorderbare gelden, van het publiek heeft/hebben aangetrokken, ter beschikking heeft/hebben gekregen en/of ter beschikking heeft/hebben gehad, danwel in enigerlei vorm heeft/hebben bemiddeld terzake van het bedrijfsmatig van het publiek aantrekken of ter beschikking krijgen van al dan niet op termijn opvorderbare gelden, zulks terwijl hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, tot bovenomschreven strafba(a)r(e) feit(en) opdracht heeft gegeven, althans feitelijke leiding heeft gegeven aan bovenomschreven verboden gedraging(en); [proces-verbaal zaak 3: [rechtspersoon 2] art 82 lid 1 Wet toezicht kredietwezen 1992 ALTHANS, dat indien vorenstaande niet tot een veroordeling kan/mocht leiden hij, verdachte, op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 november 2000 tot en met 14 april 2004 in de gemeente(n) Winterswijk en/of Arnhem en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met N.V. [rechtspersoon 2] en/of een of meer andere rechts-en/of natuurlijke personen, althans alleen, (telkens) opzettelijk bedrijfsmatig, al dan niet op termijn opvorderbare gelden, van het publiek heeft aangetrokken, ter beschikking heeft gekregen en/of ter beschikking heeft gehad, danwel in enigerlei vorm heeft bemiddeld terzake van het bedrijfsmatig van het publiek aantrekken of ter beschikking krijgen van al dan niet op termijn opvorderbare gelden, [proces-verbaal zaak 3: [rechtspersoon2] art 82 lid 1 Wet toezicht kredietwezen 1992 Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging. Overwegingen met betrekking tot het bewijs Feit 1 oplichting [rechtspersoon 1] Inleiding Vanaf medio 2003 zijn er door de politie en de FIOD vele meldingen ontvangen van particuliere beleggers inhoudende dat zij geld hadden belegd bij [rechtspersoon 1], dan wel geld hadden geleend aan [rechtspersoon 1] en vreesden dat hun ingelegde gelden waren verdwenen. Aan hen was voorgehouden dat hun geld zou worden geïnvesteerd in tropische plantagematige bosbouw in Brazilië. Zij zouden 1% rendement per maand als “voorschotrendement” ontvangen en na afloop zouden deze voorschotten verrekend worden met een slotrendement. Als zekerheid zou de participant het vruchtgebruik van het aan hem toebedeelde perceel krijgen. Door de politie zijn op 28 juli 2003 van de heer [betrokkene 1] gegevensdragers in beslag genomen waarop zich de Exact boekhoudingen van [rechtspersoon 1] en [rechtspersoon 3] bevonden. Daarnaast zijn op 3 november 2003 in het kantoor van [rechtspersoon 1] aan de [adres 1] te [plaats] computers in beslag genomen. Tenslotte zijn op 11 november 2003 in het kantoor van [rechtspersoon 4] de administraties van de rechtspersonen die behoorden tot [rechtspersoon 4] in beslag genomen. Op 14 april 2004 zijn een gerechtelijk vooronderzoek en een strafrechtelijk financieel onderzoek tegen verdachte geopend. In het kader van het gerechtelijk vooronderzoek tegen verdachte zijn verschillende locaties doorzocht, waaronder de woning van verdachte aan de [adres 2] te [woonplaats], de bedrijfsruimte achter de woning aan de [adres 3] te [plaats] en de loods aan de [adres 4], waarin [rechtspersoon 1] was gevestigd. Feitelijk leiding geven Vast is komen te staan dat tot 28 december 1999 verdachte middellijk, via [rechtspersoon 5], aandeelhouder was van [rechtspersoon 1]. Op 28 december 1999 heeft [rechtspersoon 5] 100% van de aandelen [rechtspersoon 1] overgedragen aan [rechtspersoon 6]. Op 29 december 1999 zijn de aandelen van [rechtspersoon 6] overgedragen aan [rechtspersoon 4]. Op 9 maart 2000 zijn de aandelen [rechtspersoon 1] voor 28% overgedragen aan [rechtspersoon 4], voor 10% aan [rechtspersoon 7], voor 10% aan [rechtspersoon 8], voor 10% aan [rechtspersoon 5], voor 10% aan [rechtspersoon 9], voor 8% aan [rechtspersoon 10], voor 8% aan [rechtspersoon 11], voor 8% aan [rechtspersoon 12]. en voor 8% aan [rechtspersoon 13]. Op 5 februari 2001 hebben [rechtspersoon 7]., [rechtspersoon 8]., [rechtspersoon 5], [rechtspersoon 9], [rechtspersoon 10], [rechtspersoon 12] en [rechtspersoon 13] hun aandelen overgedragen aan [rechtspersoon 14]. Op 19 december 2001 zijn de aandelen [rechtspersoon 1] door [rechtspersoon 14] overgedragen aan [rechtspersoon 4]. Op 2 oktober 2003 is [rechtspersoon 1] in staat van faillissement verklaard. Door de verdediging is het verweer gevoerd dat verdachte tot hooguit september 1999 actief betrokken is geweest bij [rechtspersoon 1]. Het hof is echter van oordeel dat verdachte in ieder geval van 1 mei 1998 tot en met 28 februari 2001 feitelijk leidinggever is geweest van [rechtspersoon 1]. De volgende feiten en omstandigheden zijn daarbij in aanmerking genomen: - [rechtspersoon 5] (met verdachte als bestuurder) was van 9 oktober 1997 tot 28 december 1999 en van 1 september 2000 tot 16 november 2000 bestuurder van [rechtspersoon 1]. - In de periode van 9 maart 2000 tot 5 februari 2001 waren de aandelen van [rechtspersoon 1] in handen van negen verschillende BV’s waaronder verschillende BV’s waarvan verdachte, zijn medewerkster mevrouw [verdachte 4] of familieleden van hem bestuurder waren, te weten [rechtspersoon 5], [rechtspersoon 9], [rechtspersoon 10], [rechtspersoon 7], [rechtspersoon 8] en [rechtspersoon 12] Deze BV’s hielden in totaal zo’n 56% van de aandelen. - De verklaring van [getuige 1] op 6 juni 2005 bij de FIOD, inhoudende dat verdachte na de overdracht van [rechtspersoon 1] aan [rechtspersoon 4] nog altijd veel voor het zeggen had en dat er niets buiten zijn weten om gebeurde. Op 16 juni 2005 heeft [getuige 1] verklaard dat hij in de periode november 2000 tot en met februari 2001 hij in Nederland meerdere gesprekken heeft gehad met verdachte en [verdachte 2] over de gang van zaken in Brazilië en dat verdachte naar zijn mening nog altijd de directeur was van [rechtspersoon 1] en alle belangrijke beslissingen nam. Oplichtingshandelingen Er is door verschillende participanten aangifte gedaan van oplichting. Uit de verhoren van de aangevers is gebleken dat [rechtspersoon 1] beschikte over een verkooporganisatie. Werving van participanten verliep veelal via een call-centre, maar ook werden mensen op straat aangesproken. Vervolgens kwam er een vertegenwoordiger bij de mensen thuis om over de mogelijkheden te praten. Participanten hebben verschillende wervende argumenten gehoord van de vertegenwoordigers van [rechtspersoon 1] om hun geld te beleggen in de verschillende producten die het bedrijf aanbood, zoals: - dat [rechtspersoon 1] investeerde in plantagematige bosbouw in Brazilië. - dat er niet of nauwelijks enig risico kleefde aan een belegging bij [rechtspersoon 1]. Zo heeft [aangever 1] verklaard dat hun verteld was dat het safe was en dat ze geen risico liepen met hun belegging. [aangever 2] heeft verklaard dat hem verteld werd dat hij totaal geen risico liep. - dat de rendementen betaald werden uit de kapopbrengsten. Onder anderen de aangevers [aangever 3] en [aangever 1] hebben hierover verklaard. - dat aangevers na afloop van het contract de inleg zonder meer terug zouden krijgen, zoals onder anderen is verklaard door [aangever 4] en [aangever 5]. - dat er een zagerij in Brazilië aanwezig was, die ook actief was. Zo werd op de vraag van aangeefster [aangever 6], hoe het mogelijk was dat er al maandelijks een rendement van 1% werd uitbetaald terwijl er nog geen opbrengst was van het gekapte hout, verteld dat de zagerij al actief was. Ook [aangever 2] heeft verkaard dat hem verteld was dat er op dat moment al gekapt en gezaagd werd. - dat de participant eigenaar zou worden van een stukje bos, zoals onder anderen verklaard door [aangever 1], [aangever 3] en [aangever 6]. Aangeboden producten [rechtspersoon 1] bood een achttal producten aan om in te investeren. Deze producten vertonen onderling inhoudelijk een grote gelijkenis. In de periode dat verdachte feitelijk leidinggever was, is geïnvesteerd in de navolgende producten die door [rechtspersoon 1]aangeboden werden. 1. [rechtspersoon 1] Garantieplan Een voorbeeld van het product [rechtspersoon 1]Garantieplan is bij dit arrest gevoegd als bijlage 1 (brieven 28 september 1998 en 23 september 1998). Uit de brief van 28 september 1998 blijkt onder andere dat de investeerder de volgende garanties werden geboden. - het vooruitbetaalde prognoserendement van 1% per maand wordt betaald uit het risicodragende kapitaal van NLG 4.000.000,- van [rechtspersoon 6]. - voor iedere investering van NLG 50.000,- wordt gedurende de looptijd van deze investering, die maximaal 36 tot 48 maanden duurt, 177 hectaren grond in onderpand verkregen. - deze 177 hectaren grond worden als volgt gewaardeerd. 152 hectaren bosgrond à NLG 80,- per hectare bosgrond is NLG 12.160,- en 25 hectaren plantagematige bosbouw à NLG 2.000,- per hectare is NLG 50.000,-. Het totale onderpand voor een investering van NLG 50.000,- bedraagt NLG 62.160,-. In de brief van 23 september 1998 wordt de doelstelling van het [rechtspersoon 1] Garantieplan omschreven als ‘vermogensgroei door middel van investeringen in verantwoorde bosbouw’. Tevens wordt in deze brief aangegeven dat [rechtspersoon 6] wederom een project heeft aangekocht van 71.000 hectare waarin verantwoorde bosbouw plaats zal gaan vinden. Deze brief is in opdracht van [verdachte] ondertekend. 2. [rechtspersoon 1]Individueel Investeringsplan Een voorbeeld van het product [rechtspersoon 1]Individueel Investeringsplan is bij dit arrest gevoegd als bijlage 2. In de overeenkomst tussen de “deelnemer” en [rechtspersoon 1] welke rechtsgeldig vertegenwoordigd wordt door haar statutair directeur [verdachte] wordt onder andere het volgende in aanmerking genomen: - dat door [rechtspersoon 15] te Brazilië, dochter van [rechtspersoon 1], 71.000 hectare bosgrond is aangekocht die aan haar in eigendom is overgedragen; - dat [rechtspersoon 1] alle aandelen in het kapitaal van [rechtspersoon 15] houdt. - dat de deelnemer een certificaat ontvangt waarop gecodeerd een specifiek perceelnummer staat opgenomen. Voorts worden in de overeenkomst 12 artikelen opgesomd die betrekking hebben op de verplichtingen en rechten van partijen: - artikel 2.1. [rechtspersoon 1]verkoopt aan deelnemer gelijk deelnemer koopt van [rechtspersoon 1], het recht op 50% van de opbrengst van de opstand van een perceel bosgrond ter grootte van 25 ha per NLG 50.000,- deelneming (naar rato bij delen of veelvouden); - artikel 3.3. Het bedrag wordt voor een periode van tenminste 36 maanden doch maximaal 48 maanden beschikbaar gesteld en kan derhalve niet tussentijds worden teruggevorderd, behoudens de omstandigheid ingevolge artikel 7.1. van de overeenkomst. Na afloop van de hier vermelde periode wordt het ter beschikking gestelde bedrag teruggestort op de bankrekening van de deelnemer als vermeld in de overeenkomst; - artikel 4.2. [rechtspersoon 1] vergoedt een voorschotprognoserendement van één procent per maand over het door deelnemer ter beschikking gestelde bedrag te voldoen op het bank/gironummer ten name van deelnemer; - artikel 4.4. Na verloop van uiterlijk 60 maanden te rekenen vanaf ingangsdatum zal afhankelijk van de opbrengst van de opstand, alsdan nader te specificeren aan deelnemer een slotrendementsuitkering worden verleend afhankelijk van de specifieke opbrengst van het perceel waarin deelnemer heeft deelgenomen; - artikel 5.1. Tot meerdere zekerheid voor de nakoming van de verplichtingen van [rechtspersoon 1] verleent [rechtspersoon 1] aan de deelnemer, voor iedere investering van NLG 50.000,- ( naar rato bij delen of veelvouden daarvan) door deze een recht van vruchtgebruik op de opbrengst van 125 ha niet plantagematig bosrijp gemaakte grond tot een maximum opbrengst van NLG 80,- per ha. Tevens is bijgevoegd als bijlage 3 een document met daarin beschreven een nadere uitleg van het Individueel Investeringsplan. Hierin wordt gezegd dat men gedurende de looptijd een voorschot op het prognoserendement van 1% per maand ontvangt en dat uitbetaling van het slotrendement geschied maximaal 60 maanden na de ingangsdatum van de overeenkomst. Het rendement wordt behaald uit de bewerking (zagen en verkoop) van de opstand en wordt uiteindelijk bepaald door de houtprijs op de wereldmarkt. Door terugbetaling van de inleg en uitbetaling van het slotrendement vervalt ieder recht op het ter beschikking gestelde onderpand. 3. [rechtspersoon 1]Participatie in Teak- en Paricaplantage te Brazilië Zie voor een voorbeeld van het product [rechtspersoon 1]Participatie in Teak- en Paricaplantage te Brazilië bijlage 4 . In de overeenkomst staat onder meer het volgende te lezen: - dat [rechtspersoon 15] een naar Braziliaans recht opgerichte vennootschap is die in Brazilië is gevestigd en eigenaar is van een Braziliaans onroerend goed genaamd “de plantage”; - “de plantage” is opgedeeld in afzonderlijk identificeerbare percelen; - dat [rechtspersoon 15] tegen een commerciële tegenprestatie op de plantage teak- en paricabomen kweekt; - voor welke activiteit de overheid de vereiste vergunningen heeft verleend; - dat [rechtspersoon 15], [rechtspersoon 1]B.V. bevoegd heeft verklaard om de percelen namens haar te verkopen; - dat [rechtspersoon 15] aan de Stichting [rechtspersoon 1]het recht van vruchtgebruik heeft verleend op alle staande of toekomstige teak- en paricabomen. De Stichting [rechtspersoon 1]registreert de verkrijging door de koper in haar registers (het aantal aangekochte bomen, de grootte van het perceel en de locatie); - dat de koper van [rechtspersoon 1]het recht op een bepaald aantal staande teak- en/of paricabomen wenst te kopen zoals vermeld op de bij de overeenkomst bijgevoegde bijlage A ,waardoor de koper de economisch waarde en opbrengst uit de verkoop van de bomen verkrijgt; - dat [rechtspersoon 1] zorg draagt voor het onderhoud van de plantage en daarvoor middelen reserveert. De bomen blijven gereserveerd in een afzonderlijk trustfonds; - Uit artikel 1.1 kan worden opgemaakt dat de koper het recht verkrijgt op de economische waarde van de bomen vermeld op bijlage A (de opstand). Op het moment van verkrijging door de koper verleent de Stichting [rechtspersoon 1]aan de koper het gedeeltelijk vruchtgebruik voor het equivalent van het aantal gekochte bomen. Door de Stichting [rechtspersoon 1]wordt een register bijgehouden waarin de verkrijging van het aantal gekochte bomen, de perceelsgrootte en de locatie ten behoeve van de koper wordt vastgelegd. Ook [rechtspersoon 1] dient soortgelijke gegevens in haar registers vast te leggen; - In artikel 1.4 staat dat [rechtspersoon 1] jegens de koper er voor in staat dat de grond noch de bomen zijn bezwaard met rechten jegens derden door welke rechten de rechten van de koper zouden kunnen worden aangetast; - In artikel 2.1 staat dat de overeenkomst aanvangt op de datum van ondertekening en eindigt na verloop van 8 of 16 jaar na ondertekening. Aanpassing van de datum vindt plaats wanneer de opbrengst van de verkoop van de staande teak of parica bomen aan de koper is betaald; 4. [rechtspersoon 1] Renteplan Zie voor een voorbeeld van het product [rechtspersoon 1] renteplan, bijlage 5 . In deze overeenkomst staat onder andere het volgende te lezen. - dat door [rechtspersoon 15] te Brazilië 71.000 ha bosgrond, ten behoeve van een bosverrijkingsproject is aangekocht en deze grond aan haar in eigendom is overgedragen; - dat door [rechtspersoon 1] alle aandelen worden gehouden in het kapitaal van [rechtspersoon 15], hierna te noemen de zustermaatschappij; - dat in opdracht van [rechtspersoon 1] door de zustermaatschappij per lening van NLG 10.000,- een perceel van 5 ha plantrijp wordt gemaakt; - dat de deelnemer een certificaat ontvangt waarop gecodeerd een specifiek perceelnummer staat opgenomen. - artikel 2 [rechtspersoon 1] leent van deelnemer NLG 10.000,- - artikel 4.1. De deelnemer ontvangt een certificaat op eigen naam waarop aangegeven staat op hoeveel ha zijn lening betrekking heeft. Het certificaatnummer geeft gecodeerd aan op welk individueel stuk bosgrond de lening betrekking heeft. - artikel 4.2. [rechtspersoon 1] vergoedt een rente van één procent per maand over het door deelnemer ter beschikking gestelde bedrag te voldoen op het bank/gironummer ten name van deelnemer. - artikel 7.1. de overeenkomst eindigt op de dag dat door [rechtspersoon 1] het door deelnemer ter beschikking gestelde bedrag van de bankrekening van [rechtspersoon 1] is afgeschreven ten gunste van het bankrekeningnummer van deelnemer. Door hetgeen aangevers werd verteld en voorgespiegeld door de adviseurs van [rechtspersoon 1] zijn zij naar het oordeel van het hof bewogen tot de afgifte van geld. Hetgeen aangevers werd voorgehouden klopte aantoonbaar niet met de werkelijkheid. In 1998 is de Braziliaanse rechtspersoon [rechtspersoon 15] opgericht door de heer [betrokkene 2] en zijn echtgenote mevrouw [betrokkene 3]. Deze rechtspersoon is opgericht vanwege de grondtransactie (genaamd ‘Andira’) tussen de heer [betrokkene 2], zijn echtgenote en [rechtspersoon 5]. De koopprijs van de grond ‘Andira’ bedroeg NLG 6.000.000,- en de grond ‘Andira’ zou worden ingebracht in de rechtspersoon [rechtspersoon 15]. Uit de verklaring van de dochter van [betrokkene 2] en de correspondentie in 1999 tussen verdachte en de heer [betrokkene 2] blijkt echter dat er problemen zijn ontstaan omtrent de aankoop van de grond tussen de partijen en dat de volledige aankoopsom niet is voldaan. [rechtspersoon 15] te Brazilië, heeft de 71.000 hectare bosgrond aldus niet in eigendom overgedragen gekregen. Dit is echter wel in de bepalingen van de overeenkomsten met de beleggers onder 2, 3 en 4 opgenomen. Ook in overeenkomst 1 wordt die suggestie gewekt door de passage in de brief van 23 september 1998 waarin wordt gezegd dat er 71.000 hectare is aangekocht. Voorts heeft [rechtspersoon 1] nooit alle aandelen gehad van [rechtspersoon 15] gehad, maar slecht 90%. Voor de andere 10% was de heer Bartels nog eigenaar. In de overeenkomsten onder 2 en 4 wordt echter gesteld dat [rechtspersoon 1] alle aandelen in het kapitaal van [rechtspersoon 15] houdt. De Braziliaanse plantages zouden zijn opgedeeld in percelen. In de overeenkomsten 2, 3 en 4 staat dat de deelnemer op naam een certificaat ontvangt waarop staat aangegeven op hoeveel hectaren zijn lening betrekking heeft en tevens op welk stuk geïndividualiseerde bosgrond de lening betrekking heeft. Artikel 2.1. van overeenkomst 2 vermeldt: [rechtspersoon 1]verkoopt aan deelnemer gelijk deelnemer koopt van [rechtspersoon 1], het recht op 50% van de opbrengst van de opstand van een perceel bosgrond ter grootte van 25 ha per NLG 50.000,- deelneming (naar rato bij delen of veelvouden); De percelen en hun opbrengsten zouden aldus geïndividualiseerd zijn. Dit is echter niet te rijmen met het feit dat er onderling grote kwaliteitsverschillen zitten in de stukken grond en dus ook in de opbrengsten daarvan, terwijl wordt uitgegaan van standaard inlegbedragen. Getuige-deskundige [getuige-deskundige 1], bosbouwdeskundige, heeft ter zitting van het hof d.d. 24 oktober 2007 in dit verband verklaard dat hij advies moest gegeven over de kwaliteit van het tropisch regenbos dat [rechtspersoon 1] wilde aankopen. Vijf tot tien procent van de grond die hij aantrof was landbouwgrond. Voor 80% was het tropisch regenbos. Daarvan was 10 tot 15 % ‘swamp-bos’. Dat is bos dat door regen of getijden een deel van het jaar onder water staat. De aan te treffen kap per vlak kan heel verschillend zijn. De verschillen zijn groot per 10 ha. De verschillen per vlak kunnen oplopen tot 15 à 20%. De verschillen per hectare zijn nog veel groter. Hij, Hendrison, zou geïnteresseerd zijn in de totale opbrengst. Naarmate het vak kleiner is, is het risico groter. In theorie kun je aangeven welk deel van het bos van welke belegger is, maar dat vraagt om een vreselijk gedetailleerde administratie. Dat kan alleen in theorie. In de overeenkomsten 1, 2 en 3 krijgt de participant als zekerheid voor zijn inleg het onderpand, dan wel het recht op vruchtgebruik van het aan hem toebedeelde perceel. Ten aanzien van het recht op vruchtgebruik en het onderpand is door de curator op 1 juni 2005 bij de FIOD verklaard dat hij advies heeft ingewonnen bij een Braziliaanse advocaat en dat die voor hem heeft vastgesteld dat er op de gronden geen beperkte rechten waren gevestigd ten behoeve van de participanten. Ook verdachte heeft ter zitting van het hof d.d. 23 april 2008 verklaard dat het recht op vruchtgebruik niet gevestigd was. Bij aangevers is voorts de suggestie gewekt dat er een plan was uitgewerkt en dat de infrastructuur voorhanden was om met de ingelegde gelden direct tot bosbouw in Brazilië over te kunnen gaan. Dit werd nog versterkt door de suggestie dat er al direct rendement werd uitgekeerd uit inkomsten die met de bosbouw werden gerealiseerd. Ook de duur van de periode van de aangeboden beleggingen versterkte die suggestie. Er was ondermeer sprake van het aanbieden van beleggingen voor korte duur en het toezeggen van het uitbetalen van slotrendementen na die relatief korte periode. Daarmee werd gesuggereerd dat er al sprake was van het bezit van grond met een (vrijwel) kaprijpe houtopstand. Anders zou immers na afloop van de periode van die kortdurende belegging niet kunnen worden overgegaan tot het uitkeren van een slotrendement. Ook in de nadere uitleg van het Individueel Investeringsplan (bijlage 3) wordt vermeld: ‘Het rendement van uw investering wordt behaald uit de bewerking (zagen en verkoop) van uw opstand en wordt uiteindelijk bepaald door de houtprijs op de wereldmarkt’. Door aangevers is verder verklaard dat zij na afloop van het contract de inleg zonder meer terug zouden krijgen. In overeenkomst 4 wordt gesteld dat [rechtspersoon 1] leent van de deelnemer, wat ook suggereert dat er wordt terugbetaald. Uit financieel onderzoek is echter gebleken dat de ingelegde gelden bij [rechtspersoon 1] niet of slechts voor een zeer gering deel werden aangewend ter belegging in plantagematige bosbouw in Brazilië. Verder blijkt uit diverse verklaringen dat er nimmer sprake is geweest van daadwerkelijke exploitatie van de Braziliaanse houtopstanden. Zo verklaren [getuige 2] en [getuige 3] dat er nooit kapopbrengsten zijn geweest, dat door [rechtspersoon 1] geen euro omzet werd gegenereerd en dat rendementen die zijn uitgekeerd als opbrengsten uit bosbouwprojecten feitelijk afkomstig waren van de inleg van nieuwe beleggers. [getuige 4] en [getuige 1] verklaren dat er nimmer een zaagfabriek is gerealiseerd in Brazilië. Oogmerk Door de verdediging is gesteld dat er bij verdachte geen oogmerk was om mensen te benadelen. Hoewel er in de contracten niet altijd informatie werd verstrekt die exact juist was, is er nimmer opzettelijk onjuiste informatie verstrekt. Het hof overweegt hieromtrent het volgende. Aan de deelnemers in de beleggingen is in strijd met de waarheid voorgespiegeld dat [rechtspersoon 1]eigenares was van [rechtspersoon 15] terwijl een minderheid van de aandelen in handen was van anderen), en dat die rechtspersoon eigenares was van 71.000 hectare bosgrond (terwijl het nooit tot overdracht van die grond is gekomen), alsmede dat de ondernemingen [rechtspersoon 15] en [rechtspersoon 16] zich met de exploitatie van bosbouwprojecten bezig hielden, ofschoon het nooit tot die exploitatie is gekomen. Van de hierboven geschetste onware informatie aan aspirant-beleggers moet verdachte als leidinggevende op de hoogte zijn geweest. Het gegeven dat het beschikbare ingelegde vermogen op volstrekt onverantwoorde wijze is besteed ( ongeveer 7% is besteed aan “rendementsvoorschot”, 22% aan provisie, en niet minder dan 45% is zonder redelijke grond uitgekeerd aan rechtspersonen, gelieerd aan verdachte) bevestigt dat van bona fide beleggingen geen sprake is geweest. Het hof komt op grond van het vorenstaande tot de overtuiging dat verdachte heeft gehandeld met het oogmerk van wederrechtelijke bevoordeling, welk oogmerk door het hof wordt opgevat als noodzakelijkheidsbewustzijn in die zin dat verdachte bij de totstandkoming van de beleggingscontracten reeds moet hebben zien aankomen, dat het niet mogelijk zou zijn de contractuele verplichtingen na te komen. Feit 2 Wet toezicht kredietwezen Artikel 82, eerste lid (oud) van de Wet toezicht kredietwezen 1992 luidt als volgt: “1. Het is een ieder verboden bedrijfsmatig al dan niet op termijn opvorderbare gelden van het publiek aan te trekken, ter beschikking te verkrijgen of ter beschikking te hebben dan wel in enigerlei vorm te bemiddelen ter zake van het bedrijfsmatig van het publiek aantrekken of ter beschikking verkrijgen van al dan niet op termijn opvorderbare gelden.” Namens verdachte is door de raadsman in hoger beroep het verweer gevoerd dat – kort gezegd – het tenlastegelegde niet kan worden bewezenverklaard omdat er geen sprake is van “opvorderbare gelden” als bedoeld in de Wet toezicht kredietwezen 1992 (hierna Wtk 1992). Een van de voorwaarden daarvoor is dat op voorhand duidelijk moet zijn dat de gelden terugbetaald moeten worden, welke nominaal bedrag moet worden terugbetaald en op welke wijze de vergoeding moet worden berekend. Dit was niet het geval nu eerst aan het eind van de looptijd van de contracten zou kunnen worden bepaald of en zo ja hoeveel winst er was gemaakt. Er werden tenslotte geen garanties gegeven. Het hof verwerpt het verweer. Op grond van de aangetroffen overeenkomsten en de processen-verbaal van verhoor is vastgesteld dat participanten hun inleg voor minimaal 3 jaar ter beschikking stelden aan [rechtspersoon 1]. Overeengekomen is dat terugbetaling van de hoofdsom zou plaatsvinden op of omstreeks de einddatum van het contract tussen de participant en [rechtspersoon 1]. Aan de beleggers werd de contractuele toezegging gedaan dat zij aan het einde van de overeengekomen termijn hun geld zouden terugkrijgen met een rendementsuitkering. Dat het rendement nog moest worden vastgesteld doet niet af aan het feit, dat de ingelegde gelden (op termijn) invorderbaar waren. De raadsman heeft subsidiair het verweer gevoerd dat verdachte heeft vertrouwd op het oordeel van De Nederlandse Bank (hierna DNB), de STE en overige juridische deskundigen. Hij zou aldus zijn afgegaan op adviezen waaraan een zodanig gezag valt toe te kennen dat hij in redelijkheid op de deugdelijkheid van de adviezen mocht vertrouwen en derhalve al het mogelijke in het werk heeft gesteld om overtreding van artikel 82 Wtk 1992 te vermijden. Verdachte dient daarom te worden ontslagen van alle rechtsvervolging op basis van afwezigheid van alle schuld. Het hof verwerpt ook dit verweer. Verdachte beschikte niet over een vergunning dan wel ontheffing uit hoofde van de Wtk 1992 van DNB (zie document D1230). Omdat artikel 82 Wtk 1992 een verbod inhoudt, is het aan verdachte om aannemelijk te maken dat hem een toezegging is gedaan. Het hof heeft kennis genomen van de correspondentie van [rechtspersoon 1]en verwante rechtspersonen met DNB d.d. 9 juli 1998, 23 augustus 1998, 2 september 1998, 4 december 1998, 7 januari 1999, 8 januari 1999 en 29 maart 1999 en de correspondentie met de AFM d.d. 15 en 30 november 2000. Uit deze briefwisselingen noch uit het verhoor van de getuige-deskundige [getuige-deskundige 2] ter zitting van het hof is aannemelijk geworden dat aan [rechtspersoon 1]respectievelijk verdachte mededelingen zijn gedaan waaruit hij, verdachte, kon afleiden, dat de handelwijze van [rechtspersoon 1]respectievelijk verdachte toelaatbaar was. De verwijzing naar een geraadpleegde juridische deskundige mist elke bepaaldheid. Het verweer wordt verworpen. [rechtspersoon 1] heeft ondanks het feit dat er geen sprake was van een vergunning dan wel ontheffing het aanbieden van haar producten voortgezet. Het hof leidt hieruit af dat er sprake was van opzet. Feit 3 criminele organisatie Door de verdediging is betoogd dat er geen sprake was van een criminele organisatie. Het hof verwerpt het verweer. Er bestond, gelet op hetgeen hierboven is overwogen, een conglomeraat van natuurlijke personen die zich in een gestructureerd en duurzaam verband bezig hielden met de in de bewezenverklaring genoemde strafbare praktijken. Het hof merkt dit conglomeraat aan als een criminele organisatie in de zin van artikel 140 Sr, en is voorts van oordeel dat verdachte daarin een leidende rol heeft vervuld. Feit 4 en 5 Wet toezicht effectenverkeer en Wet toezicht kredietwezen De raadsman van verdachte heeft ten aanzien van feit 4 en 5 gesteld dat niet verdachte, als verkoper van [rechtspersoon 2], maar de heer [getuige 4] verantwoordelijk was voor het naleven van de Wet toezicht effectenverkeer 1995 (hierna Wte 1995) en de Wet toezicht kredietwezen 1992 (hierna Wtk 1992). Hierdoor moet verdachte, aldus de raadsman, voor dit feit worden vrijgesproken. Het hof is echter, op grond van de navolgende feiten en omstandigheden, van oordeel dat verdachte feitelijk leidinggever is geweest van [rechtspersoon 2] (hierna [rechtspersoon 2]) en aldus verantwoordelijk was voor het naleven van de Wte 1995 en Wtk 1992. - De vennootschap [rechtspersoon 2] stond met ingang van 1 februari 2002 ingeschreven op het woonadres van verdachte. - Verdachte heeft één dag ingeschreven gestaan als bestuurder van [rechtspersoon 2]. - Verdachte was gemachtigde op de bankrekening van [rechtspersoon 2] bij de Fortis Bank. - Brieven aan cliënten van [rechtspersoon 2] zijn ondertekend door verdachte. - De verklaring van [getuige 4] bij de FIOD d.d. 20 april 2004 dat verdachte de verkoper van het project Pomorie is en hijzelf de bestuurder van deze NV is. - De verklaring van [getuige 5] dat verdachte de baas is en dat [getuige 4] een ‘puppet on a stringh’ is. - De verklaring van [getuige 2] dat verdachte de baas is van [rechtspersoon 2] en dat hij in feite een stroman van zijn broer was. - Opgenomen telefoongesprekken via telefoonnummer [telefoonnummer] waaruit blijkt dat verdachte betrokken was bij de overname door de Ieren en waaruit blijkt dat hij instructies geeft aan [getuige 4]. De raadsman heeft voorts ten aanzien van feit 4 en 5 betoogd dat er is getracht om aan de vereisten van de Stichting Autoriteit Financiële Markten (hierna AFM) te voldoen. In mei 2001 is juridisch advies ingewonnen. De juridisch adviseur heeft zich bij haar advies echter uitsluitend geconcentreerd op de Wtb (Wet toezicht beleggingsinstellingen) en heeft geen enkele melding of voorbehoud gemaakt ten aanzien van andere relevante effectenrechtelijke of financiële regelgeving zoals de Wte 1995 en de Wtk 1992. Op het moment dat men erop werd gewezen dat er een prospectus diende te zijn is de heer [getuige 4] samen met mr [betrokkene 4] en daarna met mr [betrokkene 5] daar onverwijld mee aan de slag gegaan. Er is dus niet bewust niet voldaan aan de verplichtingen. Bovenstaande dient volgens de raadsman te leiden tot ontslag van alle rechtsvervolging. Het hof overweegt hieromtrent het volgende. Tegen [rechtspersoon 2] is d.d. 14 juni 2004 door de AFM aangifte gedaan wegens overtreden van de Wet toezicht effectenverkeer. Volgens de AFM is geen prospectus algemeen verkrijgbaar gesteld. [rechtspersoon 2] beschikte ook niet over een ontheffing uit hoofde van de Wet toezicht effectenverkeer 1995 van de AFM. Voorts beschikte de NV noch verdachte zelf over een vergunning dan wel ontheffing uit hoofde van de Wtk 1992 van DNB. Het hof is echter met de verdediging van oordeel dat nu [rechtspersoon 2] in mei 2001 juridisch advies heeft ingewonnen de [rechtspersoon 2] en verdachte als feitelijk leidinggever verontschuldigbaar hebben gedwaald inzake de wettigheid van hun handelen. Voor de periode na 1 mei 2001 acht het hof verdachte dan ook niet strafbaar en zal het hof verdachte ontslaan van alle rechtsvervolging. Dit ligt echter anders ten aanzien van de periode vóór 1 mei 2001. In het tweede faillissementsverslag van de curator waarnaar de raadsman in zijn pleitnota op bladzijde 85 verwijst staat dat: “Faillissementsonderzoek heeft uitgewezen dat de oorspronkelijke accountant van [rechtspersoon 2] de directie begin 2001 gewezen heeft op mogelijke verplichtingen terzake prospectus uitgave, toezicht van de AFM en een daaruit voortvloeiende vorm van accountantscontrole.” De directie was dus op de hoogte van eventuele wettelijke verplichtingen. Ondanks dit gegeven zijn er blijkens de aangifte (pagina 95) van de AFM in de periode van 1 november 2000 tot mei 2001, en wel op 23 maart 2001 twee stortingen geweest van de participanten [participanten]. Verdachte is op 1 november 2000 als directeur in dienst getreden en op dezelfde dag als zodanig weer uitgeschreven. Op grond van de verklaringen van [getuige 4] en [getuige 2] moet echter worden aangenomen dat verdachte leidinggevende is gebleven, en met name inzake de geldstromen verantwoordelijk was. Bewezenverklaring Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 1 primair, 2 primair, 3, 4 primair en 5 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat: 1. [rechtspersoon 1] op tijdstippen in de periode van 1 mei 1998 tot en met 28 februari 2001 in de gemeenten Groenlo en/of Winterswijk en/of (elders) in Nederland, telkens met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, de hieronder genoemde personen, (hierna te noemen "beleggers") , heeft bewogen tot de afgifte van een hieronder genoemde hoeveelheid geld, hierin bestaande dat [rechtspersoon 1] telkens met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid - heeft voorgewend dat de door [rechtspersoon 1] ontvangen gelden van de beleggers zouden worden belegd in bosbouw en/of in onroerend goed en/of in andere financiële producten en/of -zich heeft voorgedaan als een legale en solide beleggingsinstelling en/of - heeft voorgewend dat middels contracten en/of overeenkomsten het recht van vruchtgebruik op geplante en/of in de toekomst te planten bomen zal worden verleend en/of overgedragen aan kopers -(maandelijkse) (beleggings)rendementen, en/of teruggaaf van het ingelegde geld heeft aangeboden en/of heeft gegarandeerd waardoor de beleggers werden bewogen tot bovengenoemde afgifte zulks terwijl hij, verdachte, feitelijke leiding heeft gegeven aan bovenomschreven verboden gedragingen; ter zake zijn de onderstaande personen bewogen tot afgifte van geld: aangifte Naam: Ingelegd geld: Periode van inleg: nummer - A028 [benadeelde partij] 47.647,- in mei 2000 - A029 [benadeelde partij] 31.765 ,- in november 2000 - A030 [benadeelde partij] 68.067, in mei 1999; - A038 [benadeelde partij] 22.689 ,- in april 2000 ; - A041 [benadeelde partij] 22.689,- in juli 2000; - A046 [benadeelde partij] 15.882,- in oktober 1998 en februari 2000; - A050 [benadeelde partij] 11.344,- in februari 2001 - A053 [benadeelde partij] 22.689,- in augustus 1999 - A065B [benadeelde partij] 58.991,- in december 1999 en Augustus 2000; - A065C [benadeelde partij] 45.378,- in juni 2000 ; - A067 [benadeelde partij] 31.764,- in november 1999 en juni 2000; - A074 [benadeelde partij] 34.033,- in oktober 1999 en mei 2000; - A078 [benadeelde partij] 4174,- in november 1999 - A079 [benadeelde partij] 5.445,- in juli 1999; - A086 [benadeelde partij] 145.323, in juni 1998 en mei en juli 2000; - A089 [benadeelde partij] 45.378, in augustus 2000; - A095 [benadeelde partij] 22.689,- in oktober 2000; - A098 [benadeelde partij] 26.771,- in september 1998, januari en augustus 1999; - A105 [benadeelde partij] 11.344, in augustus 1999; - Al26 [benadeelde partij] 72.603,- augustus 1998, oktober en november 2000; - Al27 [benadeelde partij] 73.057,- in augustus, september oktober 1998 en februari 1999; - Al29 [benadeelde partij] 340.335,- in mei 1999; - A136 [benadeelde partij] 90.755,- in augustus 1999, september 2000; - A137 [benadeelde partij] 78.096,- in februari en september 1999 - A146 [benadeelde partij] 2.722,- in oktober 1999; - A156 [benadeelde partij] 13.613,- in augustus 1999; -A168 [benadeelde partij] 9.075, in juni 2000. 2. dat [rechtspersoon 1] op tijdstippen in de periode van 1 mei 1998 tot en met 28 februari 2001 in de gemeenten Groenlo en/of Winterswijk en/of (elders) in Nederland, (telkens) opzettelijk bedrijfsmatig, al dan niet op termijn opvorderbare gelden, van het publiek heeft aangetrokken, ter beschikking heeft gekregen en ter beschikking heeft gehad, zulks terwijl hij, verdachte, feitelijke leiding heeft gegeven aan bovenomschreven verboden gedragingen; 3. hij op tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 mei 1998 tot en met 28 februari 2001 in de gemeenten Groenlo en/of Winterswijk en/of (elders) in Nederland, opzettelijk heeft deelgenomen aan een organisatie (mede) bestaande uit hem verdachte en [verdachte 2] en[verdachte 3] welke organisatie tot oogmerk had het plegen van -zakelijk weergegeven-: -oplichting van beleggers (artikel 326 Wetboek van Strafrecht) en -het opzettelijk zonder vergunning bedrijfsmatig aantrekken van al dan niet op termijn opvorderbare gelden van het publiek (artikel 82 van de Wet toezicht kredietwezen 1992) althans het plegen van misdrijven, zulks terwijl verdachte leider van genoemde organisatie was; 4. dat N.V. [rechtspersoon 2], op tijdstippen in de periode van 1 november 2000 tot en met 14 april 2004 in de gemeenten Winterswijk en/of Arnhem en/of (elders) in Nederland telkens -opzettelijk- buiten een besloten kring bij uitgifte effecten, te weten beleggings- en/of investeringsproducten in onroerend goed, heeft aangeboden, danwel zodanige aanbieding via advertentie en/of documenten in het vooruitzicht heeft gesteld aan onder meer[benadeelde partijen], zulks terwijl hij, verdachte, feitelijke leiding heeft gegeven aan bovenomschreven verboden gedragingen; 5. dat N.V. [rechtspersoon 2], op tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 november 2000 tot en met 14 april 2004 in de gemeente(n) Winterswijk en/of Arnhem en/of (elders) in Nederland telkens opzettelijk bedrijfsmatig, al dan niet op termijn opvorderbare gelden, van het publiek heeft aangetrokken, ter beschikking heeft gekregen en ter beschikking heeft gehad, zulks terwijl hij, verdachte, feitelijke leiding heeft gegeven aan bovenomschreven verboden gedragingen; Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde Het bewezene levert op de misdrijven: ten aanzien van het onder 1 primair bewezenverklaarde: Oplichting, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd. ten aanzien van het onder 2 primair bewezenverklaarde: Overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 82, eerste lid, van de Wet toezicht kredietwezen 1992, opzettelijk begaan door een rechtspersoon, terwijl verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedragingen, meermalen gepleegd ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde: Deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven, terwijl verdachte leider van die organisatie is geweest. ten aanzien van het onder 4 primair bewezenverklaarde: Overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 3 van de Wet toezicht effectenverkeer 1995, opzettelijk begaan door een rechtspersoon, terwijl verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedragingen, meermalen gepleegd. ten aanzien van het onder 5 primair bewezenverklaarde: Overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 82, eerste lid, van de Wet toezicht kredietwezen 1992, opzettelijk begaan door een rechtspersoon, terwijl verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedragingen, meermalen gepleegd. Strafbaarheid van de verdachte Zoals hierboven vermeld onder feit 4 en 5 acht het hof verdachte ten aanzien van de periode vanaf 1 mei 2001 niet strafbaar en zal verdachte terzake van dat deel van de respectieve bewezenverklaringen moeten worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Verdachte is voor de overige feiten en voor de feiten 4 en 5 voor wat betreft de periode vóór 1 mei 2001 strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn. Oplegging van straf en/of maatregel De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft in eerste aanleg vrijgesproken voor het feit onder 6, het onder 1 primair, 2 primair, 3, 4 primair en 5 primair tenlastegelegde bewezenverklaard en aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren opgelegd. De advocaat-generaal heeft in hoger beroep gevorderd het onder 1 primair, 2 primair, 3, 4 primair en 5 primair tenlastegelegde bewezen te verklaren en verdachte daarvoor te veroordelen tot een gevangenisstraf van 4 jaren onvoorwaardelijk. Het hof komt tot bewezenverklaring van dezelfde tenlastegelegde feiten als de rechtbank . Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen -en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van de hierna aan te geven duur leiden- dat verdachte als leidinggevende heeft gefunctioneerd van een professioneel opererende criminele organisatie, [rechtspersoon 1], die zich op grote schaal heeft schuldig gemaakt aan oplichting. Daarbij is ook de Wet toezicht kredietwezen 1992 overtreden. In het kader van een andere onderneming heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan overtreding van de Wet toezicht effectenverkeer 1995 en (wederom) overtreding van de Wet toezicht kredietwezen 1992. Verdachte heeft op geraffineerde wijze misbruik gemaakt van het vertrouwen van niets vermoedende particulieren. Door [rechtspersoon 1] zijn miljoenen euro’s van particuliere beleggers aangetrokken zonder dat er sprake was van zekerheden en garanties zoals de Wet toezicht kredietwezen 1992 die beoogt te bewerkstelligen. Slechts een klein deel van de ingelegde gelden is overeenkomstig de bestemming daarvan daadwerkelijk geïnvesteerd in bosbouw en onroerend goed. Bovenstaande praktijken vormen een ernstige inbreuk op de rechtsorde. Verdachte en zijn medeverdachten hebben zich alleen maar laten leiden door hun eigen verlangen naar gewin en zich niets gelegen laten liggen aan de grote financiële en emotionele gevolgen voor de slachtoffers, die hun beleggingen in rook hebben zien opgaan zonder dat verdachte en zijn medeverdachten nog enige reële verhaalsmogelijkheid bieden. Voorts heeft de handelwijze van verdachte geleid tot concurrentievervalsing en is er een smet geworpen op de legale beleggingswereld. De integriteit van de financiële wereld is hierdoor aangetast. Het hof neemt tevens in aanmerking dat verdachte wegens het twee maal overtreden van artikel 68 lid 2 Algemene wet inzake rijksbelastingen en valsheid in geschrifte, op 26 maart 2002 is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf en een werkstraf. Het hof is alle omstandigheden in aanmerking nemend en tevens gelet op de straf van mededader [verdachte 2], van oordeel dat verdachte dient te worden gestraft met een zwaardere straf dan door de advocaat-generaal is gevorderd en door de rechtbank is opgelegd. Het feit dat het hof minder aangiftes bewezen acht onder feit 1 en het feit dat verdachte voor de feiten 4 en 5 deels zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging doet hieraan niet af. De vordering van de benadeelde partijen De benadeelde partijen hebben zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. De respectieve vorderingen zijn bij het vonnis waarvan beroep niet ontvankelijk verklaard. De benadeelde partijen hebben zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van hun oorspronkelijke vordering. Ten aanzien van de vorderingen van [benadeelde partij 1], [benadeelde partij 2], [benadeelde partij 3], [benadeelde partij 4] en [benadeelde partij 5] oordeelt het hof dat deze niet ontvankelijk dienen te worden verklaard nu verdachte ten aanzien van feit 1 zal worden vrijgesproken voor de periode vanaf 1 maart 2001 en hun vorderingen op die periode zijn gebaseerd. Voor het overige zijn de vorderingen niet van zo eenvoudige aard dat zij zich lenen voor behandeling in het strafgeding. De benadeelde partijen kunnen daarom thans in hun vordering niet worden ontvangen en kunnen hun vorderingen slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen. Het is het hof bovendien bekend dat niet alle benadeelden zich in het strafproces hebben gevoegd. Het thans afwikkelen van slechts een klein deel van alle vorderingen zou kunnen leiden tot doublures en/of ongelijkheid van de behandeling van crediteuren, nu het hof niet op de hoogte is van de afwikkeling van de vorderingen in verschillende faillissementen. Het hof begrijpt dat bovenstaande beslissing hoogst onbevredigend is voor de benadeelde partijen, maar ziet in de gegeven situatie geen andere beslissingsmogelijkheid. Toepasselijke wettelijke voorschriften Het hof heeft gelet op de artikelen 51, 57, 63 en 326 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten, artikel 82 van de Wet toezicht kredietwezen 1992 en artikel 3 van de Wet toezicht effectenverkeer 1995. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde. BESLISSING Het hof: Verstaat dat het door verdachte ingestelde rechtsmiddel niet is gericht tegen dat deel van het vonnis waarvan beroep waarbij verdachte terzake van het onder 6 tenlastegelegde werd vrijgesproken. Vernietigt het vonnis voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en doet in zoverre opnieuw recht: Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2 primair, 3, 4 primair en 5 primair tenlastegelegde heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar. Verklaart verdachte echter ten aanzien van het bewezenverklaarde onder de feiten 4 en 5 telkens voor de periode vanaf 1 mei 2001 niet strafbaar en ontslaat verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging. Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaren en 6 (zes) maanden. Bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht. De vordering van de benadeelde partijen: Verklaart de benadeelde partijen: [benadeelde partijen] in hun vordering niet-ontvankelijk. De voorlopige hechtenis Heft op het geschorste, tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis. Aldus gewezen door mr Y.A.J.M. van Kuijck, voorzitter, mr J.M.J. Denie en mr W.R. Rosingh, raadsheren, in tegenwoordigheid van mr K.J.F. Roelofs, griffier, en op 12 februari 2009 ter openbare terechtzitting uitgesproken.