Jurisprudentie
BH2702
Datum uitspraak2009-01-27
Datum gepubliceerd2009-02-12
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zwolle
Zaaknummers07/400259-08
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-02-12
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zwolle
Zaaknummers07/400259-08
Statusgepubliceerd
Indicatie
zwaar lichamelijk letsel
Uitspraak
RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnr. : 07.400259-08
Uitspraak: 27 januari 2009
Vonnis in de zaak van:
het openbaar ministerie
tegen
[naam]
geboren op [geboortejaar]
wonende te [adres]
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 14 januari 2009. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J.H. van Meurs, advocaat te Zwolle.
De officier van justitie, mr. C.C.S. Bordenga - Koppes, heeft ter terechtzitting gevorderd:
• de veroordeling van verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde tot
? een voorwaardelijke gevangenisstraf van 8 maanden, met een proeftijd van 2 jaar, en de volgende bijzondere voorwaarde:
- verplicht reclasseringscontact gedurende de proeftijd, ook als dat inhoudt deelname aan de Training Agressiebeheersing en/of deelname aan de Taakstraf Alcoholdelinquentie
? een werkstraf van 240 uur subsidiair 120 dagen hechtenis;
• de toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [naam], met oplegging van de schademaatregel.
TENLASTELEGGING
De verdachte is ten laste gelegd dat:
(volgt tenlastelegging).
BEWIJS
ten aanzien van het primair ten laste gelegde
Aangever [naam] heeft verklaard (dossierpagina 31) dat hij als gevolg van een slag met bierglas tegen zijn hoofd een wond achter zijn rechteroor (7 hechtingen), een wond boven zijn oor (2 hechtingen) en een klein stukje van de rand van zijn rechteroor af had. Hij had daar behoorlijk last van, maar is de volgende dag wel aan het werk gegaan.
De rechtbank heeft de foto’s van het letsel (dossierpagina 33) waargenomen.
De rechtbank is van oordeel dat de bovengenoemde verwondingen van aangever weliswaar akelig zijn, maar niet aangemerkt kunnen worden als zwaar lichamelijk letsel als bedoeld in artikel 302 van het Wetboek van Strafrecht.
De verdachte dient derhalve van het primair ten laste gelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte subsidiair ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
hij op 12 oktober 2008 te Dalfsen opzettelijk mishandelend een persoon, te weten [naam], met een glas krachtig tegen het hoofd heeft geslagen en tegen het lichaam heeft geschopt, tengevolge waarvan deze lichamelijk letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
Van het subsidiair meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
STRAFBAARHEID
Het bewezene levert op:
mishandeling,
strafbaar gesteld bij artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden gebleken zijn die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.
OPLEGGING VAN STRAF OF MAATREGEL
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft de rechtbank in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft tijdens een vechtpartij in een uitgaansgelegenheid aangever [naam] met een glas tegen zijn hoofd geslagen en hem geschopt. De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij op een zeer agressieve en risicovolle wijze – met een glas – aanzienlijk letsel en pijn heeft veroorzaakt bij een ander.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit het justitieel documentatieregister van 15 december 2008 waaruit blijkt dat tweemaal eerder is veroordeeld voor een geweldsdelict.
Op 7 januari 2009 is door [naam] reclasseringwerker bij Tactus Verslavingszorg, een adviesrapport uitgebracht omtrent de persoon van de verdachte. Daarin staat onder meer beschreven dat alcoholgebruik bij verdachte zeer ontremmend gedrag in de hand werkt en leidt tot geweldsdelicten. Om recidive te voorkomen adviseert de reclassering de leerstraf Taakstraf Alcohol Delinquentie en de leerstraf Training Agressie Beheersing aan verdachte op te leggen.
De verdediging heeft naar voren gebracht dat verdachte zelfinzicht heeft en al hulp had gevraagd bij maatschappelijk werk vóór het ten laste gelegde plaats vond. Verdachte heeft zijn alcoholgebruik sterk verminderd en hij heeft een baan die hij bij een gevangenisstraf zou kwijtraken.
Al het vorenstaande in aanmerking nemende is de rechtbank van oordeel dat het feit dermate ernstig is dat een gevangenisstraf een passende sanctie is. Gelet echter op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zal de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf, bestaande uit een werkstraf en 2 leerstraffen, opleggen.
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Benadeelde partij
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan, dat de benadeelde partij
[naam] rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het ten laste van verdachte bewezen verklaarde feit.
De hoogte van die schade is, gelet op het voegingsformulier en de bijgevoegde onderbouwing, genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 577,60, vermeerderd met de kosten die -tot op heden- worden begroot op nihil.
De vordering van de benadeelde partij, die in die vordering ontvankelijk is, is in dier voege toewijsbaar.
De rechtbank zal voorts ter zake van het bewezen verklaarde feit aan de verdachte op de voet van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom van € 577,60 ten behoeve van het slachtoffer
[naam].
BESLISSING
Het primair ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
Het subsidiair ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert het strafbare feit op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
Het subsidiair meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden.
De gevangenisstraf zal niet worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 jaar aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
De rechtbank legt aan verdachte op een taakstraf, te weten de werkstraf het verrichten van onbetaalde arbeid gedurende 186 uren.
De rechtbank beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 94 dagen hechtenis, althans een aantal dagen hechtenis dat evenredig is aan het niet verrichte aantal uren taakstraf .
De tijd, door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde werkstraf in mindering worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag.
De rechtbank legt aan verdachte op een taakstraf, te weten de leerstraf Training Agressiebeheersing gedurende 26 uren.
De rechtbank beveelt dat voor het geval de veroordeelde deze leerstraf niet of niet naar behoren verricht de leerstraf wordt vervangen door 13 dagen hechtenis, althans een aantal dagen hechtenis dat evenredig is aan het niet verrichte aantal uren leerstraf.
De rechtbank legt aan verdachte op een taakstraf, te weten de leerstraf Taakstraf Alcoholdelinquentie gedurende 28 uren.
De rechtbank beveelt dat voor het geval de veroordeelde deze leerstraf niet of niet naar behoren verricht de leerstraf wordt vervangen door 14 dagen hechtenis, althans een aantal dagen hechtenis dat evenredig is aan het niet verrichte aantal uren taakstraf.
Het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis wordt opgeheven.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[naam], wonende te [naam] van een bedrag van € 577,60 (zegge: vijfhonderdzevenenzeventig euro en zestig cent) vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 12 oktober 2008, tot die van de voldoening.
De verdachte wordt voorts veroordeeld in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
De rechtbank legt op aan verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag, groot € 577,60, ten behoeve van het slachtoffer [naam], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 11 dagen hechtenis.
De rechtbank bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door mr. F. Koster, voorzitter, mrs. G.E.A. Neppelenbroek en
H.H.J. Harmeijer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Nijhuis als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 januari 2009.
Mr. Neppelenbroek voornoemd was buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.