
Jurisprudentie
BH2216
Datum uitspraak2009-01-13
Datum gepubliceerd2009-02-09
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Gravenhage
Zaaknummers200.015.782.01
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-02-09
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Gravenhage
Zaaknummers200.015.782.01
Statusgepubliceerd
Indicatie
Echtscheiding/uitvoerbaar bij voorraad verklaring van kinder- en partneralimentatie. Zie ook LJNummers BH2212 en BH2213
Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 13 januari 2009
Zaaknummer : 200.015.782.01
Rekestnr. rechtbank : FA RK 07-3827
[appellant]
wonende te [woonplaats]
verzoekster tevens verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. F.M.J.A. Lohuis,
tegen
[geïntimeerde]
wonende te [woonplaats]
verweerder tevens verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. E.M. Kostense.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De man is op 12 september 2008 in hoger beroep gekomen van de beschikking van de rechtbank te `s-Gravenhage d.d. 12 juni 2008, tevens heeft hij een verzoek tot schorsing gedaan van de uitvoerbaarheid bij voorraad van de beschikking van de rechtbank.
Van de zijde van de man is bij het hof binnen gekomen een brief van 16 december 2008 met bijlage.
Van de zijde van de man is op 24 december 2008 nog een brief binnen gekomen over de wijze van behandeling van de zaak op 13 januari 2009.
De vrouw heeft op 16 december 2008 een verweerschrift ingediend tevens houdende incidenteel appel.
De vrouw is 12 september 2008 in hoger beroep gekomen van de beschikking van de rechtbank te `s-Gravenhage van 12 juni 2008.
De man heeft op 18 december 2008 een verweerschrift ingediend tevens incidenteel beroep.
Op 13 januari 2009 is de zaak mondeling behandeld. De man werd bijgestaan door zijn advocaten mr. E.M. Kostense en L.E. Leunissen. Voorts was ter zitting aanwezig de financieel adviseur van de man [naam]
De vrouw werd bijgestaan door haar advocaat mr. F.M.J.A. Lohuis. Voorts was aanwezig de financieel adviseur van de vrouw [naam]
Beide partijen hebben aan de hand van een pleitnota een toelichting gegeven op het onderhavige geschil.
Tevens heeft de raad voor de kinderbescherming een toelichting gegeven inzake de omgangsregeling en de informatie verplichting.
HET PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking van 12 juni 2008 van de rechtbank ’s-Gravenhage. Bij die beschikking is – voor zover hier van belang – de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en is – uitvoerbaar bij voorraad – bepaald dat de man, met ingang van de dag waarop de beschikking van echtscheiding zal zijn ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand, voor de verzorging en opvoeding van de minderjarigen aan de vrouw, die de minderjarigen verzorgt en opvoedt, zal betalen een bedrag van € 1.000,- per maand per kind en is voorts – uitvoerbaar bij voorraad – bepaald dat de man met ingang van de dag dat de beschikking van echtscheiding zal zijn ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand tegen kwijting aan de vrouw tot haar levensonderhoud zal uitkeren een bedrag van € 2.766,-- per maand, telkens bij vooruitbetaling te voldoen, en te vermeerderen met de navolgende emolumenten:
- de man dient aan de vrouw te voldoen 60% van een eventuele door de man te ontvangen cashbonus;
- de man dient aan de vrouw te voldoen 60% van het door de man na 29 juni 2007 genoten en te genieten dividend op de geveste aandelen per jaar, althans voor zover deze aandelen niet vallen onder de tussen partijen op 23 mei 2007 gesloten vaststellingsovereenkomst, indien en voor zover het dividend in liquide middelen wordt uitgekeerd;
- de man dient aan de vrouw over te dragen 60% van de na 29 juni 2007 vestende aandelen, inclusief de aandelen [bedrijf] 2007 doch exclusief de aandelen welke reeds in de vaststellingsovereenkomst zijn benoemd, waarbij voor de waardebepaling wordt uitgegaan van de waarde van de aandelen ten tijde van de toekenning in onvoorwaardelijke aandelen;
en is bepaald dat de door de man te betalen bijdrage tot levensonderhoud van de vrouw inclusief de genoemde emolumenten wordt gemaximeerd op een bedrag van in totaal € 11.900,-- bruto per maand.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. Aan de orde in deze beschikking is uitsluitend het verzoek van de vrouw strekkende tot vernietiging van de beschikking van 12 juni 2008 ter zake de echtscheiding, en het verzoek van de man strekkende tot schorsing van de uitvoerbaar bij voorraad verklaring van de beschikking van 12 juni 2008 ter zake de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen (hierna: kinderalimentatie) en de uitkering tot levensonderhoud van de vrouw (hierna: partneralimentatie).
De beslissing op de overige verzoeken zal worden aangehouden tot 11 maart 2009.
Ter zake de echtscheiding
2. De vrouw verzoekt primair de beschikking van de rechtbank Den Haag d.d. 12 juni 2008 in hoger beroep te vernietigen, voor zover daarin de echtscheiding wordt uitgesproken en opnieuw rechtdoende de man niet ontvankelijk te verklaren in zijn echtscheidingsverzoek. Subsidiair verzoekt de vrouw – voor zover het hof de echtscheidingsbeschikking bekrachtigt – de band tussen de echtscheiding en nevenvoorzieningen in stand te laten.
3. De man voert gemotiveerd verweer tegen de stellingen van de vrouw en verzoekt het hof de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren in haar hoger beroep ter zake de uitgesproken echtscheiding.
Het hof overweegt als volgt.
4. Op grond van de stukken en het verhandelde ter terechtzitting is het hof van oordeel dat als vaststaand moet worden aangenomen dat het huwelijk van partijen duurzaam is ontwricht. De door de vrouw opgeworpen emotionele bewaren bezwaren tegen de duurzame ontwrichting doen aan dit oordeel niet af zodat de eerste grief van de vrouw faalt.
Voorts is het hof van oordeel dat de door de vrouw gestelde bijzondere omstandigheden die het belang van de vrouw bij het in stand houden van de band tussen de echtscheiding en de nevenvoorzieningen niet aanwezig zijn zodat ook de tweede grief van de vrouw faalt. Het hof zal de vrouw derhalve niet-ontvankelijk verklaren in haar beroep tegen de echtscheiding.
Ter zake de schorsing van de uitvoerbaar bij voorraad verklaring
5. De man verzoekt de uitvoerbaar bij voorraadverklaring van de beschikking van 12 juni 2008 ter zake de kinder- en partneralimentatie te schorsen totdat ter zake de kinder- en partneralimentatie onherroepelijk zal zijn beslist.
6. De vrouw voert gemotiveerd verweer tegen de stellingen van de man en verzoekt het hof de man in zijn appel niet-ontvankelijk te verklaren, althans hem zijn verzoek als ongegrond en onbewezen te ontzeggen.
7. Op grond van de stukken en het verhandelde ter terechtzitting is het hof van oordeel dat er sprake is van een (financiële) noodsituatie in die zin dat het vermogen van de man volledig verdampt is en dat gebleken is de man thans niet over voldoende financiële middelen beschikt om de vastgestelde kinder- en partneralimentatie te voldoen. Het verzoek van de man zal dan ook worden toegewezen en de uitvoerbaarheid bij voorraad zal worden geschorst.
Mitsdien dient als volgt te worden beslist.
BESLISSING OP HET PRINCIPALE HOGER BEROEP
Het hof:
verklaart de vrouw niet-ontvankelijk in haar hoger beroep ter zake de echtscheiding;
wijst toe het verzoek van de man tot schorsing van de werking van de uitvoerbaar bij voorraadverklaring, voor zover deze betrekking heeft op de vastgestelde de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen en de vastgestelde uitkering tot levensonderhoud van de vrouw;
verklaart deze schorsing uitvoerbaar bij voorraad;
bepaalt dat ten aanzien van de overige beslissingen inzake het ingestelde hoger beroep uitspraak zal worden gedaan op 11 maart 2009.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Labohm. Mink en Van der Zanden, bijgestaan door mr. Van Drunick als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 januari 2009.