Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BH2212

Datum uitspraak2009-01-21
Datum gepubliceerd2009-02-09
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Gravenhage
Zaaknummers200.015.813/01
Statusgepubliceerd


Indicatie

Voorlopige voorziening: vaststelling partneralimentatie en kinderalimentatie; gevolgen credietcrisis. Zie ook LJNummers BH2213 en BH2216. Op grond van artikel 824 Rv kan een beschikking voorlopige voorzieningen worden gewijzigd. Naar het oordeel van het hof behoeft het weinig rekenkundig inzicht om vast te stellen dat uit een bruto maand inkomen van € 13.821,-, geen alimentatie kan worden voldaan van € 27.000,- per maand.


Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE Familiesector Uitspraak : 21 januari 2009 Zaaknummer : 200.015.813.01 (voorlopige voorzieningen) Rekestnr. rechtbank : FA RK 08-2577 [appellant] wonende te [woonplaats] verzoeker in hoger beroep, hierna te noemen: de man, advocaat mr. E.M. Kostense, tegen [geïntimeerde] wonende te [woonplaats] verweerster in hoger beroep, hierna te noemen: de vrouw, advocaat mr. F.M.J.A. Lohuis. PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP De man heeft op 24 september 2008 een verzoekschrift ingediend tot wijziging van de beschikking voorlopige voorzieningen d.d. 20 december 2007 (rekestnummer: 07-6005, zaaknummer 296453), verbeterd bij beschikking van 15 januari 2008 (rekestnummer: 07-6005), 20 maart 2008 (rekestnummer: 08-1036, zaaknummer 304452) en 8 mei 2008 (rekestnummer: 08-2577, zaaknummer 308188) van de rechtbank `s-Gravenhage) De man heeft op 5 december 2008 een nader verzoekschrift tot wijziging van de hiervoor vermelde beschikkingen voorlopige voorzieningen ingediend. De vrouw heeft op 19 december 2008 een verweerschrift wijziging voorlopige voorzieningen, tevens zelfstandig verzoek ingediend. Van de zijde van de man is bij het hof binnen gekomen een brief van 16 december 2008 met bijlage. Van de zijde van de man is op 24 december 2008 nog een brief binnen gekomen over de wijze van behandeling van de zaak op 13 januari 2009. Op 13 januari 2009 is de zaak mondeling behandeld. De man werd bijgestaan door zijn advocaten mr. E.M. Kostense en L.E. Leunissen. Voorts was ter zitting aanwezig de financieel adviseur van de man [naam] De vrouw werd bijgestaan door haar advocaat mr. F.M.J.A. Lohuis. Voorts was aanwezig de financieel adviseur van de vrouw [naam] HET PROCESVERLOOP Algemeen 1. De man vordert, zoals weergegeven in het nader verzoekschrift wijziging voorlopige voorzieningen: De man uw gerechtshof moge verzoeken op basis van art 1:824 lid 2 Rv de beschikkingen voorlopige voorzieningen van de rechtbank te `s-Gravenhage d.d. 20 december 2007, 15 januari 2008, 20 maart 2008 en 8 mei 2008 te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de partnerbijdrage en de kinderbijdragen, die de man met ingang van 1 oktober 2007 aan de vrouw dient te betalen, op nihil te stellen en de vrouw te veroordelen om hetgeen door de man te veel aan haar, respectievelijk de deurwaarder betaald is, aan hem terug te betalen binnen één maand na de door uw hof te geven beschikking en voor het overige de genoemde beschikking in stand te laten. 2. De vrouw vordert: I. De vrouw uw gerechtshof moge verzoeken om het wijzigingsverzoek voorlopige voorzieningen zijdens de man als ongegrond en onbewezen af te wijzen, althans de man in zijn verzoeken niet ontvankelijk te verklaren; II. Primair de beschikking d.d. 8 mei 2008 te vernietigen, maar uitsluitend voor zover dit de vaststelling van de partneralimentatie vanaf 1 april 2008 betreft en opnieuw rechtdoende de vrouw na 1 april 2008 de gevraagde en in de beschikking d.d. 15 januari 2008 toegewezen bruto partneralimentatie ad € 25.000 per maand onveranderd toe te kennen, naast een kinderalimentatie van € 1.000 per maand per kind, althans subsidiair de partneralimentatie vast te stellen op een door uw gerechtshof in goede justitie te bepalen bedrag per maand, met instandhouding van de beslissing van de rechtbank voor zover het de emolumenten betreft (60% van alle emolumenten met halfjaarlijkse informatieverplichting) en met bepaling dat de executiekosten voor rekening van de man zullen komen; daarbij te verstaan dat de vrouw de geïncasseerde beëindigingvergoeding toekomt; III. Voor het overige de beschikkingen voorlopige voorzieningen van de rechtbank ‘s-Gravenhage d.d. 20 december 2007, 15 januari 2008, 20 maart 2008 en 8 mei 2008 in stand te laten. Onjuiste gegevens 3. De man stelt dat de rechtbank in haar beschikkingen van 20 december 2007, 15 januari 2008, 20 maart 2008 en 8 mei 2008 van onjuiste en onvolledige gegevens is uitgegaan. 4. De man heeft ondermeer het navolgende naar voren gebracht. 1. De jaaropgaven van de man geven een vertekend beeld van de inkomsten van de man, dit wordt veroorzaakt door de deferred compensation. Als door de werkgever van de man ([bedrijf]) aan de man voorwaardelijk aandelen worden toegekend, vindt er een belastingheffing in box 1 plaats, waarbij de belasting voor rekening komt van [bedrijf]. Ondanks het feit dat de man in fiscale zin inkomen geniet kan hij niet over deze inkomsten beschikken aangezien hij de aandelen niet kan verkopen. 2. De cashbonus 2006 € 79.100,- (netto) is in maart 2007 uitgekeerd. Partijen woonden toen samen. Hetgeen van deze bonus resteert, behoort tot het te verrekenen vermogen en heeft dus geen betrekking op de referteperiode 1 oktober 2007 tot 1 oktober 2008. De cashbonus mag derhalve niet bij de draagkracht van de man worden betrokken. 3. Over 2007 heeft de man geen cashbonus gekregen aangezien hij niet heeft kunnen voldoen aan de door [bedrijf] gestelde doelen. De man heeft zijn doelen niet kunnen bereiken aangezien [bedrijf] al in de zomer 2007 als gevolg van de kredietcrises in de problemen is gekomen, ten gevolge waarvan nauwelijks meer bonussen [bedrijf] zijn toegekend. 4. Over de maanden oktober, november en december 2007 bedroeg het inkomen van de man € 13.821,-. 5. Over de eerste drie maanden van 2008 heeft de man slechts een inkomen genoten van € 6.910, - bruto per maand. 6. Vanaf april 2008 tot 1 oktober 2008 bedroeg het bruto inkomen € 14.221,-. 7. De man is per 1 oktober 2008 ontslagen bij [bedrijf]. Zijn ontslag houdt direct verband met de kredietcrisis. 8. De man heeft een ontslagvergoeding gekregen van € 75.000,- bruto. Op deze uitkering heeft de vrouw beslag gelegd. 9. [banknaam] bank heeft in 2006 en 2007 aan de man een aanzienlijke lening verstrekt. De restsom bedraagt € 450.000,-. De aflossingsverplichting is € 110.000,- per jaar en de rente bedraagt jaarlijks € 32.000,-. 10. De bank heeft geëist dat de man de bruto uitkering van € 75.000,- aanwendt ter aflossing van de hiervoor vermelde schuld aangezien de man contractueel gehouden is de lening af te lossen. 11. Bij brief van 4 december 2008 van het UWV is aan de man meegedeeld dat de man tot 31 december 2008 geen aanspraak kan maken op een WW uitkering. 12. De man ontvangt per 1 januari 2009 een WW-uitkering van € 2.733,- bruto per maand. 13. Partijen zijn overgegaan tot verrekening van het bespaarde inkomen tot 1 januari 2007, waarbij de man een groot bedrag aan liquide middelen aan de vrouw ter beschikking heeft gesteld, waar tegenover hij zelf een groot aandelenpakket [bedrijf] heeft behouden, dat is verwaterd en dat niet liquide te maken is. Wijziging van omstandigheden, vermogen van de man is volledig verdampt. 5. In het nader verzoekschrift van 5 december 2008, tot wijziging van de beschikkingen voorlopige voorzieningen van 20 december 2007 en 15 januari 2008, stelt de man: 1. dat zijn vermogen inmiddels volledig is verdampt, hetgeen tot gevolg heeft dat zijn schuld, waarmee de beleggingen zijn gefinancierd, hoger is geworden dan zijn vermogen; 2. dat de man gevangen zit in zijn nog resterende vermogen omdat hij ook de door hem gehouden beursgenoteerde aandelen als [biermerk] op grond van de beperkingen, die zijn ex-werkgever heeft gesteld, niet mag verkopen; 3. dat het inkomen in de referentieperiode van 1 oktober 2007 tot 1 oktober 2008 € 135.000,- heeft bedragen, zodat rekening houdend met aflossing, rente, eigen levensonderhoud van de man, er geen draagkracht is voor partner-/kinderalimentatie; 4. dat de situatie zodanig is gewijzigd dat de beschikkingen van de rechtbank niet in stand kunnen blijven terwijl de rechtbank van onjuiste maatstaven is uitgegaan met betrekking tot het vermogen van de man. Voorts heeft de man gesteld: 6. Ter nadere onderbouwing van zijn betoog heeft de man ondermeer het navolgende naar voren gebracht. 1. Van hem werd als managing director bij de bank verwacht, dat hij aandelen in de bank [bedrijf] inkocht. Zijn collega's hebben hetzelfde gedaan. 2. Hij heeft eind 2005 € 250.000,- uit het gezamenlijke vermogen van partijen besteed voor het kopen van aandelen [bedrijf] en later heeft hij nog voor een bedrag van € 800.000,- bijgekocht. Deze laatste aankoop in 2006 heeft hij gefinancierd door het aangaan van een lening van € 500.000 die in 2007 is verhoogd tot € 550.000 omdat de aandelen aanzienlijk in waarde leken te stijgen in verband met de verwachte verkoop van [bedrijf] aan [bank] 3. In de zomer van 2007 leek de verkoop van [bedrijf] aan [bank] vrijwel rond. 4. De verkoop van [bedrijf] aan [bank] is op het laatste moment niet doorgegaan, waarna de koers van de aandelen [bedrijf] in waarde is gekelderd. 5. Na de daling van de waarde van de aandelen [bedrijf] heeft de bank [banknaam] de man eraan herinnerd dat hij niet meer aan zijn verplichtingen voldeed aangezien het vermogen van de man 4 maal zo groot moest zijn als de lening die [banknaam] aan de man heeft verstrekt. 6. De beslissingen tot aankoop van de aandelen en het aangaan van de lening bij [banknaam] zijn tijdens het huwelijk genomen. 7. De man heeft in de periode van 1 oktober 2007 tot 1 oktober 2008 aan de vrouw betaald de somma van € 85.885,-. Verkapt appel 7. In haar verweerschrift wijziging voorlopige voorzieningen tevens zelfstandig verzoekschrift stelt de vrouw dat er sprake is van verkapt appel. In de visie van de vrouw staat er tegen een voorlopige voorziening geen hoger beroep open omdat een voorlopige voorziening het karakter heeft van een ordemaatregel. Draagkracht en inkomsten 8. De vrouw is van mening dat tenminste het fiscale inkomen van de man in de draagkracht moet worden betrokken. Het fiscale inkomen van de man in 2007 bedroeg € 591.000 -. Met ieder ander uitgangspunt acht de vrouw het niet ondenkbaar dat de man zijn huidige/toekomstige inkomsten zodanig zal manipuleren dat hij minimale alimentatie aan de vrouw en de kinderen betaalt. Verwijtbaar gedrag van de man 9. De vrouw is van mening dat de financiële problemen van de man door hem zelf zijn veroorzaakt. Het onbetaald verlof, de op non-actief stelling en beëindiging van het dienstverband zijn naar het oordeel van de vrouw aan de man zelf te wijten. Het niet/half presteren is een eigen keuze van de man en – gegeven de kredietcrises – heeft de man met vuur gespeeld. De vrouw is van mening dat de man op de blaren moet zitten en zijn verantwoordelijkheden niet kan schuiven op de vrouw zoals de man duidelijk beoogt. In hun traditionele huwelijk regelde de man de geldzaken en hield de vrouw zich bezig met de verzorging van de kinderen. 10. De vrouw en de kinderen behoeven niet het slachtoffer te worden van het onverantwoorde investeringsgedrag van de man. Terugwerkende kracht 11. De vrouw acht het in strijd met de redelijkheid en billijkheid indien de vastgestelde partner/kinderalimentatie met terugwerkende kracht op nihil wordt gesteld. De vrouw heeft geen inkomsten uit arbeid en een negatief rendement op haar vermogen. 12. De vrouw is van mening dat een voorlopige voorziening haar in staat moet stellen om ten behoeve van zichzelf en de kinderen de inmiddels verschuldigde huur en inmiddels deels geleende noodzakelijke kosten van levensonderhoud te betalen. De vrouw heeft een grote achterstand in de huur. De door de rechtbank toegekende partneralimentatie blijkt niet te incasseren. 13. Volgens de vrouw staat vast dat de man hangende de voorlopige voorzieningen procedure niet alleen zijn kosten van levensonderhoud kon doorbetalen maar ook de huur van zijn vervangende huisvesting. Daarnaast trakteerde de man zijn vriendin en de kinderen op vele luxe vakanties. 14. De vrouw is van mening dat de rente en de aflossingsverplichting van de man ter zake zijn beleggingsschuld bij [banknaam] ter zake aangekochte [bedrijf] aandelen moeten worden achtergesteld op de levensonderhoudverplichting van de man jegens de vrouw en de kinderen. Artikel 824 Rv 15. Ter zitting heeft de man nog een nadere toelichting gegeven op zijn verzoek tot wijziging voorlopige voorzieningen. De man heeft expliciet gesteld dat twee rechtens relevante gronden aanwezig zijn tot wijziging van de door de rechtbank gewezen beschikkingen voorlopige voorzieningen: 1. De rechtbank is van onjuiste en onvolledige gegevens uitgegaan. 2. Er is sprake van een relevante wijziging van omstandigheden, en wel in die zin dat het volledige vermogen van de man is verdampt, de man vanaf 1 januari 2009 van een WW-uitkering moet leven van € 2.791,- per maand en hij uit deze maandelijkse uitkering aan [banknaam] moet voldoen een jaarlijkse aflossing van € 110.000,- en een renteverplichting van € 32.000,-. 16. Het hof overweegt als volgt. Op grond van artikel 824 Rv kan een beschikking voorlopige voorzieningen worden gewijzigd indien de omstandigheden na de dagtekening der beschikking in zodanige mate zijn gewijzigd of indien bij het geven van de beschikking in zodanige mate van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan, dat alle betrokken belangen in aanmerking genomen, de voorziening niet in stand kan blijven. 17. Het Hof is van oordeel dat beide gronden tot wijziging zich in het onderhavige geval voordoen, de rechtbank heeft aan haar beschikking volstrekt onjuiste gegevens ten grondslag gelegd alsmede is het vermogen van de man volledig verdampt en is de man technisch failliet. Het hof zal dit in onderstaand nader toelichten. Kasstromen en de voorlopige voorzieningen. 18. Het hof overweegt als volgt. Het kenmerk van een voorlopige voorziening is dat er sprake is een ordemaatregel. De onderhoudsplichtige moet aan de onderhoudsgerechtigde in beginsel per direct - indien hij draagkracht heeft - een onderhoudsbijdrage voldoen. Gezien dit karakter dient de voorlopige voorzieningenrechter te beoordelen over welke kasstroom de onderhoudsplichtige per direct kan beschikken. In de beoordeling dient de rechter te betrekken: 1. Wat is het inkomen waarover de onderhoudsgerechtigde feitelijk beschikt op het moment van de voorlopige voorzieningen? 2. Kan de onderhoudsplichtige per direct een deel van zijn vermogen liquideren of belenen om financiële middelen te verwerven ter delging van zijn onderhoudsverplichting jegens de onderhoudsgerechtigde? 3. Kan de onderhoudsplichtige per direct zijn inkomstenstroom positief beïnvloeden? 19. Uit de gewisselde stukken volgt dat de man over de navolgende periodes een inkomen heeft gehad van: 1. 1 oktober 2007 tot 31 december 2007 een maand salaris van € 13.821,- 2. 1 januari 2008 tot 31 maart 2008 een maand salaris van € 6.910,- 3. 1 april 2008 tot 1 oktober 2008 een maand salaris van € 14.221,- 4. 1 oktober 2008 tot 31 december 2008 nihil 5. 1 januari 2009 € 2.791,- De hierboven vermelde bedragen zijn exclusief vakantiegeld. 20. Uit de beschikkingen voorlopige voorzieningen volgt dat de rechtbank de navolgende partner- en kinderalimentatie heeft opgelegd: 1 oktober 2007 tot 1 april 2008 (per maand) € 27.000,- Vanaf 1 april 2008 (per maand) € 4.783,- 21. Naar het oordeel van het hof behoeft het weinig rekenkundig inzicht om vast te stellen dat uit een bruto maand inkomen van € 13.821,-, exclusief vakantiegeld, geen partner/kinderalimentatie kan worden voldaan van € 27.000,- per maand, laat staan uit een bruto maand inkomen van € 6.910,-. 22. Het hof acht de stelling van de man aannemelijk dat hij zijn aandelen in [bedrijf] niet kon vervreemden aangezien, deze aandelen niet beursgenoteerd zijn en er tevens geen put optie was op grond waarvan de man [bedrijf] kon dwingen tot inkoop van de aandelen [bedrijf]. Voorts acht het hof de stelling van de man aannemelijk - mede bezien de positie die de man had binnen de bank - dat hij niet mocht overgaan tot verkoop van aandelen die de man hield in beursgenoteerde vennootschappen, dit mogelijk in verband met een mogelijke voorwetenschap. 23. Een groot gedeelte van het vermogen van de man was niet liquide te maken op het moment dat de behandeling voorlopige voorzieningen plaatsvond, noch leverde het vermogen rendement op. De rechtbank had dit vermogen derhalve niet mogen betrekken in de draagkrachtberekening van de man, aangezien de man niet per direct over dit vermogen kon beschikken, noch hij uit dit vermogen een directe kasstroom kon generen. 24. Indien een alimentatieplichtige over een aanzienlijk vermogen beschikt geeft dit niet een antwoord op de vraag of dit vermogen liquide is of op korte termijn liquide is te maken. Een alimentatieplichtige kan in ernstige liquiditeitsproblemen - met mogelijk als resultaat een faillissement - komen te verkeren indien een alimentatieplicht wordt opgelegd die niet kan worden voldaan uit een kasstroom waarover hij daadwerkelijk kan beschikken. Met name in de huidige economische crisis dient de rechter in zijn beoordeling te betrekken de kasstroom waarover de alimentatieplichtige feitelijk kan beschikken en niet uit te gaan van in het verleden genoten inkomen of fictieve inkomsten. Bij het vaststellen van de onderhoudsbijdrage in het bodemgeschil kan met alle feiten en omstandigheden worden rekening gehouden. Dan kan tevens onderzocht worden of de alimentatieplichtige zijn vermogen liquide kan maken. Verwijtbaarheid 25. Het is een feit van algemene bekendheid dat de [bedrijf] bank de eerste bank in Nederland is geweest die in ernstige problemen is gekomen. Het hof acht het aannemelijk dat de algemene malaise in de financiële sector de directe aanleiding is geweest voor het ontslag van de man. Ter zitting heeft de man aangegeven dat hij in het kader van de verkoop van [bedrijf] aan [bank], binnen [bank] een functie zou krijgen. Deze verkoop heeft evenwel geen doorgang gevonden. Zijn functie binnen [bedrijf] was al vergeven aan een ander. Gezien de massaontslagen in de financiële wereld acht het hof de stelling van de man aannemelijk dat het niet eenvoudig zal zijn om een passende werkkring te vinden. 26. Dat deze zeer heftige echtscheidingsprocedure ook het functioneren van de man heeft geraakt acht het hof niet een verwijt dat aan de man kan worden toegerekend. Gezien hetgeen het hof ook zelf ter zitting heeft waargenomen, zijn beide partijen tot in het diepst van hun emotionele kern geraakt door de veelvoud aan procedures en de financiële afgrond waarin deze succesvolle mensen zijn geraakt. Van het bewonen van een villa in Bloemendaal met een waarde van € 3.900.000,- naar een WW uitkering van € 2.791,- geeft een schok in ieders leven. Het is in het belang van beide partijen dat de verhoudingen op zo kort mogelijk termijn worden genormaliseerd om een verder afglijden van beide partijen te voorkomen. 27. De lening bij [banknaam] is aangegaan tijdens het huwelijk voor de aankoop van aandelen. Bij de aankoop van de aandelen in [bedrijf] waren de verwachtingen zeer positief. Dat de belegging achteraf zeer negatief heeft uitgepakt is geen grond om de man hiervan verder enige verwijt te maken. Als de [bedrijf] was verkocht had de man op de aandelen een miljoenenwinst kunnen maken. Er is in het onderhavige geval sprake van een achteraf bezien niet uitgekomen verwachting met betrekking tot de aandelen. Lening [banknaam] 28. De vrouw is van mening dat met de verplichtingen van de [banknaam] geen rekening moet worden gehouden. 29. Door de man is in het geding gebracht de brief van [banknaam] van 9 oktober 2006, uit deze brief volgen de voorwaarden waaronder de lening van € 550.000,- is verstrekt. De voorwaarden zijn ondermeer: 1. Uw bancaire vermogen zal minimaal gelijk zijn aan 4 maal het hier bestaande blanco deel ad € 550.000,-. Indien hier niet meer aan wordt voldaan dient het hier uitstaande obligo per direct te worden afgedekt. 2. Gedurende onze kredietverlening zult u de aandelen/opties [bedrijf] niet bezwaren en op ons eerste verzoek daartoe aan ons verpanden. De verkooppenningen voortvloeiende uit een mogelijke verkoop van de aandelen zullen door u volledig worden aangewend ter aflossing van dit krediet voor zover uw obligo bij ons nog niet volledig bancair gedekt is. 3. Met behoud van het dagelijks opzegbare karakter van de faciliteit in rekening-courant zal de limiet worden verlaagd met ingang van 1 oktober 2007 met € 110.000,- per jaar. 30. Voorts is nog door de man een email van [banknaam] in het geding gebracht inzake de limietoverschrijding van de man. 31. Het hof overweegt als volgt. Gezien de contractuele verhouding van de man jegens de [banknaam], is het te danken aan de welwillendheid van [banknaam] dat zij niet de stekker uit de kredietverlening aan de man hebben getrokken, met alle mogelijke gevolgen voor de man. De man dient zijn verplichtingen jegens [banknaam] na te komen. Bij de berekening van de draagkracht van de man dient derhalve met deze verplichtingen rekening te worden gehouden. Opheffing beslag 32. Gezien de bestaande contractuele verhouding tussen de man en [banknaam], het feit dat de man inmiddels een grote betalingsachterstand heeft bij voormelde bankinstelling, weegt het belang van de man zwaarder dan dat van de vrouw bij de ontslagvergoeding die de man van [bedrijf] heeft ontvangen. De belangen van de man verzetten zich er tegen dat de vrouw aanspraak kan maken op dit bedrag, alsmede op het bedrag van € 5.235,71. 33. Het hof gaat ervan uit dat de vrouw de door haar gelegde beslagen onverwijld opheft op de ontslagvergoeding die de man van [bedrijf] heeft ontvangen, alsmede het bedrag van € 5.235,71 dat zich onder de deurwaarder bevindt, zodat de man daarmee een deel van zijn schuld bij [banknaam] kan aflossen. Voorlopige conclusie 34. Uitgaande van: het hiervoor genoemde inkomen van de man, de bijstandsnorm voor een alleenstaande, zijn verplichtingen jegens [banknaam] en de ziektekosten-verzekeringspremie is de man met ingang van 1 oktober 2007 niet in staat om enige bijdrage te voldoen ter zake kinder- en partneralimentatie. De rechtbank is bij de vaststelling van de onderhoudsbijdrage van onjuiste gegevens uitgegaan en heeft de financiële positie van de man miskend. Door het verdampen van zijn vermogen is de man technisch failliet, aangezien zijn inkomen en de daartegen overstaande schuldenlast en daar uit voortvloeiende verplichtingen zodanig zijn dat hij die op dit moment niet kan voldoen. Behoefte aan partner- en kinderalimentatie 35. De man heeft in punt 8.1.2 gesteld dat de vrouw nimmer enige behoefte heeft gehad aan een partnerbijdrage van € 25.000,- per maand. De man stelt dat de behoefte van de vrouw maximaal € 7.359,- per maand bedraagt. Volgens de man is de rechtbank bij het bepalen van de behoefte van de vrouw uitgegaan van onjuiste gegevens. Een vertekend beeld geven ook de hoge woonlasten van de vrouw, omdat partijen, toen zij uit elkaar gingen, tijdelijk een woning huurden, waarvan de kosten inclusief gas en licht € 5.255,- per maand bedroegen, doch het steeds de bedoeling was geweest dat dit huurcontract eind december 2007, hetgeen ook mogelijk was, beëindigd zou worden. De vrouw heeft daaraan willen meewerken. 36. De vrouw is van mening, gezien het karakter van de voorlopige voorziening als ordemaatregel, dat zij er op mocht vertrouwen dat haar voorlopige partneralimentatie van € 25.000,- per maand vaststond. 37. Het hof overweegt als volgt. Als bij de bepaling van de behoefte van onjuiste gegevens is uitgegaan, kan dit eveneens een grond zijn op grond waarvan de beschikking voorlopige voorziening kan worden gewijzigd. De omstandigheid dient dan wel zodanig te zijn, dat alle betrokken belangen in aanmerking genomen, de voorziening niet in stand kan blijven. 38. Het hof overweegt als volgt. Uit een brief van [naam] (belastingadviseur) van 23 januari 2008, gericht aan de man, volgt dat de man in de periode van 2002 tot 2007 een daadwerkelijk jaarinkomen heeft genoten van gemiddeld € 310.000,- De financieel adviseurs van de man mr. F. van den Barselaar en [naam] hebben de gemiddelde jaarlijkse gezinsuitgaven begroot op € 148.00,- per jaar, zie de brief van voormelde adviseurs van 31 maart 2008, gericht aan de man. 39. De financieel adviseur van de vrouw, [naam], heeft in zijn brief van 14 september 2007 een overzicht weergegeven van de uitgaven over de periode 2004-2006 van partijen. Volgens [naam] bedroegen de uitgaven van partijen in 2004 € 269.075,-, in 2005 € 272.245,- en in 2005 € 373.087,-. 40. Gezien het inkomen van de man zoals hiervoor vermeld en de uitgaven van partijen in de jaren 2004 tot en met 2006, kan de behoefte van de vrouw in de periode 1 oktober 2007 tot 1 oktober 2008 ten minste worden gesteld op het bedrag dat zij inmiddels feitelijk heeft geïncasseerd. Conclusie, afweging belangen 41. Uit hetgeen het hof hiervoor heeft overwogen volgt expliciet dat bij het vaststellen van de draagkracht van de man in zodanige mate van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan, dat, alle betrokken belangen in aanmerking genomen, de voorziening niet in stand kan blijven. In het kader van de afweging van de belangen tussen de man en de vrouw is het niet redelijk en billijk dat de vrouw de inmiddels geïncasseerde partneralimentatie en kinderalimentatie aan de man dient terug te betalen. Het hof acht het aannemelijk dat door het terug betalen van het bedrag van € 85.885,- er eveneens voor de vrouw direct financiële problemen zullen ontstaan. Tijdens de zitting heeft de vrouw gesteld dat zij geld bij haar moeder en haar tante leent om in haar levensonderhoud te kunnen voorzien. DE BESLISSINGEN OP DE VERZOEKEN VAN DE MAN EN DE VROUW Het hof wijzigt de beschikkingen voorlopige voorzieningen van de rechtbank te `s-Gravenhage d.d. 20 december 2007, 15 januari 2008, 20 maart 2008 en 8 mei 2008, voor zover betrekking hebbend op de partneralimentatie en kinderalimentatie en opnieuw rechtdoende: stelt de bijdrage voor het levensonderhoud van de vrouw en de bijdragen voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige kinderen van partijen, die de man met ingang van 1 oktober 2007 aan de vrouw dient te betalen, op nihil, met dien verstande dat de vrouw de reeds door haar ontvangen of geïncasseerde bedragen niet behoeft terug te betalen aan de man; wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd. Deze beschikking is gegeven door mrs. Labohm, Mink en Van der Zanden, bijgestaan door mr. Van Drunick als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 januari 2009.