Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BH1745

Datum uitspraak2009-01-06
Datum gepubliceerd2009-02-05
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers08/5106 WMO + 08/5108 WMO
Statusgepubliceerd


Indicatie

Afwijzing verzoek aanpassing eigen woning (brief voorzien van bezwaarclausule). Namens appellant is 8 maanden later bezwaar gemaakt tegen het uitblijven van een beslissing op de aanvraag voor een woningaanpassing. Bezwaar niet-ontvankelijk verklaard wegens niet verschoonbare termijnoverschrijding. Appellant en appellante (echtgenoten) stellen beroep in. Rechtbank verklaart appellante niet-ontvankelijk, nu alleen namens appellant bezwaar is gemaakt en het besluit ook alleen aan hem is gericht. Beroep van appellant wordt ongegrond verklaard. Hoger beroep van appellante tegen ongegrond verklaring beroep wordt niet-ontvankelijk verklaard, omdat zij ter zake van dat beroep niet kan worden beschouwd als belanghebbende. Bezwaar appellant terecht niet-ontvankelijk verklaard.


Uitspraak

08/5106 WMO 08/5108 WMO Centrale Raad van Beroep Meervoudige kamer U I T S P R A A K op de hoger beroepen van: [Appellant] (hierna: appellant) en [Appellante] (hierna appellante), beiden wonende te [woonplaats], tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 26 augustus 2008, 08/772 (hierna: aangevallen uitspraak) in de gedingen tussen: appellanten en het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Beesel (hierna: College) Datum uitspraak: 6 januari 2009 I. PROCESVERLOOP Namens appellanten heeft I.T. Martens, werkzaam bij SRK Rechtsbijstand, gevestigd te Zoetermeer, hoger beroep ingesteld. Het College heeft een verweerschrift ingediend. Desgevraagd heeft het College de Raad nadere inlichtingen verstrekt. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 november 2008. Appellanten zijn verschenen, bijgestaan door Martens. Het College heeft zich - met bericht van verhindering - niet laten vertegenwoordigen. II. OVERWEGINGEN 1.1. Appellanten hebben samen drie kinderen. Twee van hen, [R.], geboren [in] 1999, en [T.], geboren [in] 2003, lijden aan een spieraandoening als gevolg waarvan zij zijn beperkt in hun mobiliteit. Op 24 november 2006 is ten behoeve van [R.] en [T.] verzocht om in aanmerking te worden gebracht voor aanpassing van de eigen woning. 1.2. Op 23 januari 2007 heeft de stichting Centrum Indicatiestelling Zorg (hierna: CIZ) een advies uitgebracht waarin ten behoeve van woningaanpassing en/of een verhuisadvies een programma van eisen is opgesteld. Blijkens dit programma van eisen dient de woning geschikt te zijn voor twee ouders en drie kinderen, rolstoel toe- en doorgankelijk te zijn, en dienen er op de begane grond twee slaapkamers, een natte cel en een berging voor twee elektrische rolstoelen aanwezig te zijn. In het advies heeft CIZ aangegeven dat verhuizing mogelijk een goedkopere dan wel de enige oplossing is. 1.3. Bij brief van 16 april 2007 heeft het College, samengevat, aan appellanten meegedeeld dat de aanpassingskosten van de huidige woning van appellanten worden geraamd tussen de € 120.000,-- en € 150.000,-- en dat volgens de Verordening voorzieningen gehandicapten van de gemeente Beesel het primaat van verhuizing geldt indien de kosten van een woningaanpassing meer bedragen dan € 5000,--. Meegedeeld is dat het College op 26 maart 2007 tot het primaat van verhuizing heeft besloten en dat van appellanten wordt verwacht dat zij zoeken naar een woning die al aangepast is of die goedkoper passend is te maken dan hun huidige, eigen woning. Daarbij heeft het College aangegeven dat ook de gemeente zal zoeken naar een zo volledig mogelijk aangepaste (huur)woning. Rond de zomer van 2007 zal er een evaluatie plaatsvinden waarbij naar de inspanningen en resultaten zal worden gekeken. Tevens heeft het College appellanten geattendeerd op een concrete, mogelijk geschikte huurwoning. 1.4. Appellanten hebben tegen deze beslissing van 16 april 2007 geen bezwaar gemaakt. 1.5. Op 20 december 2007 is namens appellant bezwaar gemaakt tegen het uitblijven van een beslissing op de aanvraag voor een woningaanpassing van 20 december 2006 (lees: 24 november 2006). Naar aanleiding van dit bezwaarschrift heeft het College erop gewezen dat al op 16 april 2007 is besloten tot afwijzing van de aanvraag om woningaanpassing en is appellant in de gelegenheid gesteld aan te geven waarom niet binnen de bezwaartermijn tegen dit besluit is opgekomen. 1.6. In reactie hierop is namens appellant bij schrijven van 7 maart 2008 meegedeeld dat in de periode na 16 april 2007, naar aanleiding van de oorspronkelijke aanvraag, nadere afspraken zijn gemaakt met diverse bij de gemeente werkzame mensen, naar aanleiding waarvan hij in afwachting is van nieuwe besluitvorming. 1.7. Bij besluit van 31 maart 2008 heeft het College het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Hieraan is ten grondslag gelegd dat ter zake van het op 20 december 2007 tegen het besluit van 16 april 2007 gemaakte bezwaar sprake is van niet verschoonbare termijnoverschrijding. Blijkens het aan dit besluit ten grondslag liggende advies van de Commissie van Advies voor de bezwaarschriften van 17 maart 2008, is de niet- ontvankelijkverklaring daarnaast gebaseerd op de overweging dat appellant geen belang heeft bij zijn bezwaar tegen het uitblijven van een beslissing op de aanvraag, nu de gevraagde beslissing al bij besluit van 16 april 2007 is genomen. 1.8. Tegen dit besluit is zowel namens appellant als namens appellante beroep ingesteld. Zij hebben aangevoerd dat het bezwaar van 20 december 2007 niet is gericht tegen de brief van 16 april 2007, maar tegen het uitblijven van een besluit op de aanvraag voor een woningaanpassing van 20 december 2006 (lees: 24 november 2006). Verder is gesteld dat de brief van 16 april 2007 geen besluit bevat, als bedoeld in artikel 1:3 van de Algemene wet Bestuursrecht (hierna: Awb). 2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante niet-ontvankelijk verklaard en het beroep van appellant tegen het besluit van 31 maart 2008 ongegrond verklaard. 2.1. Met betrekking tot de ontvankelijkheid van appellante heeft de rechtbank overwogen dat het zich niet verdraagt met het systeem van de Awb dat namens appellante beroep is ingesteld tegen het besluit van 31 maart 2008, nu alleen namens appellant bezwaar is gemaakt en het besluit van 31 maart 2008, waarbij op dit besluit is beslist, ook alleen aan hem is gericht. 2.2. De ongegrondverklaring van het beroep van appellant heeft de rechtbank gebaseerd op de overweging dat de brief van 16 april 2007 een besluit als bedoeld in artikel 1:3 van de Awb bevat, waarin is beslist op de aanvraag van 24 november 2006. De stelling van appellant dat nog niet op die aanvraag is beslist, verdraagt zich niet met de stukken in het procesdossier. Voor het standpunt van appellant, dat zou meebrengen dat tweemaal op één aanvraag wordt beslist, is in het wettelijk systeem geen steun te vinden. 3. Appellanten hebben zich in hoger beroep gemotiveerd tegen deze uitspraak gekeerd. Zij zijn van mening dat de rechtbank ten onrechte heeft vastgesteld dat op de aanvraag van 24 november 2006 is beslist bij besluit van 16 april 2007 en dat tegen dat besluit te laat bezwaar is gemaakt. Het besluit van 16 april 2007 is geen (voltooid) besluit; het is noch de afwijzing van de aanvraag, noch de toekenning van een woningaanpassing, maar een brief waarin besluitvorming in het vooruitzicht is gesteld, die tot op heden is uitgebleven. 4. De Raad komt tot de volgende beoordeling. 4.1. Het hoger beroep van appellante 4.1.1. Het beroep van appellante is, zoals zij ter zitting heeft meegedeeld, niet gericht tegen de niet-ontvankelijkverklaring van haar beroep bij de rechtbank, maar tegen de ongegrondverklaring van het beroep van appellant bij de rechtbank. Dit hoger beroep van appellante zal de Raad niet-ontvankelijk verklaren, omdat zij ter zake van dat beroep niet kan worden beschouwd als belanghebbende als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb. 4.2. Het hoger beroep van appellant 4.2.1. Ingevolge artikel 1:3, eerste lid, van de Awb wordt onder besluit verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. Ingevolge het tweede lid van artikel 1:3 van de Awb wordt onder beschikking verstaan: een besluit dat niet van algemene strekking is, met inbegrip van de afwijzing van een aanvraag daarvan. Onder aanvraag wordt ingevolge het derde lid van artikel 1:3 van de Awb verstaan: een verzoek van een belanghebbende, een besluit te nemen. 4.2.2. Naar het oordeel van de Raad bevat de brief van 16 april 2007 een - voltooid - besluit als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid van de Awb, meer in het bijzonder een (afwijzende) beschikking op de aanvraag om woningaanpassing van 24 november 2006. Hij verwijst hiertoe allereerst naar de rechtstreekse relatie die in het besluit van 16 april 2007 is gelegd met de aanvraag van 24 november 2006 en het naar aanleiding van deze aanvraag bij CIZ ingewonnen advies. Staand voor de keuze tussen woningaanpassing (toewijzing van de aanvraag) of verhuizing heeft het College besloten toepassing te geven aan het in de gemeente Beesel geldende primaat van verhuizing. Hoewel dit wellicht duidelijker in het besluit vermeld had kunnen worden, betekent dit per definitie een afwijzing van de gevraagde woningaanpassing. De status van "besluit" wordt nog onderstreept door de vermelding van de wettelijke grondslag van deze beslissing en van de bezwaarclausule. Dat in het besluit van 16 april 2007 tevens is vermeld dat rond de zomer van 2007 een evaluatie zal plaatsvinden, waarbij naar de inspanningen en resultaten van het zoeken naar geschikte(re) woningen zal worden gekeken, kan aan het vooraanstaande niet afdoen. 4.2.3. Aangezien op de aanvraag van 24 november 2006 bij besluit van 16 april 2007 is beslist, moet worden geconcludeerd dat appellant geen belang had bij zijn bezwaar tegen het uitblijven van een beslissing op de aanvraag van 24 november 2006. Dit betekent dat het College bij besluit van 31 maart 2008 zijn bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard en dat de rechtbank het tegen het besluit van 31 maart 2008 ingediende beroep terecht ongegrond heeft verklaard. 4.3. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep; Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten; Verklaart het hoger beroep van appellante niet-ontvankelijk. Deze uitspraak is gedaan door R.M. van Male als voorzitter en G.M.T. Berkel-Kikkert en J.N.A. Bootsma als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van A. Badermann als griffier, uitgesproken in het openbaar op 6 januari 2009. (get.) R.M. van Male. (get.) A. Badermann. OA