
Jurisprudentie
BH1709
Datum uitspraak2009-01-08
Datum gepubliceerd2009-02-03
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Arnhem
ZaaknummersAWB 08/1475
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-02-03
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Arnhem
ZaaknummersAWB 08/1475
Statusgepubliceerd
Indicatie
Verzoekers tot wraking niet-ontvankelijk omdat verzoek niet tijdig is gedaan.
Uitspraak
beschikking
RECHTBANK ARNHEM
Wrakingskamer
registratienummer: AWB 08/1475
Beschikking van 8 januari 2009
inzake
VERENIGING SURINAAMSE NEDERLANDERS EN ANDEREN,
gevestigd te Nijmegen,
verzoekers tot wraking,
en
[rechter],
in haar hoedanigheid van bestuursrechter in de zaak tussen verzoekers en de minister van Buitenlandse Zaken met registratienummer AWB 08/1475.
1. De procedure
1.1. De heer [M], voorzitter van de Vereniging Surinaamse Nederlanders (hierna: VSN), heeft namens verzoekers op 1 december 2008 (het verzoek is blijkens een daarop geplaatst stempel ingekomen op 30 november 2008) bij de rechtbank Arnhem een schriftelijk wrakingsverzoek ingediend tegen [rechter].
1.2. Bij schrijven van 8 december 2008 heeft [A], plaatsvervangend hoofd van de Afdeling Bestuursrecht van de Directie Juridische Zaken, namens de minister van Buitenlandse Zaken aangegeven dat de minister van Buitenlandse Zaken zich niet ter zitting van 8 januari 2009 zal doen vertegenwoordigen.
1.3. Bij schrijven van 22 december 2008 heeft [rechter] aangegeven niet in de wraking te berusten en heeft zij haar zienswijze ten aanzien van het wrakingsverzoek uiteengezet.
1.4. De heer [M] heeft de wrakingskamer op 26 december 2008 en 5 januari 2009 nog enkele stukken toegezonden.
1.5. De wrakingskamer heeft het wrakingsverzoek ter openbare terechtzitting van 8 januari 2009 behandeld. Daar is de heer [M] namens verzoekers verschenen, alsmede de heer [R]. [rechter] heeft in genoemd schrijven van 22 december 2008 te kennen gegeven dat zij er geen prijs op stelt te worden gehoord of aanwezig te zijn bij de mondelinge behandeling en is derhalve niet verschenen.
1.6. De wrakingskamer heeft aan het einde van de zitting op 8 januari 2009 mondeling uitspraak gedaan en verzoekers niet-ontvankelijk verklaard in hun verzoek tot wraking van [rechter]. Hieraan is de volgende motivering ten grondslag gelegd.
2.Het verzoek en het verweer
2.1. Verzoekers hebben hun wrakingsverzoek gegrond op de navolgende stellingen:
a. [rechter] heeft als voorzitter van de meervoudige kamer van de rechtbank, sector bestuursrecht, tijdens de zitting van 21 november 2008 blijk gegeven van vooringenomenheid. De advocaat van verzoekers, mr. A. Jankie, werd namelijk systematisch verboden de zienswijze van verzoekers naar voren te brengen. Dit is in strijd met de artikelen 6 EVRM en 14 IVBPR;
b. [rechter] heeft tijdens de zitting van 21 november 2008 aan de gemachtigde van verweerder, mr. S.G. Kemble, alle gelegenheid geboden om - zonder bewijsstukken daarvan te overleggen - zich van laster en smaad jegens verzoekers te bedienen, terwijl mr. Jankie werd verboden hierop te reageren op het moment dat zij dat wilde;
c. [rechter] heeft voorafgaand aan de zitting van 21 november 2008 - die om 09.10 uur feitelijk is aangevangen - verboden de zaak op een later tijdstip die dag te laten plaatsvinden, ondanks het feit dat verzoekers hierom hadden verzocht, omdat verschillende verzoekers ver buiten Arnhem wonen en omdat de heer [M] die ochtend in Amsterdam diende te zijn in verband met de behandeling van een kort geding;
d. Mr. Kemble zat voor aanvang van de zitting op 21 november 2008 al in de zittingszaal en is dus niet gelijktijdig met verzoekers de zittingszaal binnen gegaan. Kennelijk is er buiten aanwezigheid van verzoekers een strategie tussen mr. Kemble en [rechter] besproken.
Volgens verzoekers brengen de voorgaande omstandigheden in dit geval mee dat [rechter] niet onpartijdig is, althans dat zij de schijn van partijdigheid heeft gewekt.
2.2. Zoals hiervoor reeds weergegeven berust [rechter] niet in de wraking. Zij voert het volgende verweer:
-Mr. Jankie is ter zitting van 21 november 2008 in de gelegenheid gesteld om de zienswijze van verzoekers middels het voorlezen van een pleitnota naar voren te brengen. Daarna zijn aan mr. Jankie een aantal vragen gesteld, waarop zij opnieuw haar inhoudelijke standpunt wilde toelichten. [rechter] heeft toen gevraagd om zich te beperken tot de beantwoording van de vragen. Dit betreft de orde van de zitting en betekent niet dat er sprake is van vooringenomenheid;
-Nadat mr. Kemble zijn pleitnota had voorgedragen, heeft mr. Jankie hierop in haar tweede termijn mogen reageren. Deze reactie is haar dus niet verboden. Gelet op het feit dat mr. Jankie een uitgebreide eerste termijn was gegund, is haar wel verzocht om het kort te houden, maar dit leidt evenmin tot de conclusie dat er sprake is van vooringenomenheid;
-[rechter] heeft geen bemoeienis gehad met het verzoek om uitstel en dus ook niet met de afwijzing daarvan;
-Na uitroeping van de zaak op 21 november 2008 zijn beide partijen gelijktijdig de zittingszaal binnengeleid. Mr. Kemble was dus niet al in de zittingszaal aanwezig. Evenmin heeft [rechter] met mr. Kemble een strategie doorgesproken.
Ten overvloede heeft [rechter] met verwijzing naar artikel 8:16, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State nog gewezen op het feit dat het verzoek om uitstel op 30 oktober 2008 is afgewezen en de behandeling ter zitting op 21 november 2008 heeft plaatsgevonden, terwijl het wrakingsverzoek eerst op 1 december 2008 is gedaan.
3. De motivering van de beslissing
3.1. In de eerste plaats is aan de orde de vraag of het wrakingsverzoek tijdig is gedaan. Daaromtrent wordt het volgende overwogen.
3.2. De wetgever heeft via het middel van wraking de partijen in de door de rechter te behandelen zaak de mogelijkheid gegeven de rechter te wraken en daarmee de behandeling van de zaak door die rechter te stuiten, wanneer het vermoeden is gerezen dat de rechter jegens (een van) die partijen niet onpartijdig is. Op grond van artikel 8:16, eerste lid, Awb dient het wrakingsverzoek te worden gedaan zodra de feiten en omstandigheden die aan de wraking ten grondslag liggen bij verzoekers bekend zijn.
3.3. Verzoekers hebben als gronden voor de wraking aangevoerd hetgeen hiervoor onder 2.1. a tot en met d is weergegeven. Naar het oordeel van de wrakingskamer is gelet op de aard van deze aan het wrakingsverzoek ten grondslag gelegde punten, sprake van feiten en omstandigheden die zich ten laatste moeten hebben voorgedaan tijdens de zitting van 21 november 2008. De door verzoekers aangevoerde klachten betreffen immers acute en onmiddellijk kenbare ernstige inbreuken op de beginselen van een goede procesorde tijdens voornoemde zitting van 21 november 2008.
3.4. Dit in aanmerking nemende had het op de weg gelegen van mr. Jankie, als gemachtigde van VSN en anderen, om direct ter zitting van 21 november 2008 de wraking van [rechter] te verzoeken. In zo’n geval zou het onderzoek ter zitting onmiddellijk zijn geschorst en zou er onmiddellijk proces-verbaal zijn opgemaakt, waarin ook het wrakingsverzoek en de daaraan ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden waren opgenomen. In plaats daarvan heeft mr. Jankie ervoor gekozen om de hele kwestie eerst met de heer [M] te bespreken, die op zijn beurt de gang van zaken en de wenselijkheid van een wraking heeft besproken met enkele andere verzoekers. Uiteindelijk heeft de heer [M] mede namens de overige verzoekers een wrakingsverzoek ingediend. Dit is geschied in de brief van 1 december 2008, welke per fax is ingekomen op 30 november 2008, ruim een week nadat de aan de wraking ten grondslag liggende feiten zich zouden hebben voorgedaan.
3.5. De wrakingskamer is gelet op het vorenstaande van oordeel dat niet is voldaan aan het wettelijk voorschrift van artikel 8:16, eerste lid, Awb, dat het wrakingsverzoek wordt ingediend zodra de feiten en omstandigheden die aan de wraking ten grondslag liggen bij verzoekers bekend zijn. Aan vorenstaand oordeel doet niet af de door de heer [M] ter zitting van de wrakingskamer naar voren gebrachte omstandigheid dat na de zitting van 21 november 2008 eerst overleg moest plaatsvinden tussen vertegenwoordigers van verschillende eisers in de onderliggende zaak over de te volgen strategie. Een ingediend wrakingsverzoek kan immers op een later moment altijd nog worden ingetrokken. Het belang van de raadpleging van niet aanwezige procespartijen weegt niet op tegen dat van een onmiddellijke vastlegging van het wrakingsverzoek en de feiten waarop dat berust, alsmede van het snelle in gang zetten van de wrakingsprocedure, zodat de hoofdprocedure zo min mogelijk door deze procedure wordt opgehouden.
3.6. Het voorgaande betekent dat verzoekers niet in hun wrakingsverzoek kunnen worden ontvangen en dat de wrakingskamer niet meer aan een inhoudelijke behandeling van het wrakingsverzoek kan toekomen.
4. De beslissing
De rechtbank:
4.1. verklaart verzoekers niet-ontvankelijk in hun verzoek tot wraking van [rechter].
Deze beslissing is gegeven door mrs. M.C.G.J. van Well (voorzitter), P.A. Huidekoper en G. Noordraven en in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier mr. M. van Gameren uitgesproken op 8 januari 2009.
de voorzitter,
De griffier is verhinderd deze beschikking te ondertekenen.