Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BH1675

Datum uitspraak2009-02-03
Datum gepubliceerd2009-02-03
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
Zaaknummers24-001953-08
Statusgepubliceerd


Indicatie

Minderjarige verdachte laat met stel vrienden ’s nachts een spoor van vernielingen achter op en rond camping te [plaats]. Ruiten ingegooid, auto’s beschadigd en hek onbruikbaar gemaakt. Algehele veroordeling. Tachtig uren werkstraf, waarvan veertig uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en verplicht contact met BJZ Groningen


Uitspraak

Parketnummer: 24-001953-08 Parketnummer eerste aanleg: 17-676072-07 Arrest van 3 februari 2009 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Leeuwarden van 17 juli 2008 in de strafzaak tegen: [verdachte], geboren op [1992] te [geboorteplaats], wonende te [woonplaats], [adres], verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. J.F. Rouwé-Danes, advocaat te Leeuwarden. Het vonnis waarvan beroep De kinderrechter in de rechtbank Leeuwarden heeft de verdachte, met vrijspraak van het onder 1 primair ten laste gelegde, bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven. Gebruik van het rechtsmiddel De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen. Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg. De vordering van de advocaat-generaal De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte van het hem onder 1 primair en onder 4 ten laste gelegde zal vrijspreken, en dat het hof verdachte wegens de hem onder 1 subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde zal veroordelen tot een werkstraf voor de duur van tachtig uren, subsidiair veertig dagen vervangende jeugddetentie, waarvan veertig uren werkstraf, subsidiair twintig uren vervangende jeugddetentie voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich gedurende de proeftijd zal houden aan aanwijzingen en voorschriften van de raad voor de kinderbescherming. De beslissing op het hoger beroep Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen. Tenlastelegging Aan verdachte is ten laste gelegd dat: 1 primair: hij in of omstreeks het tijdvak gevormd door 10 en 11 augustus 2007 te [plaats], (althans) in de gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een auto (Suzuki Grand Vitara, grijs van kleur) heeft weggenomen (een) golfclub(s) en/of een (golf)tas, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming; 1 subsidiair: A: hij in of omstreeks het tijdvak gevormd door 10 en 11 augustus 2007 te [plaats], (althans) in de gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk (een) golfclub(s) en/of een (golf)tas, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft weggemaakt door die golfclub(s) en/of die (golf)tas (tijdelijk) buiten het bereik van de rechthebbende te brengen; en/of B: hij in of omstreeks het tijdvak gevormd door 10 en 11 augustus 2007 te [plaats], (althans) in de gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een auto, in elke geval enig goed, geheel of gedeeltelijk toebehorende aan [benadeelde 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt; 2: hij in of omstreeks het tijdvak gevormd door 10 en 11 augustus 2007 te [plaats], (althans) in de gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk (een) ra(a)m(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt; 3: hij in of omstreeks het tijdvak gevormd door 10 en 11 augustus 2007 te [plaats], (althans) in de gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk (een) auto('s), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] en/of [benadeelde 5] en/of [benadeelde 6] en/of [benadeelde 7], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt; 4: hij in of omstreeks het tijdvak gevormd door 10 en 11 augustus 2007 te [plaats], (althans) in de gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een hekwerk, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 8], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt; Overweging ten aanzien van het bewijs Met betrekking tot feit 1: Anders dan de advocaat-generaal en de verdediging is het hof van oordeel dat hetgeen de verdachte onder 1 primair ten laste is gelegd wettig en overtuigend is bewezen. Uit de voorhanden bewijsmiddelen valt immers op te maken dat de verdachte en zijn mededaders een golftas met clubs uit de auto van aangever [benadeelde 1] hebben weggenomen en aldus de goederen aan de feitelijke heerschappij van de rechthebbende hebben onttrokken. Dat verdachte en zijn mededaders kort daarna - nadat zij door getuige [getuige 1] waren overlopen - de goederen hebben achtergelaten, doet daaraan niet af. Met betrekking tot feit 3: De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van hetgeen hem onder 3 ten laste is gelegd, in elk geval waar het verwijt de auto's van de aangevers [benadeelde 5], [benadeelde 6] en [benadeelde 7] betreft. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft de raadsvrouw aangevoerd dat in de betreffende aangiften wordt gesteld dat de daarin beschreven, aan de respectieve auto's teweeggebrachte beschadigingen het gevolg zijn van (het gooien met) tuinstoelen. Zulks terwijl wettig en overtuigend bewijs dat de verdachte en/of zijn mededaders met behulp van tuinstoelen vernielingen hebben aangericht ontbreekt en dit door de verdachte expliciet wordt ontkend, aldus de raadsvrouw. Het hof verwerpt dit verweer en overweegt terzake als volgt. Vooropgesteld moet worden dat de vernielingen van de verschillende auto's - er bevinden zich zes aangiften in het dossier - alle plaatsvonden in de nacht van vrijdag 10 op zaterdag 11 augustus 2007 en dat deze auto's die nacht alle geparkeerd stonden op een parkeerterrein van camping [camping] te [plaats]. In zoverre is er een betrekkelijk grote eenheid van tijd en plaats. Verdachtes mededader [medeverdachte 1] heeft verklaard met [medeverdachte 2], ene [medeverdachte 3] en verdachte die nacht daar wat tegen auto's aan hebben lopen trappen. [medeverdachte 2] heeft verklaard dat de verdachte en zijn mededaders daar en toen tegen een aantal andere auto's hebben geschopt en geslagen. De verdachte zelf heeft verklaard daar en toen met zijn mededaders tegen verschillende auto's hebben lopen schoppen. De aangevers [benadeelde 5], [benadeelde 6] en [benadeelde 7] veronderstellen dat de aan hun auto toegebrachte beschadigingen (mede) veroorzaakt zijn door (of gooien met) tuin- of campingstoelen. De verdachte heeft ontkend dat hij of zijn mededaders met tuin- of campingstoelen hebben gegooid. Hij heeft ook ontkend die nacht zo'n stoel op een auto te hebben zien liggen. Aan deze ontkenningen gaat het hof evenwel voorbij. In de eerste plaats is daarvoor van belang dat een concreet aanknopingspunt dat daar die nacht door één of meer anderen dan de verdachte en/of zijn mededaders vernielingen aan auto's door het gooien van stoelen zijn gepleegd, ontbreekt. Daarnaast valt uit de verklaring van getuige [getuige 2] op te maken dat de verdachte en zijn mededaders tegenover haar hebben opgeschept over hun daden in welk verband zij ook gewag maakt van het gooien van stoelen op auto's. Tot slot is er de verklaring van de getuige [getuige 1] die ernstig afbreuk doet aan de ontkennende verklaring van de verdachte op dit punt. [getuige 1] verklaart immers kabaal te hebben gehoord dat hij vervolgens koppelt - met de toevoeging: vermoedelijk - aan het gooien van tuinstoelen op auto's, waarna [getuige 1] achter een aantal knapen aan gaat die hij vanaf de parkeerplaats ziet wegrennen, die hij verderop ook aanspreekt en waarvan hij een omschrijving geeft die matcht met het signalement van de verdachte en zijn mededaders. De verdachte en zijn mededaders verklaren daar en toen door een man te zijn aangesproken. Niet zonder betekenis tenslotte is de mededeling van [getuige 1] dat hij tijdens de achtervolging van de knapen meerdere auto's ziet waarop een stoel lag. Uit het hiervoor overwogene volgt dat de verklaring van de verdachte waar het de stoelen betreft als ongeloofwaardig terzijde moet worden gesteld en dat hij mitsdien tevens strafrechtelijk aansprakelijk moet worden gehouden voor de vernielingen aan de auto's voor zover deze veroorzaakt zijn door (het gooien met) stoelen. Met betrekking tot feit 4: Anders dan de advocaat-generaal en de verdediging is het hof van oordeel dat hetgeen de verdachte onder 4 ten laste is gelegd wettig en overtuigend is bewezen. Uit de voorhanden bewijsmiddelen valt immers op te maken dat de verdachte en zijn mededader een betonvoet waarin een hekwerk was verankerd hebben weggehaald, waarna zij die betonvoet hebben gebruikt voor het vernielen van de auto van aangever [benadeelde 1]. Aldus hebben de verdachte en zijn mededader de betonvoet aan zijn bestemming als onderdeel van het hekwerk onttrokken en aldus het hekwerk onbruikbaar gemaakt in de zin van artikel 350 van het Wetboek van Strafrecht. Bewezenverklaring Het hof verklaart bewezen dat: 1 primair: hij in het tijdvak gevormd door 10 en 11 augustus 2007 te [plaats], tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een auto (Suzuki Grand Vitara, grijs van kleur) heeft weggenomen golfclubs en een golftas, toebehorende aan [benadeelde 1]; 2: hij in het tijdvak gevormd door 10 en 11 augustus 2007 te [plaats], tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk en wederrechtelijk ramen, toebehorende aan [benadeelde 2], heeft vernield; 3: hij in het tijdvak gevormd door 10 en 11 augustus 2007 te [plaats], tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk en wederrechtelijk auto's, toebehorende aan [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] en/of [benadeelde 5] en/of [benadeelde 6] en/of [benadeelde 7], heeft beschadigd; 4: hij in het tijdvak gevormd door 10 en 11 augustus 2007 te [plaats], tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk en wederrechtelijk een hekwerk, toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte en zijn mededader, onbruikbaar heeft gemaakt. Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld 1 primair, 2, 3 en 4 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen. Kwalificatie Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op de misdrijven: 1 primair: diefstal door twee of meer verenigde personen; 2: medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielen; 3: medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort beschadigen; 4: medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort onbruikbaar maken. Strafbaarheid Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht. Strafmotivering Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen. Verdachte heeft in een onbezonnen bui, en onder invloed van alcohol, samen met zijn mededaders een aantal ernstige feiten gepleegd door een spoor van vernielingen aan te richten. Zij hebben, zonder dat daarvoor enige aanleiding bestond, in de nachtelijke uren ramen van een huis met stenen ingegooid. Daarna hebben zij de achterruit van een geparkeerd staande auto ingegooid met een groot en zwaar voorwerp. Vervolgens zijn zij wat gaan rondlopen, waarbij zij een aantal auto's hebben beschadigd door daar tegenaan te schoppen en te slaan en door er bovenop te gaan staan. Ten slotte zijn zij teruggegaan naar de auto waarvan zij de achterruit hadden ingegooid, en hebben zij uit die auto en golftas met daarin golfclubs weggenomen. Door het plegen van al deze feiten hebben verdachte en zijn mededaders blijk gegeven van een gebrek aan respect voor het eigendom van anderen. Het hof rekent dit verdachte aan. De omstandigheid dat verdachte alcohol had genuttigd maakt dit niet anders. Het hof houdt bij de strafoplegging rekening met een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 4 november 2008, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld ter zake van strafbare feiten. Ook houdt het hof rekening met de omstandigheid dat verdachte inmiddels begeleid wordt door de Base Groep Groningen van Bureau Jeugdzorg Groningen en dat die begeleiding een positief effect heeft op verdachte. Het hof heeft tevens acht geslagen op het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 6 januari 2009, waarin de raad adviseert om vanuit pedagogisch oogpunt een werkstraf op te leggen. Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof van oordeel dat oplegging van een werkstraf van na te noemen duur passend en geboden is. Toepassing van wetsartikelen Het hof heeft gelet op de artikelen 47, 57, 77a, 77g, 77h, 77m, 77n, 77x, 77y, 77aa, 310, 311 en 350 van het Wetboek van Strafrecht. De uitspraak HET HOF, RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP: vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende: verklaart het verdachte 1 primair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar; veroordeelt verdachte [verdachte] tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, dat wil zeggen: het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van tachtig uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door veertig dagen jeugddetentie; beveelt dat een gedeelte van de werkstraf groot veertig uren, subsidiair twintig dagen jeugddetentie niet zal worden tenuitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt; stelt als bijzondere voorwaarde: dat de veroordeelde zich bij het ingaan van de proeftijd moet melden bij de afdeling reclassering van Bureau Jeugdzorg Groningen, dat hij ervoor moet zorgen dat hij gedurende de proeftijd bereikbaar is voor genoemde instelling en dat hij zich gedurende de proeftijd moet gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften hem te geven door of namens genoemde instelling, met opdracht aan die instelling als bedoeld in artikel 77aa van het Wetboek van Strafrecht; verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld 1 primair, 2, 3 en 4 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij. Dit arrest is aldus gewezen door mr. L.T. Wemes, voorzitter, mr. H.J. Deuring en mr. W. Foppen, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Mulder als griffier, zijnde mr. Foppen voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.