Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BH1470

Datum uitspraak2009-01-16
Datum gepubliceerd2009-01-30
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers06/460501-08
Statusgepubliceerd


Indicatie

De rechtbank veroordeelt een 20-jarige man voor mishandeling van zijn moeder tot een gevangenisstraf van 6 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk.


Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN Sector Straf Meervoudige kamer Parketnummer: 06/460501-08 Uitspraak d.d.: 16 januari 2009 Tegenspraak / dip Raadsman: mr. S.B. Kleerekooper VONNIS in de zaak tegen: [verdachte] geboren te [plaats] op [1988], wonende te [adres en plaats], verblijvende in de Penitentiaire Inrichting te Amsterdam, locatie het Veer. 1. Onderzoek van de zaak Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 16 januari 2009/ 2. De tenlastelegging Aan verdachte is ten laste gelegd dat: 1. hij op of omstreeks 04 oktober 2008 te [plaats] opzettelijk mishandelend zijn moeder, althans een persoon, te weten [slachtoffer], - meermalen, althans eenmaal op/tegen het hoofd heeft geslagen/gestompt en/of - (met kracht) aan haar haren heeft getrokken en/of - tegen een muur heeft gegooid/geduwd en/of - meermalen, althans eenmaal op/tegen het lichaam heeft geschopt/getrapt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden; art 304 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht 2. hij op of omstreeks 04 oktober 2008 te [plaats] [slachtoffer] (zijn moeder) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in de richting van die [slachtoffer] gestoken, althans die [slachtoffer] een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp getoond en/of (daarbij) deze dreigend de woorden toegevoegd : "Wat jij de politie bellen!", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking; art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht 3. Taal- en/of schrijffouten Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging. 4. Overwegingen ten aanzien van het bewijs (voetnoot 1) A. Vaststaande feiten 4.1 Verdachte heeft verklaard dat hij, toen hij op 15 september 2008 uit detentie kwam, bij zijn moeder [slachtoffer] (verder: aangeefster) in [plaats] is gaan wonen. Op zaterdag 4 oktober 2008 waren hij en zijn moeder beiden thuis. Ook de zus van verdachte, getuige [getuige], was aanwezig.(voetnoot 2) 4.2 Nadat aangeefster verdachte vroeg om het licht uit te doen, is er een conflict ontstaan tussen aangeefster en verdachte, waarbij verdachte aangeefster een schop heeft gegeven. Bij dit conflict was een mes betrokken.(voetnoot 3) De zus van verdachte heeft verklaard dat zij vervolgens de politie heeft gebeld.(voetnoot 4) B. Standpunt van het openbaar ministerie 4.3 De officier van justitie heeft allereerst aangevoerd dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling, op grond van de aangifte van zijn moeder, de verklaring van zijn zus en zijn eigen verklaring. 4.4 Voorts heeft de officier van justitie aangevoerd dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging, door middel van het tonen van een mes aan zijn moeder. Volgens de officier van justitie kan niet bewezen worden dat verdachte de ten laste gelegde dreigende woorden heeft gebezigd. C. Standpunt van de verdachte, de verdediging 4.5 De raadsman heeft allereerst betoogd dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft gepleegd voor wat betreft het schoppen, nu verdachte dit ook bekend heeft. Van de onderdelen achter de overige gedachtestreepjes dient verdachte te worden vrijgesproken, omdat hij dit ontkend heeft. 4.6 Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte vrijgesproken dient te worden van het onder 2 ten laste gelegde, aangezien niet duidelijk is geworden welke woorden precies gebezigd zijn en aangeefster voorts heeft verklaard dat zij zich niet specifiek bedreigd voelde door het zien van het mes, maar dat dit kwam door de gehele situatie. D. Beoordeling door de rechtbank 4.7 Aangeefster heeft verklaard dat verdachte haar meermalen op haar hoofd heeft geslagen, haar aan haar haren heeft getrokken, tegen een muur heeft gegooid en meermalen heeft geschopt. Dit heeft haar veel pijn gedaan.(voetnoot 5) 4.8 Ter zitting heeft aangeefster verklaard dat verdachte na de mishandeling even weg was en vervolgens terug kwam met een mes in de hand. Ze kan zich echter niet meer herinneren of verdachte haar met het mes ook daadwerkelijk bedreigde. Voorts heeft aangeefster verklaard dat verdachte heeft gezegd ‘bel de politie maar’. 4.9 Getuige [getuige] heeft ter zitting verklaard dat ze heeft gezien dat verdachte aangeefster sloeg, schopte en aan haar haren trok. Ook heeft zij gezien dat verdachte een mes vast had. 4.10 Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat eerst aangeefster hem bedreigde met een mes. Daarop heeft hij het mes van haar afgepakt en haar vervolgens een schop gegeven. 4.11 Ten aanzien van feit 1 overweegt de rechtbank dat dit feit wettig en overtuigend bewezen kan worden, op grond van de verklaring van aangeefster, die de rechtbank betrouwbaar acht, mede omdat de verklaring (met betrekking tot het aan de haren trekken) wordt ondersteund door de verklaring van [getuige], en de verklaring van verdachte dat hij aangeefster een schop heeft gegeven. 4.12 Ten aanzien van feit 2 overweegt de rechtbank dat verdachte van dit feit dient te worden vrijgesproken. Naar het oordeel van de rechtbank is niet overtuigend komen vast te staan wie als eerste het mes heeft gepakt: aangeefster of verdachte. 5. Bewezenverklaring Naar het oordeel van de rechtbank is op grond van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat: hij op 4 oktober 2008 te [plaats] opzettelijk mishandelend zijn moeder, te weten [slachtoffer], - meermalen op het hoofd heeft geslagen en - aan haar haren heeft getrokken en - tegen een muur heeft gegooid en - meermalen tegen het lichaam heeft geschopt, waardoor deze pijn heeft ondervonden. 6. Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken. 7. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf: Mishandeling, begaan tegen zijn moeder 8. Strafbaarheid van de verdachte 8.1 Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. 9. Oplegging van straf en/of maatregel 9.1 De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de feiten 1 en 2 zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan een gedeelte van 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en als bijzondere voorwaarde een contactverbod ten aanzien van zijn moeder. 9.2 De raadsman heeft aangevoerd dat de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht reeds langer is dan de gemiddelde onvoorwaardelijke vrijheidsstraf die normaal gesproken voor soortgelijke feiten passend wordt geacht en heeft de rechtbank verzocht hiermee rekening te houden. 9.3 De rechtbank is van oordeel dat, gelet op alle omstandigheden van dit geval, een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats is. Zij neemt daarbij in aanmerking dat verdachte het feit heeft gepleegd slechts korte tijd nadat hij uit detentie, opgelegd wegens een soortgelijk feit, was gekomen. De rechtbank rekent het verdachte daarbij zwaar aan dat hij het feit begaan heeft jegens zijn moeder, terwijl zij juist probeerde hem op te vangen na een moeilijke periode. Door te handelen zoals bewezen verklaard heeft verdachte zijn moeder veel verdriet en angst berokkend en heeft hij het in hem gestelde vertrouwen geschonden. Zijn moeder heeft ook verklaard dat zij verdachte in huis niet meer aan kan. 9.4 Uit het reclasseringsrapport van 7 oktober 2009 (bedoeld zal zijn 2008) en 9 januari 2009 blijkt dat sprake is van een psychiatrische problematiek en verslavingsproblematiek. Ook vloeit uit de rapportage voort dat verdachte hulp nodig heeft. Een plan van aanpak is echter niet geformuleerd. 9.5 De rechtbank zal verdachte, om te trachten hem in de toekomst van een dergelijk handelen te weerhouden, een gevangenisstraf opleggen van zes maanden met aftrek van de tijd dat verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan een gedeelte van drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met de bijzondere voorwaarde dat hij geen contact zal opnemen of onderhouden met zijn moeder. 10. Vorderingen tenuitvoerlegging 10.1 Ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging onder parketnummer 06/850519-06 heeft de officier van justitie aangevoerd dat deze dient te worden afgewezen, nu er geen sprake is van soortgelijke feiten. 10.2 Ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging onder parketnummer 06/460225-08 heeft de officier van justitie aangevoerd dat deze dient te worden toegewezen, aangezien de voorwaardelijke straf werd opgelegd voor huiselijk geweld en mishandeling en verdachte op dit gebied nu weer in de fout is gegaan. 10.3 De raadsman heeft ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging onder parketnummer 06/850519-06, evenals de officier van justitie, aangevoerd dat deze dient te worden afgewezen, nu er geen sprake is van soortgelijke feiten. 10.4 De raadsman heeft aangevoerd dat het vonnis inzake parketnummer 06/460225-08 niet goed is betekend aan verdachte, zodat aan de vordering tot tenuitvoerlegging van het bij dat vonnis opgelegde voorwaardelijke deel van de straf geen gevolg kan worden gegeven. 10.5 De vordering tot tenuitvoerlegging onder parketnummer 06/850519-06 dient naar het oordeel van de rechtbank te worden afgewezen, aangezien er in het onderhavige geval geen sprake is van soortgelijke feiten. 10.6 Ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging onder parketnummer 06/460225-08 overweegt de rechtbank dat op grond van het onderhavige procesdossier niet is vast te stellen of verdachte op correcte wijze in kennis is gesteld van het vonnis inzake parketnummer 06/460225-08, zodat de officier van justitie ten aanzien van deze vordering niet ontvankelijk zal worden verklaard. 11. Toepasselijke wettelijke voorschriften Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht. Beslissing De rechtbank: . verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij; . verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan; . verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij; . verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als: mishandeling, begaan tegen zijn moeder; . verklaart verdachte strafbaar; . veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden; bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 3 (drie) maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd; . stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde gedurende de proeftijd geen contact zal opnemen of onderhouden met zijn moeder, [slachtoffer]; . beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht; . Wijst af de vordering van de officier van justitie van 5 december 2008 (onder parketnummer 06/850519-06), strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de kinderrechter te Zutphen van 5 april 2007 voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie voor de duur van 6 weken. . Verklaart de officier van justitie niet ontvankelijk in haar vordering van 5 december 2008 (onder parketnummer 06/460225-08), strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter te Zutphen van 21 juli 2008 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden. . heft op het bevel tot voorlopige hechtenis. Aldus gewezen door mrs. Kleinrensink, voorzitter, Hemrica en Steinebach-de Wit, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Roodenburg, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 16 januari 2009. Voetnoten: 1 Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s, betreft dit delen van de in wettelijke vorm opgemaakte processen verbaal, als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte Stamproces-verbaal nr. PL0624/08-208095 van 5 oktober 2008 (voor zover niet anders is vermeld). 2 Proces-verbaal van verhoor verdachte, doorgenummerde dossierpagina’s 23-24. 3 Proces-verbaal van verhoor verdachte, doorgenummerde dossierpagina’s 23-24, proces-verbaal van verhoor aangeefster, doorgenummerde dossierpagina’s 17-18 en proces-verbaal van verhoor getuige [getuige], doorgenummerde dossierpagina’s 19-20. 4 Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige], doorgenummerde dossierpagina’s 19-20. 5 Proces-verbaal van verhoor aangeefster, doorgenummerde dossierpagina’s 17-18.