Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BH1008

Datum uitspraak2009-01-06
Datum gepubliceerd2009-01-27
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureVerzet
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/6123 AOW-V
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verzet ongegrond: in verzetschrift is geen aanknopingspunt te vinden voor het oordeel dat appellant niet in staat is geweest vóór het verstrijken van de termijn om uitstel van betaling te verzoeken.


Uitspraak

07/6123 AOW-V Centrale Raad van Beroep Enkelvoudige kamer U I T S P R A A K als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van: [appellant] (Marokko) (hierna: appellant), tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 4 oktober 2007, 06/1308 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellant en de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank Datum uitspraak: 6 januari 2009 I. PROCESVERLOOP Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet van 26 juni 2008 heeft de Raad het door appellant ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard. Tegen de uitspraak van de Raad van 26 juni 2008 heeft appellant verzet gedaan. Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 25 november 2008, waar partijen - met voorafgaand bericht - niet zijn verschenen. II. OVERWEGINGEN De uitspraak van de Raad van 26 juni 2008 berust op de overwegingen dat het verschuldigde griffierecht niet binnen de bij brief van 17 december 2007 gestelde termijn van vier weken is bijgeschreven op de rekening van de Raad dan wel ter griffie is gestort, en dat niet vóór het verstrijken van die termijn maar pas ruim zes weken daarna is verzocht om uitstel van betaling. In hetgeen appellant in het verzetschrift naar voren heeft gebracht is in het geheel geen aanknopingspunt te vinden voor het oordeel dat appellant niet in staat is geweest vóór het verstrijken van de termijn om uitstel van betaling te verzoeken. Dit betekent dat het verzet ongegrond dient te worden verklaard. Voor een veroordeling in de kosten van het verzet ziet de Raad geen aanleiding. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep; Recht doende: Verklaart het verzet ongegrond. Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons. De beslissing is, in tegenwoordigheid van B.C. Rog als griffier, uitgesproken in het openbaar op 6 januari 2009. (get.) T.G.M. Simons. (get.) B.C. Rog. RB