Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BH0573

Datum uitspraak2009-01-21
Datum gepubliceerd2009-01-27
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
Zaaknummers24-002321-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

Opzettelijk voorhanden hebben van onveraccijnsde sigaretten. Werkstraf van 80 uren subsidiair 40 dagen vervangende hechtenis.


Uitspraak

Parketnummer: 24-002321-07 Parketnummer eerste aanleg: 19-606677-06 Arrest van 21 januari 2009 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen van 19 september 2007 in de strafzaak tegen: [verdachte], geboren op [...] 1946 te [plaats], wonende te [adres], verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman, mr. H.J. Pellinkhof, advocaat te Assen. Het vonnis waarvan beroep De politierechter in de rechtbank Assen heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven. Gebruik van het rechtsmiddel De officier van justitie en de verdachte zijn op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen. Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg. De vordering van de advocaat-generaal De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het verdachte ten laste gelegde bewezen zal verklaren en hem ter zake zal veroordelen tot een werkstraf voor de duur van 100 uren subsidiair 50 dagen vervangende hechtenis. De beslissing op het hoger beroep Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen. Tenlastelegging Hieronder is opgenomen het verdachte ten laste gelegde, zoals verwoord in de inleidende dagvaarding. Het hof beschouwt 'artikel 12 eerste lid onder a van bedoelde Wet' ten laste gelegde als een kennelijke misslag en leest dit verbeterd als 'artikel 31 van bedoelde Wet'. Hierdoor wordt verdachte niet in enig belang geschaad. Aan verdachte wordt (na verbeterde lezing) ten laste gelegd dat: hij op of omstreeks 15 april 2005 in de gemeente Assen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een of meer accijnsgoederen als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de Accijns, te weten een of meer verpakkingen sigaretten als bedoeld in artikel 31 van bedoelde Wet, voorhanden heeft gehad dat/die niet overeenkomstig de bepalingen van de Wet op de Accijns in de heffing was/waren betrokken. (art 5 lid 1 onder a en b Wet op de accijns) Bewezenverklaring (zie de aangehechte, uitgestreepte tenlastelegging) hij op 15 april 2005 in de gemeente Assen, opzettelijk accijnsgoederen als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de accijns, te weten verpakkingen sigaretten als bedoeld in artikel 31 van bedoelde Wet, voorhanden heeft gehad die niet overeenkomstig de bepalingen van de Wet op de accijns in de heffing waren betrokken. Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen. Kwalificatie Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf: opzettelijk een in artikel 5 van de Wet op de accijns opgenomen verbod overtreden. Strafbaarheid Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht. Strafmotivering Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd en de persoon van verdachte. Het hof heeft in het bijzonder gelet op het navolgende. Op 15 april 2005 zijn tijdens een zoeking in een door verdachte gehuurde garagebox verpakkingen onveraccijnsde sigaretten aangetroffen. Verdachte heeft zich aldus schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van sigaretten die niet overeenkomstig de Wet op de accijns in de heffing waren betrokken. Het hof heeft acht geslagen op een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiƫle documentatie d.d. 21 november 2008, waaruit is gebleken dat verdachte eerder is veroordeeld wegens strafbare feiten. Gelet op het voorgaande acht het hof het opleggen van een werkstraf van na te melden duur aangewezen. Toepassing van wetsartikelen Het hof heeft gelet op de artikelen 22c (oud), 22d en 63 (oud) van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5 (oud) en 97 van de Wet op de accijns. De uitspraak HET HOF, RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP: vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende: verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar; verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij; veroordeelt verdachte [verdachte] tot taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van tachtig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van veertig dagen zal worden toegepast. Dit arrest is aldus gewezen door mr. O. Anjewierden, voorzitter, mr. J.J. Beswerda en mr. W. van Houtum, in tegenwoordigheid van mr. I.N. Koers als griffier, zijnde mr. Van Houtum voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.