
Jurisprudentie
BH0380
Datum uitspraak2009-01-07
Datum gepubliceerd2009-01-21
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers06/3587 WAO
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-01-21
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers06/3587 WAO
Statusgepubliceerd
Indicatie
Intrekking WAO-uitkering. Voldoende medische en arbeidskundige grondslag. De geschiktheid van de aan het bestreden besluit ten grondslag gelegde functies zijn in voldoende mate gemotiveerd.
Uitspraak
06/3587 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Naam appellante], wonende te [woonplaats], appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 2 mei 2006, 05/1138 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 7 januari 2009
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. W. P.P.J.M. van Gestel, verbonden aan ARAG Rechtsbijstand te Leusden, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 juni 2008. Appellante is met voorafgaande kennisgeving niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door M.J. Lagerweij.
Het onderzoek ter zitting is geschorst en het Uwv is in de gelegenheid gesteld een nadere arbeidskundige motivering in het geding te brengen.
Bij brief van 25 juli 2008 heeft het Uwv een rapport met bijlagen van 16 juli 2008 ingezonden van de bezwaararbeidsdeskundige S.C. Kuiken.
Bij brieven van respectievelijk 1 en 2 september 2008 hebben appellante en het Uwv toestemming gegeven om het onderzoek ter zitting achterwege te laten.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Na haar ontslag in 1994 als verkoopster/caissière ontving appellante een uitkering ingevolge de Werkloosheidswet. Op 13 november 1995 heeft zij zich ziek gemeld vanwege darmklachten. Met ingang van 11 november 1996 heeft het Uwv appellante een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) toegekend, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%.
1.2. Nadat eind 2004 een medisch en arbeidskundig heronderzoek had plaats gevonden heeft het Uwv bij besluit van 11 januari 2005 de uitkering met ingang van 21 februari 2005ingetrokken. Bij besluit van 28 juni 2005 (hierna: het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellante tegen het besluit van 11 januari 2005 ongegrond verklaard.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak, met bepalingen omtrent proceskostenvergoeding griffierecht, het beroep van appellante gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen ervan geheel in stand blijven. De rechtbank heeft de medische en arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit onderschreven, maar heeft overwogen dat met betrekking tot de arbeidskundige grondslag pas in de beroepsfase een voldoende inzichtelijke onderbouwing, toelichting en motivering is gegeven.
3. Appellante kan zich niet met aangevallen uitspraak verenigen. In hoger beroep heeft zij aangevoerd dat haar medische beperkingen te licht zijn ingeschat en dat zij niet in staat is de geduide functies te verrichten en voorts dat de geschiktheid van de geduide functies nog steeds niet deugdelijk is gemotiveerd.
4. Het Uwv stelt zich op het standpunt dat de medische beperkingen van appellante juist zijn vastgesteld en voldoende zijn gemotiveerd. Ook de geschiktheid van de geduide functies acht het Uwv voldoende toegelicht, zo al niet in de bezwaarfase met het rapport van de bezwaararbeidsdeskundige van 21 juni 2005, dan toch wel met diens rapportage van 20 maart 2006. In hoger beroep heeft het Uwv desgevraagd nog een rapport van de bezwaararbeidsdeskundige van 16 juli 2008 ingezonden met een nadere toelichting op de passendheid van de geduide functies.
5.1. De Raad stelt vast dat appellante de aangevallen uitspraak bestrijdt voor zover daarbij de rechtsgevolgen van het bestreden besluit geheel in stand zijn gelaten. Ten aanzien hiervan overweegt hij als volgt.
6.1. De Raad verenigt zich met het oordeel van de rechtbank over de medische grondslag van het bestreden besluit en onderschrijft de daaraan ten grondslag gelegde overwegingen. Daaraan zij toegevoegd dat de in de bezwarenprocedure ingebrachte informatie van de behandelend sector voor een belangrijk deel betrekking heeft op de periode vóór de in geding zijnde datum en ziet op afgeronde medische behandelingen en dat appellante haar in hoger beroep herhaalde stelling dat haar gezondheidssituatie onjuist is beoordeeld niet met nadere medische gegevens heeft onderbouwd.
6.2. Voorts is ook de Raad van oordeel dat het Uwv de geschiktheid van de aan het bestreden besluit ten grondslag gelegde functies in voldoende mate heeft gemotiveerd. Daarvoor verwijst de Raad naar de verschillende zich onder de gedingstukken bevindende rapporten van de (bezwaar)arbeidsdeskundigen en in het bijzonder naar het rapport van de bezwaararbeidsdeskundige S.C. Kuiken van 16 juli 2008. In de bijlage hierbij zijn op het formulier Resultaat Functiebeoordeling voor de drie voor appellante geselecteerde functies alle signaleringen zichtbaar gemaakt en de bezwaararbeidsdeskundige Kuiken heeft ten aanzien van alle signaleringen nog eens gemotiveerd waarom de belastbaarheid van appellante op dat punt niet wordt overschreden. De Raad heeft geen aanknopingspunten voor twijfel aan de juistheid van deze motivering, die overigens van de zijde van appellante ook niet is bestreden.
7. Nu, gelet op hetgeen onder 6.1. en 6.2. is overwogen, het bestreden besluit op een juiste medische en arbeidskundige grondslag berust heeft de rechtbank terecht aanleiding gezien de rechtsgevolgen van het bestreden besluit geheel in stand te laten. Het hoger beroep van appellante slaagt niet en de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
8. De Raad ziet geen aanleiding om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak;
Deze uitspraak is gedaan door C.P.M. van de Kerkhof. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M.C.T.M. Sonderegger als griffier, uitgesproken in het openbaar op 7 januari 2009.
(get.) C.P.M. van de Kerkhof.
(get.) M.C.T.M. Sonderegger.
TM