
Jurisprudentie
BH0375
Datum uitspraak2009-01-06
Datum gepubliceerd2009-01-26
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureVerzet
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers08/244 WSF V
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-01-26
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureVerzet
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers08/244 WSF V
Statusgepubliceerd
Indicatie
Niet-ontvankelijkverklaring verzet, wegens overschrijding verzetstermijn. Van een - deskundige - professionele rechtsbijstandverlener mag worden verlangd dat deze zelf vaststelt wanneer een dergelijke termijn begint en wanneer deze eindigt.
Uitspraak
08/244 WSF V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van:
[Naam appellante], woonachtig te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen van 29 november 2007, 07/137 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de hoofddirectie van de Informatie Beheer Groep (hierna: IBG)
I. PROCESVERLOOP
Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet van 6 juni 2008 heeft de Raad het namens appellante door
mr. H.H. Gerdes, advocaat te destijds Groningen en thans Tynaarlo, ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen de uitspraak van de Raad van 6 juni 2008 is door mr. S.C. Polkerman namens appellante verzet gedaan.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 november 2008. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Gerdes. De IBG is, met voorafgaand bericht, niet verschenen.
II. OVERWEGINGEN
De uitspraak van der Raad van 6 juni 2008 berust op de overwegingen dat het verschuldigde griffierecht niet binnen de gestelde termijn van vier weken is bijgeschreven op de rekening van de Raad dan wel ter griffie is gestort, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat (de gemachtigde van) appellante niet in verzuim is geweest.
De Raad ziet zich allereerst, ambtshalve, gesteld voor de vraag naar de ontvankelijkheid van het verzet.
De uitspraak van de Raad van 6 juni 2008 is op 19 juni 2008 bij aangetekende brief aan de gemachtigde van appellante verzonden, zodat de termijn voor het indienen van een verzetschrift aanving op 20 juni 2008 en eindigde op 31 juli 2008. Het verzetschrift is bij faxbericht van 1 augustus 2008 ingediend. Dit betekent dat de termijn is overschreden, hetgeen de gemachtigde van appellante ter zitting ook heeft erkend.
In verzet is aangevoerd dat door een medewerker van de Raad aan mr. Gerdes zou zijn medegedeeld dat de termijn voor het indienen van een verzetschrift “verliep” op 3 augustus 2008. Nog daargelaten dat de Raad dit niet aannemelijk acht, mag van een - deskundige - professionele rechtsbijstandverlener worden verlangd dat deze zelf vaststelt wanneer een dergelijke termijn begint en wanneer deze eindigt.
Ter voorlichting van appellante merkt de Raad nog op dat volgens vaste rechtspraak fouten of nalatigheden van een gemachtigde in beginsel worden toegerekend aan degene die de gemachtigde heeft gevraagd zijn of haar belangen te behartigen.
Het voorgaande betekent dat het verzet niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
Voor een veroordeling in de kosten van het verzet ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het verzet niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons. De beslissing is, in tegenwoordigheid van B.C. Rog als griffier, uitgesproken in het openbaar op 6 januari 2009.
(get.) T.G.M. Simons.
(get.) B.C. Rog.
TM