Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BH0093

Datum uitspraak2009-01-08
Datum gepubliceerd2009-02-12
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAWB 07/8994 AW
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bevriezing periodiek na plaatsing in uitloopschaal. De rechtbank oordeelt dat het bestuur van de Stichting Tympaan Instituut niet bevoegd was ten aanzien van belanghebbende een besluit tot bevriezing van de periodiek na plaatsing in de uitloopschaal te nemen.


Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE Sector bestuursrecht derde afdeling, meervoudige kamer Reg.nr.: AWB 07/8994 AW UITSPRAAK als bedoeld in artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) In het geding tussen [eiseres], wonende te [plaats], en het bestuur van de Stichting Tympaan Instituut, verweerder. I. Ontstaan en loop van het geding Bij besluit van 21 december 2006 heeft verweerder aan eiseres (per 1 april 1999 gedurende zes jaren werkzaam op haar maximum schaalniveau 8, periodiek 10) medegedeeld dat zij per 1 april 1999 wordt geplaatst in de uitloopschaal 9, waarbij zij evenwel, gelet op het besluit van verweerder van 11 september 2006 om na plaatsing in een uitloopschaal het salarisniveau te bevriezen, (blijvend) zal worden ingeschaald in periodiek 8 van schaal 9. Tegen dit besluit heeft eiseres bij brief van 26 januari 2007 bezwaar gemaakt. Bij besluit van 4 oktober 2007, verzonden op 15 oktober 2007, heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Tegen dit besluit heeft eiseres bij brief van 20 november 2007 beroep ingesteld. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend. Het beroep is op 2 december 2008 ter zitting behandeld. Eiseres is in persoon verschenen, bijgestaan door mr. [A], werkzaam bij ABVA KABO FNV. Verweerder werd vertegenwoordigd door drs. [B], directeur, tevens plv. directeur van het bureau van de Provinciale Raad voor de Volksgezondheid in Zuid-Holland, bijgestaan door mr. dr. F.J. Sandee, advocaat te Den Haag. II. Motivering 1.1. Ingevolge artikel 45, eerste lid, van de Gezondheidswet, stellen de Gedeputeerde Staten in elke provincie een Provinciale Raad voor de Volksgezondheid in. Ingevolge het derde lid regelen zij, met inachtneming van de voorschriften van dit hoofdstuk, de samenstelling, de bevoegdheid en de werkwijze van de Raad.Ingevolge het vierde lid is de Provinciale Raad rechtspersoon. Ingevolge artikel 52, eerste lid, van de Gezondheidswet worden de directeur en andere personen, bij het bureau werkzaam, door de Provinciale Raad benoemd, geschorst en ontslagen. Ingevolge het tweede lid zijn de arbeidsvoorwaarden, waaronder de directeur en de andere personen, bij het bureau werkzaam, hun betrekking vervullen, gelijk aan die, welke gelden voor het personeel in dienst van de provincie. Ingevolge het derde lid worden met inachtneming van het bepaalde in het vorige lid, door Gedeputeerde Staten voorschriften vastgesteld betreffende de bezoldiging van de directeur en van de andere personen, werkzaam bij het bureau. Ingevolge artikel 15, eerste lid, van de Uitvoeringsvoorschriften Bezoldigingsreglement provincie Zuid-Holland, vastgesteld op 30 september 1997, is dit artikel van toepassing op de ambtenaar die reeds in dienst was op 30 september 1997. Ingevolge het tweede lid kan de ambtenaar die het maximumsalaris van één van de functieschalen 6 tot en met 13 heeft bereikt, zes jaar nadat bovengenoemd maximumsalaris is bereikt in de uitloopschaal worden geplaatst, indien blijkens een vastgestelde beoordeling het samenvattend oordeel over de functievervulling ten minste twee maal "ja" luidt. Ingevolge artikel 20, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling bezoldiging provincie Zuid-Holland, vastgesteld op 21 december 2004, is dit artikel van toepassing op de ambtenaar die reeds in dienst was op 30 september 1997. Ingevolge het tweede lid, kan de ambtenaar wiens salarisschaal, overeenkomstig artikel C.5, lid 1, van de Collectieve arbeidsvoorwaardenregeling provincies, is bepaald op één van de schalen 6 tot en met 11, zes jaar nadat hij het maximumsalaris van die schaal heeft bereikt, worden geplaatst in de uitloopschaal. 2.1Eiseres is met ingang van [datum] 1985 in tijdelijke dienst aangesteld bij het bureau van de Provinciale Raad voor de Volksgezondheid in Zuid Holland (hierna: PRV). Per 1 oktober 1986 is de tijdelijke aanstelling van eiseres bij de PRV gewijzigd in een vaste aanstelling. 2.2 Per 1 april 1999 was eiseres gedurende zes jaren werkzaam op haar maximum schaalniveau (8), laatste periodiek (10) van de Uitvoeringsvoorschriften Bezoldigingsreglement Provincie Zuid-Holland. 2.3 Ingevolge artikel 1, sub b, van het Sociaal Plan Tympaan Instituut van 30 september 1999 (hierna: SP) regelt dit plan de gevolgen van het besluit tot fusie van de Stichting Provinciaal Samenwerkingsorgaan Gehandicaptenbeleid en de Stichting Zuidhollandse Raad voor het Ouderenbeleid met de Stichting Tympaan Instituut en de gelijktijdige overdracht van de activa en passiva van de PRV aan het Tympaan Instituut. 2.4 Het SP is, met terugwerkende kracht, op 1 januari 1999 in werking getreden. 2.5 Aan de uitvoering van het SP is geen uitvoering gegeven voor zover het betreft de ambtenaren van de PRV, omdat uitvoering daarvan te duur werd geacht. Verweerder zou voor het op peil houden van de pensioenaanspraken van de ex-PRV-medewerkers, zoals overeengekomen in het SP, bij de overgang van die ambtenaren van het pensioenfonds ABP naar PGGM een aanzienlijk bedrag in laatstgenoemd pensioenfonds moeten bijstorten. 2.6 Bij brief van 8 september 2006, gericht aan de directeur van de PRV, de heer drs. [B], is namens (onder anderen) eiseres verzocht de werknemers van de PRV met terugwerkende kracht in aanmerking te brengen voor inschaling in een uitloopschaal, waarop zij ingevolge de toepasselijke provinciale rechtspositieregelingen aanspraak kunnen maken. 2.7 Bij brief van 4 oktober 2006 heeft [B], in zijn hoedanigheid van directeur van verweerder, medegedeeld dat het bestuur van het Tympaan Instituut in zijn vergadering van 11 september 2006 een besluit heeft genomen over de plaatsing van de PRV-medewerkers in de uitloopschalen. 2.8 Bij besluit van 21 december 2006 heeft verweerder aan eiseres medegedeeld dat zij per 1 april 1999 wordt geplaatst in de uitloopschaal 9, waarbij zij evenwel, gelet op het besluit van 11 september 2006 om na plaatsing in een uitloopschaal het salarisniveau te bevriezen, (blijvend) zal worden ingeschaald in periodiek 8 van schaal 9. Bij het thans bestreden besluit heeft verweerder dit besluit gehandhaafd. 3.1Eiseres voert in beroep aan dat zij nog steeds een aanstelling heeft bij de PRV en reeds op die grond aanspraak kan maken op plaatsing in de uitloopschaal 9 zonder bevriezing van de bezoldiging in die schaal op periodiek 8. Zij stelt dat verweerder niet bevoegd was op haar verzoek te beslissen. Uit niets blijkt dat verweerder door het bestuur van de PRV is gemandateerd een besluit te nemen. Het SP is niet op eiseres van toepassing, omdat de overgang van eiseres van de PRV naar het Tympaan Instituut niet is geformaliseerd. 4.1De rechtbank is van oordeel dat, zoals overigens verweerder zelf in zijn verweerschrift erkent, eiseres nog steeds een ambtelijke aanstelling bij de PRV heeft. Niet is gebleken dat de aanstelling van eiseres bij de PRV is beëindigd en evenmin dat zij een arbeidscontract heeft gesloten met de Stichting Tympaan Instituut. Daaraan doet niet af dat eiseres feitelijk onder het gezag van het Tympaan Instituut haar werkzaamheden verricht. Met het SP is, blijkens zijn bepalingen, beoogd de rechtspositie van onder meer de ambtenaren aangesteld bij PRV te regelen en verworven rechten te beschermen. Eiseres stelt derhalve op goede gronden dat, nu ten aanzien van haar geen besluit is genomen waarbij haar aanstelling bij de PRV is beëindigd en zij geen arbeidsovereenkomst met verweerder heeft gesloten, het SP niet van toepassing is. Dit geldt te meer nu verweerder er zelf om genoemde financiële redenen voor heeft gekozen eiseres haar ambtelijke aanstelling te laten behouden. Dit betekent dat de rechtspositie van eiseres niet wordt bepaald door de CAO-Welzijn, maar door rechtspositieregelingen die gelden voor provinciale ambtenaren. 4.2De rechtbank concludeert dat, nu eiseres een ambtelijke aanstelling heeft bij het PRV, niet verweerder, maar het bestuur van de PRV bevoegd is besluiten met betrekking tot de rechtspositie van eiseres te nemen conform de rechtspositieregelingen die gelden voor bij de provincie Zuid-Holland aangestelde ambtenaren. Er zijn geen feiten aangevoerd op grond waarvan het onthouden van een eiseres door tijdverloop toekomende periodieke salarisverhoging in haar uitloopschaal 9 gerechtvaardigd kan worden geacht. 4.3 Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit dient te worden vernietigd, omdat het door een daartoe niet bevoegd orgaan is genomen. Nu hetzelfde gebrek kleeft aan het primaire besluit, ziet de rechtbank aanleiding zelf in de zaak te voorzien door het primaire besluit te herroepen. Het bestuur van de PRV dan wel het college van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, zal een besluit moeten nemen op de aanvraag van eiseres met inachtneming van hetgeen de rechtbank in deze uitspraak heeft overwogen. 4.4 De rechtbank acht daarbij termen aanwezig verweerder met toepassing van artikel 8:75 van de Awb te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het bezwaar en het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op voet van het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 1.288,-, te weten € 322,- voor het bezwaarschrift, € 322,--voor het beroepschrift, € 322,- voor het verschijnen ter hoorzitting in bezwaar en € 322,-- voor het verschijnen ter zitting bij een zaak van gemiddeld gewicht. III. Beslissing De Rechtbank 's-Gravenhage, RECHT DOENDE: verklaart het beroep gegrond; vernietigt het bestreden besluit van 4 oktober 2007, kenmerk 619/mo/av; herroept het primaire besluit van 21 december 2006, kenmerk 815/mo/av; bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit; bepaalt dat de Stichting Tympaan Instituut aan eiseres het door haar betaalde griffierecht, te weten € 143,--, vergoedt; veroordeelt verweerder in de proceskosten ten bedrage van € 1.288,--, welke kosten de Stichting Tympaan Instituut aan eiseres dient te vergoeden. Aldus gegeven door mr. C.C. de Rijke-Maas, mr. J.W. Sentrop en mr. G.P.I.M. Wuisman en in het openbaar uitgesproken op 8 januari 2009, in tegenwoordigheid van de griffier mr. J.A. Leijten. Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.