
Jurisprudentie
BG9972
Datum uitspraak2008-12-23
Datum gepubliceerd2009-01-20
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers200.006.606/01
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-01-20
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers200.006.606/01
Statusgepubliceerd
Indicatie
Loon dient tijdens de schorsing te worden doorbetaald.
Uitspraak
Arrest d.d. 23 december 2008
Zaaknummer 200.006.606/01
HET GERECHTSHOF TE ARNHEM
Nevenzittingsplaats Leeuwarden
Arrest van de eerste kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
Gevelonderhoud Nederland B.V.,
gevestigd te Zeewolde,
appellante,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna te noemen: GON,
advocaat: mr. P.M. Wilmink, kantoorhoudende te Arnhem,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats geïntimeerde],
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiser,
hierna te noemen: [geïntimeerde],
advocaat: mr. P.A.C. de Vries, kantoorhoudende te Arnhem.
Het geding in eerste instantie
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het vonnis uitgesproken op 20 februari 2008 door de rechtbank Zwolle-Lelystad, sector kanton, locatie Lelystad (verder aan te duiden als: de kantonrechter).
Het geding in hoger beroep
Bij exploot van 14 mei 2008 is door GON hoger beroep ingesteld van genoemd vonnis met dagvaarding van [geïntimeerde] tegen de zitting van 3 juni 2008.
Bij de memorie van grieven zijn producties overgelegd. De conclusie van deze memorie luidt:
''bij arrest voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, opnieuw rechtdoende en desnodig onder aanvulling van gronden, zal vernietigen het vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad op 20 februari 2008 onder nummer 367490 CV 07-9746 gewezen en opnieuw rechtdoende [geïntimeerde] niet ontvankelijk te verklaren in zijn vordering in eerste aanleg dan wel deze af te wijzen en hem te veroordelen in de proceskosten in beide instanties.''
Bij memorie van antwoord is door [geïntimeerde], onder overlegging van producties, verweer gevoerd met als conclusie:
''tot bekrachtiging van het vonnis van de Rechtbank Zwolle-Lelystad, Sector kanton, locatie Lelystad (zaaknummer: 367490 CV 07-9746) d.d. 20-02-2008, zo nodig met aanvulling en verbetering van gronden, met veroordeling van GON in de kosten van het geding, een en ander voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.''
Tenslotte hebben partijen de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest. In het procesdossier van GON ontbreken de producties welke in eerste aanleg zijn overgelegd bij de conclusie van antwoord. Het hof neemt kennis van deze producties aan de hand van het door [geïntimeerde] overgelegde procesdossier.
De grieven
GON heeft drie grieven opgeworpen.
De beoordeling
1. Tegen de weergave van de vaststaande feiten onder overweging 3 (3.1 tot en met 3.3) van het beroepen vonnis (hetwelk in afschrift aan dit arrest is gehecht) zijn geen grieven ontwikkeld, zodat ook het hof van die feiten uit zal gaan.
Met betrekking tot grief 1:
2. De grief richt zich tegen hetgeen de kantonrechter heeft overwogen en beslist op de door GON bij conclusie van antwoord opgeworpen exceptie.
3. Het hof begrijpt uit de stellingen van GON dat deze exceptie de volgende onderdelen bevat:
a. een beroep op verjaring op gronden van redelijkheid en billijkheid;
b. een beroep op misbruik van procesrecht;
c. een beroep op de ne bis in idem regel.
.
4. GON legt aan zijn exceptie een aantal feiten en omstandigheden ten grondslag betreffende gebeurtenissen welke zich in juli en augustus 2005 in de tussen partijen bestaande arbeidsrelatie zouden hebben voorgedaan.
Kort samengevat komt het op het volgende neer:
Op 21 juli 2005 zou er tussen partijen een conflict zijn ontstaan over het gebruik van de door GON aan [geïntimeerde] ter beschikking gestelde auto tijdens diens vakantie. Daarbij zou [geïntimeerde] een bestuurder van GON met fysiek geweld hebben bedreigd. [geïntimeerde] heeft - ondanks een hem uitdrukkelijk gegeven gebod - geweigerd de auto op de zaak achter te laten en heeft ook nadien geweigerd de auto terug te brengen. [geïntimeerde] is vervolgens bij brief van 25 juli 2005 door GON geschorst tot en met 29 augustus 2005 en heeft geen gevolg gegeven aan een oproep van GON om uiterlijk 30 augustus 2005 contact met GON op te nemen en heeft evenmin gehoor gegeven aan de oproep van GON de werkzaamheden te hervatten. GON heeft dat mogen opvatten als een door [geïntimeerde] genomen ontslag.
[geïntimeerde] heeft een en ander, behoudens de gestelde schorsing, gemotiveerd betwist.
5. Krachtens vaste rechtspraak (zie HR 21 maart 2003, JAR 2003/91) ontslaat een schorsing of op non-actiefstelling de werkgever niet van zijn uit het eerste lid van artikel 7:628 BW voortvloeiende verplichting om de werknemer loon c.a. te betalen, zelfs niet in geval het gedrag van de werknemer grond voor een schorsing of op non-actiefstelling oplevert. Dat gebruik is gemaakt van de uitzondering welke is gegeven in lid 5 van artikel 7:628 BW is gesteld nog gebleken. Of de gebeurtenissen die GON aan de schorsing ten grondslag heeft gelegd zich in werkelijkheid hebben voorgedaan, kan derhalve in het midden blijven, zodat aan het ter zake door GON gedane bewijsaanbod kan worden voorbijgegaan.
6. Dat sprake is geweest van werkweigering wordt door [geïntimeerde] betwist met de stelling dat hij zich voordien ziek had gemeld. Aan die ziekmelding wordt gerefereerd in de als productie 3 bij de dagvaarding in eerste aanleg overgelegde brief van de raadsman van [geïntimeerde] aan de raadsman van GON. Nu GON die ziekmelding niet heeft betwist en ter zake van de werkweigering ook geen bewijsaanbod voorligt, gaat het hof aan die stelling van GON voorbij. De ziekmelding van [geïntimeerde] brengt eveneens mee dat GON er niet op mocht vertrouwen dat [geïntimeerde] ontslag op staande voet had genomen.
Ad. a:
7. GON beroept zich erop dat in casu op gronden van redelijkheid en billijkheid een zodanige verkorting van de in artikel 3:308 BW gegeven verjaringstermijn van toepassing is dat de onderhavige loonvordering is verjaard. Daargelaten dat de feiten en omstandigheden welke GON aan dit betoog ten grondslag legt deels niet relevant zijn en deels niet zijn komen vast te staan (zie hiervoor), is het hof van oordeel dat het rechtens niet mogelijk is de wettelijke verjaringstermijnen op gronden van redelijkheid en billijkheid te verkorten.
Ad b en c:
8. GON is van mening dat [geïntimeerde] niet ontvankelijk is in zijn loonvordering nu hij GON eerder in rechte heeft betrokken inzake niet betaalde overuren. Daargelaten dat in het civiele procesrecht de regel ne bis in idem als zodanig niet geldt, is het hof van oordeel dat een "ne bis in idem" situatie zich in casu niet voordoet. Het gaat in de onderhavige zaak immers om vorderingen die niet eerder aan de rechter zijn voorgelegd.
Van misbruik van procesrecht is evenmin sprake nu [geïntimeerde] er - op basis van de brief van 26 september 2005 (productie 4 bij de dagvaarding in eerste aanleg) op mocht vertrouwen dat GON een eindafrekening zou maken en haar verplichtingen uit de - in haar visie op 30 september 2005 eindigende - arbeidsovereenkomst zou nakomen en het zich aanvankelijk liet aanzien dat alleen verschil van mening bestond over de omvang van de door [geïntimeerde] gemaakte overuren. De eerdere procedure had dan ook alleen betrekking op de beweerdelijk gemaakte overuren.
Met betrekking tot grief 2:
9. De grief richt zich tegen hetgeen de kantonrechter onder punt 7 van het beroepen vonnis heeft overwogen.
10. In het licht van hetgeen hierboven onder 4,5 en 6 is overwogen onderschrijft het hof de door de grief gewraakte overweging van de kantonrechter ten volle en maakt die tot de zijne. Het hof tekent daarbij aan dat GON ook in hoger beroep geen bewijs heeft aangeboden van feiten en/of omstandigheden op grond waarvan zou moeten worden aangenomen dat de briefwisseling, waaraan de kantonrechter onder bedoeld punt 7 van het beroepen vonnis refereert, in de door GON voorgestane zin moet worden opgevat en waarom het voor [geïntimeerde] duidelijk moet zijn geweest dat de bereikte overeenstemming zich beperkte tot de ontbinding zonder vergoeding en niet mede de met die ontbinding samenhangende afrekening van het dienstverband omvatte.
11. De grief treft geen doel.
Met betrekking tot grief 3:
12. De grief betreft de kostenveroordeling in eerste aanleg. Nu de grieven 1 en 2 falen is ook deze grief vergeefs voorgesteld.
Slotsom
13. Het vonnis waarvan beroep dient te worden bekrachtigd. GON zal, als de in het ongelijk te stellen partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure in hoger beroep (salaris advocaat: 1 punt, tarief I).
Beslissing
Het gerechtshof:
bekrachtigt het vonnis d.d. 20 februari 2008, waarvan beroep;
veroordeelt GON in de kosten van deze procedure in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van [geïntimeerde] begroot op € 254,-- aan verschotten en op € 632,-- aan geliquideerd salaris voor de advocaat;
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mr. Mollema, voorzitter en mrs. Kuiper en Breemhaar, raden, en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 23 december 2008 in bijzijn van de griffier.