Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG9886

Datum uitspraak2009-01-09
Datum gepubliceerd2009-01-14
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Arnhem
Zaaknummers05/519940-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

Officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard. Naar het oordeel van de rechtbank dient de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging te worden verklaard omdat sprake is van een ernstige schending van beginselen van een behoorlijke procesorde waarbij met grove veronachtzaming van verdachtes belangen tekort is gedaan aan diens recht op een eerlijk proces. (Door de officier van justitie is appel ingesteld)


Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM Sector strafrecht Meervoudige kamer Parketnummer : 05/519940-07 Datum zitting : 9 januari 2009 Datum uitspraak : 9 januari 2009 Tegenspraak In de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Arnhem tegen: naam : [verdachte], geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats], adres : [adres], plaats : [woonplaats]. Raadsman : mr. H. van der Linden, advocaat te Arnhem. 1. De inhoud van de tenlastelegging Aan verdachte is tenlastegelegd dat: 1. hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 oktober 2006 tot en met 11 april 2007 te [plaats], met J. [slachtoffer], van wie hij, verdachte, wist dat die [slachtoffer] in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dan wel aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens leed dat die [slachtoffer] niet of onvolkomen in staat was zijn wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte zijn vinger(s) in de anus van die [slachtoffer] gebracht; 2. hij op een of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 1 oktober 2006 tot en met 11 april 2007 te [plaats], met J. [slachtoffer], van wie hij, verdachte, wist dat die [slachtoffer] in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dan wel aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens leed dat die [slachtoffer] niet of onvolkomen in staat was zijn wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit het (telkens) wrijven over de billen van die [slachtoffer] en/of het betasten van de anus van die [slachtoffer] en/of het betasten van en/of likken aan de penis van die [slachtoffer] en/of het in zijn, verdachtes, mond nemen van de penis van die [slachtoffer] en/of zijn, verdachtes, penis laten betasten door die [slachtoffer]; 2. Het onderzoek ter terechtzitting De zaak is op 9 januari 2009 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. H. van der Linden, advocaat te Arnhem. De verdediging heeft, nadat de rechtbank ambtshalve de vraag aan de orde heeft gesteld of de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging, gelet op de gang van zaken tijdens het onderzoek, als preliminair verweer gevoerd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard wegens het schenden van de beginselen van behoorlijke procesorde. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het openbaar ministerie wel ontvankelijk is in de strafvervolging van verdachte. 2a. De ontvankelijkheid van de officier van justitie Naar het oordeel van de rechtbank dient de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging te worden verklaard omdat sprake is van een ernstige schending van beginselen van een behoorlijke procesorde waarbij met grove veronachtzaming van verdachtes belangen tekort is gedaan aan diens recht op een eerlijk proces. De rechtbank baseert haar oordeel op het volgende. Ingevolge de aanwijzing opsporing en vervolging inzake seksuele delicten dient – vooral als het gaat om seksuele delicten in afhankelijkheidsrelaties waarvan ook sprake is in deze zaak – te worden begonnen met een eventuele aangifte van betrokkene - in deze zaak [slachtoffer]] - na eerst een intake gesprek met hem te hebben gehouden. Daarvan is in de onderhavige zaak geen sprake geweest. De verdenking jegens [verd[verdachte] is ontstaan door de melding van [getuige1] en [getuige2] op 12 maart 2007 bij de politie, die hem, blijkens de aanhef bij zijn personalia, als verdachte aanmerkt. Op 29 maart 2007 heeft [moeder], moeder van [slachtoffer], verklaard in het politiebureau te Tiel, dat [slachtoffer] autistisch en verstandelijk gehandicapt is en dat zij van twee jongens gehoord had dat zij bezorgd waren over de contacten tussen [slachtoffer] en [verdachte]. Verbalisanten hebben vervolgens overleg gepleegd met de officier van justitie waarin is besloten een gesprek met [verdachte] te hebben naar aanleiding van klachten van vermeende ongewenste seksuele handelingen en hem te wijzen op zijn verantwoording als VVD-raadslid van de gemeente [plaats]. Verbalisanten hebben vervolgens een informatief gesprek (cursivering: rechtbank) met [verdachte] gehouden op 11 april 2007 waarin [verdachte] – zonder dat hem de cautie was gegeven – spontaan meedeelde dat hij tweemaal seksueel contact met [slachtoffer] heeft gehad. Eerst daarna is [verdachte] op de hoogte gesteld van een mogelijk ambtshalve vervolging en dat zij (verbalisanten) de ouders van [slachtoffer] van dit gesprek op de hoogte zouden stellen en dat het dan mogelijk is dat zij alsnog aangifte tegen hem zouden doen. Het feit dat [verdachte] vervolgens op 8 mei 2007 na te zijn aangehouden op 9 mei 2007, nadat hem wel de cautie is gegeven, als verdachte is gehoord, doet aan de ernstige gebreken die kleven aan de voorafgaande fase waarin hij al als verdachte is aangemerkt niet af. De rechtbank zal derhalve beslissen als volgt. 3. Beslissing. Verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk. Aldus gewezen door: mr. T.H.P. de Roos, rechter als voorzitter, mr. A.G. Broek-de Stigter, rechter, mr. H.T. Wagenaar, rechter, in tegenwoordigheid van mr. Y. Rikken, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 januari 2009.