
Jurisprudentie
BG9825
Datum uitspraak2008-12-31
Datum gepubliceerd2009-01-15
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/2511 ZW
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-01-15
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/2511 ZW
Statusgepubliceerd
Indicatie
Intrekking ZW-uitkering. Geen termen aanwezig om het uitstelverzoek in te willigen. Ziekte van een gemachtigde staat niet in de weg aan behandeling van de zaak op de voorgenomen datum. Voldoende zorgvuldig arbeidskundig onderzoek naar de belasting in de functie van telefoniste/officemanager. Onvoldoende aanknopingspunten om aan te nemen dat op de datum in geding al sprake was van zodanige psychische klachten dat appellante ongeschikt moet worden geacht voor haar arbeid.
Uitspraak
07/2511 ZW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Naam appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 12 april 2007, 06/2452 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 31 december 2008
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. C.J. Driessen, advocaat te Beers, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 november 2008. Appellante is niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door drs. F.A. Steeman.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Appellante heeft zich rond de jaarwisseling van 2004-2005 ziekgemeld voor haar functie van telefoniste/officemanager voor 19 uur per week in verband met klachten van de luchtwegen en voorhoofdsholtepijn. De verzekeringsarts heeft informatie van 20 januari 2006 van de huisarts verkregen, alsmede informatie daterend van 2005 van de behandelend KNO-arts, de revalidatiearts en de arts polikliniek leverziekten (internist). Appellante heeft op 26 april 2006 het spreekuur van de verzekeringsarts bezocht. De verzekeringsarts heeft geconcludeerd dat appellante geschikt is voor de functie van telefoniste/officemanager voor 19 uur per week.
1.2. Bij besluit van 27 april 2006 is de uitkering ingevolge de Ziektewet per 8 mei 2006 beëindigd.
1.3. De bezwaararbeidsdeskundige heeft de voormalige werkgever van appellante bezocht en de belasting in de functie van telefoniste/officemanager beschreven. Appellante is verschenen op het spreekuur van de bezwaarverzekeringsarts. Deze heeft bij brief van 22 juni 2006 nadere informatie verkregen van de KNO-arts en bij brief van 29 juni 2006 nadere informatie ontvangen van de internist. De bezwaarverzekeringsarts heeft zich verenigd met de conclusie van de verzekeringsarts dat appellante geschikt is voor de functie van telefoniste/officemanager voor 19 uur per week.
1.4. Bij besluit van 11 juli 2006 (bestreden besluit) is het bezwaar ongegrond verklaard.
1.5. Appellante heeft in beroep informatie van 13 december 2006 van de huisarts overgelegd. De bezwaarverzekeringsarts heeft verklaard dat deze informatie geen betrekking heeft op de datum in geding.
2. Bij de aangevallen uitspraak is het beroep ongegrond verklaard. Geoordeeld is dat appellante terecht per 8 mei 2006 geschikt is geacht voor de functie van telefoniste/officemanager voor 19 uur per week. De rechtbank acht voldoende gemotiveerd dat appellante in staat is die functie te vervullen en heeft vastgesteld dat geen gegevens zijn ingebracht die aanknopingspunten bieden voor een ander oordeel.
3. Appellante heeft zich op het standpunt gesteld dat zij psychisch en lichamelijk arbeidsongeschikt is. Zij heeft nadere informatie van 22 juni 2007 van de behandelend psychiater van de GGZ Buitenamstel overgelegd. Het Uwv heeft verzocht de aangevallen uitspraak te bevestigen. In een reactie van de verzekeringsarts is aangegeven dat de informatie van de psychiater geen betrekking heeft op de psychische toestand van appellante op de datum in geding.
4. De Raad overweegt als volgt.
4.1. Appellante heeft bij brief van 16 oktober 2008 verzocht om uitstel van de behandeling op de zitting van 19 november 2008 wegens verhindering van haar gemachtigde, waarbij is vermeld dat de gemachtigde onder meer alle dins- en woensdagen verhinderd is. Bij brief van 17 oktober 2008 heeft de Raad meegedeeld dat de Raad geen termen aanwezig acht om het verzoek in te willigen. De Raad overweegt dat het uitstelverzoek niet is gemotiveerd. Appellante heeft bij brief van 18 november 2008 meegedeeld dat haar gemachtigde op 19 november 2008 verhinderd is vanwege ziekte. De Raad heeft appellante bij brief van 19 november 2008 meegedeeld dat hij geen termen aanwezig acht het uitstelverzoek in te willigen. Hierbij overweegt de Raad dat - gelet op het voorgaande - de ziekte van de gemachtigde niet in de weg stond aan behandeling van de zaak op de voorgenomen datum.
4.2. Het Uwv is bij de beoordeling van de aanspraak op de uitkering uitgegaan van de door appellante laatstelijk voor de ziekmelding verrichte functie van telefoniste/officemanager voor 19 uur peer week in een mode-atelier. Naar het oordeel van de Raad heeft het Uwv daarmee een juiste maatstaf aangelegd.
4.3. De Raad overweegt dat de (bezwaar)verzekeringsartsen informatie hebben verkregen van de huisarts en de behandelend specialisten en deze in de beoordeling hebben betrokken. Voorts heeft onderzoek van de bezwaararbeidskundige naar de belasting in de functie van telefoniste/officemanager plaatsgevonden. Naar het oordeel van de Raad is sprake van zorgvuldig onderzoek.
4.4. Wat betreft de door appellante gestelde lichamelijke ongeschiktheid heeft de Raad aan de gedingstukken ontleend dat appellante lijdt aan pijnklachten, moeheid, stijfheid van de nek, maag- en darmklachten en dat zij last heeft van de voorhoofds- en neusbijholtes. Voorts heeft appellante aangegeven dat zij in de functie last had van stof waardoor zij veelvuldig moest verzuimen. De bezwaararbeidsdeskundige heeft geconstateerd dat het mode-atelier waarin appellante werkzaam was functioneel is ingericht (gladde vloeren, gladde wanden en centrale luchtzuivering) en dat het atelier dagelijks door de medewerkers wordt opgeruimd en schoongemaakt. De bezwaarverzekeringsarts heeft overwogen dat weliswaar sprake is van stofbelasting maar dat deze niet van die orde is dat appellante tot schade van haar gezondheid zou functioneren. Voorts heeft de bezwaarverzekeringsarts overwogen dat de klachten en beperkingen van appellante niet zodanig zijn dat zij per 8 mei 2006 niet in staat is haar arbeid te verrichten. De Raad constateert dat appellante geen (medische of arbeidskundige) informatie heeft overgelegd die aanleiding geeft voor twijfel aan deze overwegingen. Ook anderszins is de Raad niet gebleken dat de conclusie van de bezwaarverzekeringsarts onjuist is.
4.5. Wat betreft gestelde psychische ongeschiktheid constateert de Raad dat de (bezwaar)verzekeringsartsen bij hun onderzoek voorafgaand aan het bestreden besluit geen psychische klachten hebben geconstateerd, maar dat alleen sprake was van een “dramatische presentatie”. In de brief van 13 december 2006 van de huisarts is aangegeven dat appellante zich begin augustus 2006 heeft gemeld met depressieve klachten. De behandelend psychiater heeft in zijn brief van 22 juni 2007 verklaard dat sprake is van somberheid “sinds een conflict met het Uwv mei 2006” en dat appellante een zelfmoordpoging heeft gedaan na een conflict met haar broer in november 2006. De bezwaarverzekeringsarts heeft geconcludeerd dat eerst na de datum in geding 8 mei 2006 sprake is van een progressief depressief toestandsbeeld, uitmondend in de zelfmoordpoging van november 2006. De Raad volgt deze conclusie van de bezwaarverzekeringsarts. De Raad ziet onvoldoende aanknopingspunten om aan te nemen dat op 8 mei 2006 al sprake was van zodanige psychische klachten dat appellante ongeschikt moet worden geacht voor haar arbeid.
5. De aangevallen uitspraak komt derhalve voor bevestiging in aanmerking.
6. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door Ch. van Voorst. De beslissing is, in tegenwoordigheid van E.M. de Bree als griffier, uitgesproken in het openbaar op 31 december 2008.
(get.) Ch. van Voorst.
(get.) E.M. de Bree.
KR