Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG9773

Datum uitspraak2009-01-14
Datum gepubliceerd2009-01-14
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200800886/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 18 juli 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Capelle aan den IJssel (hierna: het college) maatregelen als bedoeld in artikel 99 juncto artikel 81 van de Wet geluidhinder vastgesteld in verband met de reconstructie van de Algeraweg te Capelle aan den IJssel.


Uitspraak

200800886/1. Datum uitspraak: 14 januari 2009 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak in het geding tussen: [appellant], wonend te [woonplaats], en het college van burgemeester en wethouders van Capelle aan den IJssel, verweerder. 1. Procesverloop Bij besluit van 18 juli 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Capelle aan den IJssel (hierna: het college) maatregelen als bedoeld in artikel 99 juncto artikel 81 van de Wet geluidhinder vastgesteld in verband met de reconstructie van de Algeraweg te Capelle aan den IJssel. Bij besluit van 13 november 2007 heeft het college het door [appellant] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de rechtbank Rotterdam ingekomen op 21 december 2007, beroep ingesteld. Het beroepschrift is, na doorzending door de rechtbank Rotterdam, op 31 januari 2008 bij de Raad van State ingekomen. Het college heeft een verweerschrift ingediend. [appellant] heeft een nader stuk ingediend. Dit is aan het college toegezonden. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 24 november 2008, waar [appellant], in persoon, en het college, vertegenwoordigd door mr. J.H. Geerdink, advocaat te Den Haag, H.J. de Vries, werkzaam bij de gemeente, en M. Bakermans, zijn verschenen. 2. Overwegingen 2.1. Op 1 januari 2007 is de wet van 5 juli 2006, houdende wijziging Wet geluidhinder (modernisering instrumentarium geluidbeleid, eerste fase) in werking getreden. Ingevolge artikel VII van deze wet blijft de Wet geluidhinder en de daarop gebaseerde regelgeving zoals deze gold vóór 1 januari 2007 op dit geding van toepassing. 2.2. Ingevolge artikel 1 van de Wet geluidhinder, zoals dat vóór 1 januari 2007 luidde, wordt verstaan onder reconstructie van een weg: een of meer wijzigingen op of aan een aanwezige weg, ten gevolge waarvan de geluidbelasting vanwege de weg met 2 dB(A) of meer wordt verhoogd. Ingevolge artikel 81, eerste lid, van de Wet geluidhinder, zoals dat vóór 1 januari 2007 luidde, voor zover hier van belang, nemen burgemeester en wethouders een besluit, bepalende welke maatregelen nodig zijn om te voorkomen dat de geluidbelasting die de weg na zijn aanleg binnen de zone zal veroorzaken, de waarden die als de ten hoogste toelaatbare worden aangemerkt, te boven zou gaan. Ingevolge artikel 99, eerste lid, van de Wet geluidhinder, zoals dat vóór 1 januari 2007 luidde, voor zover hier van belang, wordt tot reconstructie van een weg niet overgegaan dan in overeenstemming met een besluit van burgemeester en wethouders, met overeenkomstige toepassing van artikel 81 genomen naar aanleiding van een door de wegbeheerder aan burgemeester en wethouders gedane mededeling van zijn voornemen en na een met overeenkomstige toepassing van artikel 80 ingesteld onderzoek. 2.3. De bij besluit van 18 juli 2007 vastgestelde maatregelen betreffen het aanbrengen van een geluidscherm aan de westzijde van de Algeraweg en het aanbrengen van geluidreducerend asfalt op de Algeraweg. Deze maatregelen hebben tot doel te voorkomen dat de ten hoogste toelaatbare waarde van 55 dB(A), die geldt voor de woningen aan de westzijde van de Algeraweg, als gevolg van de reconstructie niet wordt overschreden. In deze procedure staat dan ook slechts ter beoordeling of de bij besluit van 18 juli 2007 vastgestelde maatregelen voldoende zijn om het voornoemde doel te bereiken. De door [appellant] aangevoerde gronden over de luchtkwaliteit, het handhaven van de ter plaatse van de Algeraweg geldende verkeersmaatregelen en het ten onrechte door het college niet uitvoeren van een evaluatie met omwonenden hebben geen betrekking op deze beoordeling en blijven om die reden onbesproken. 2.4. [appellant] stelt dat niet vaststaat dat de bij besluit van 18 juli 2007 vastgestelde maatregelen voldoende zijn om te voorkomen dat als gevolg van de reconstructie de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting wordt overschreden, omdat de geluidbelasting vanwege de Algeraweg niet juist is vastgesteld. Een aantal aspecten is ten onrechte niet meegenomen in de aan het besluit van 18 juli 2007 ten grondslag liggende akoestische onderzoeken van DGMR Industrie, Verkeer en Milieu B.V. (hierna: DGMR) van 27 maart 2006, nummer V.2005.1202.00.R001, en van 7 november 2006, nummer V.2005.1202.02.N001. Het gaat volgens [appellant] om markeringen op de weg die extra geluidbelasting met zich brengen, niveauverschillen in het verwaarloosde wegdek en twee openingen tussen de huizen in de eerstelijnsbebouwing aan de oostzijde van de Algeraweg die een hogere geluidbelasting tot gevolg hebben. Verder blijkt uit de akoestische onderzoeken van 27 maart 2006 en 7 november 2006 dat de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting van 55 dB(A) reeds vóór de reconstructie op 14 onderzoekspunten wordt overschreden, aldus [appellant]. 2.4.1. In artikel 102, eerste lid, van de Wet geluidhinder, zoals dat vóór 1 januari 2007 luidde, is bepaald dat - kort weergegeven - de minister regels stelt over de vaststelling van de geluidbelasting vanwege een weg. In het tweede artikellid, zoals dat vóór 1 januari 2007 luidde, is bepaald dat de minister regels kan stellen omtrent de onderzoeken, bedoeld in dit hoofdstuk. De in artikel 102 van de Wet geluidhinder, zoals dat vóór 1 januari 2007 luidde, bedoelde regels zijn uitgewerkt in het Reken- en meetvoorschrift wegverkeerslawaai 2002 (hierna: het RMV 2002). Ingevolge artikel 2, eerste lid, van het Reken- en meetvoorschrift 2002 (hierna: het RMV 2002) wordt bij de bepaling van het equivalente geluidsniveau vanwege een weg, rekening gehouden met: a. de maatgevende verkeersintensiteiten van de onderscheidene categorieën motorvoertuigen; b. de verkeerssnelheden van de onderscheidene categorieën motorvoertuigen; c. de geluidemissies van de onderscheidene categorieën motorvoertuigen, bepaald op een wegdek van dicht asfaltbeton; d. de invloed van het wegdektype op de geluidemissie; e. de verzwakking van het geluid ten gevolge van de geometrische uitbreiding van het geluidsveld; f. de verzwakking van het geluid door absorptie van geluidsenergie in de atmosfeer; g. de invloed van de bodem op de geluidsoverdracht; h. de meteorologische invloeden op de geluidsoverdracht. Ingevolge het tweede lid van dit artikel wordt bij de bepaling van het equivalente geluidsniveau, afhankelijk van de situatie, bovendien rekening gehouden met de effecten op de geluidemissie en geluidsoverdracht, die het gevolg zijn van één of meer: a. hellingen in het beschouwde weggedeelte; b. met verkeerslichten geregelde kruispunten van wegen; c. snelheidsbeperkende maatregelen; d. reflecties van het geluid; e. afschermingen van het geluid. 2.4.2. De door [appellant] genoemde aspecten worden niet genoemd in artikel 2, eerste en tweede lid, van het RMV 2002. Het college hoefde bij de bepaling van de geluidbelasting vanwege de Algeraweg dan ook geen rekening met de door [appellant] genoemde aspecten te houden. In zoverre bestaat er geen grond voor het oordeel dat de geluidbelasting vanwege de te reconstrueren Algeraweg niet juist is vastgesteld. 2.4.3. Voor de woningen in de eerstelijnsbebouwing die ten westen van de Algeraweg zijn gelegen, geldt een ten hoogste toelaatbare waarde van 55 dB(A). Anders dan [appellant] stelt, is in voornoemde akoestische onderzoeken niet onderzocht wat de geluidbelasting vóór de reconstructie van de Algeraweg op deze woningen is, maar is onderzocht voor welke van deze woningen sprake is van een verhoging van de geluidbelasting met 2 dB(A) of meer zoals bedoeld in de definitie van het begrip reconstructie van een weg als opgenomen in artikel 1 van de Wet geluidhinder, zoals dat vóór 1 januari 2007 luidde. Gebleken is dat dit voor tien van deze woningen het geval is. Uit de akoestische onderzoeken volgt dat met de bij besluit van 18 juli 2007 vastgestelde maatregelen wordt voorkomen dat de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting ter plaatse van de tien woningen waar sprake is van een reconstructie, wordt overschreden. [appellant] heeft niet aannemelijk gemaakt dat aan de akoestische onderzoeken gebreken kleven. Er bestaat dan ook geen grond voor het oordeel dat de bij besluit van 18 juli 2007 vastgestelde maatregelen onvoldoende zijn om overschrijding van de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting ter plaatse van de hiervoor genoemde woningen te voorkomen. De beroepsgrond faalt. 2.5. [appellant] stelt dat het akoestisch onderzoek van 7 november 2006 een foutieve berekening bevat. Ter plaatse van onderzoekspunt 155 bedraagt de toename van de geluidbelasting als gevolg van de verhoging van de maximaal aan te houden snelheid voor bussen 0,85 dB(A) en niet 0,3 dB(A), zoals in het akoestisch onderzoek van 7 november 2006 wordt gesteld, aldus [appellant]. 2.5.1. Deze beroepsgrond mist feitelijke grondslag, aangezien van een toename van de geluidbelasting ter plaatse van onderzoekspunt 155 geen sprake is. Uit de aan het besluit van 18 juli 2007 ten grondslag liggende akoestische onderzoeken volgt dat de geluidbelasting na de reconstructie van de Algeraweg ter plaatse van onderzoekspunt 155 afneemt. 2.6. Het beroep is ongegrond. 2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: verklaart het beroep ongegrond. Aldus vastgesteld door mr. Th.G. Drupsteen, voorzitter, en mr. C.W. Mouton en mr. W. Sorgdrager, leden, in tegenwoordigheid van mr. C. Taal, ambtenaar van Staat. w.g. Drupsteen w.g. Taal voorzitter ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 14 januari 2009 325-492.