Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG9711

Datum uitspraak2008-12-31
Datum gepubliceerd2009-01-14
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers06/3228 WAO
Statusgepubliceerd


Indicatie

Omvang geding. De arbeidskundige component van een arbeidsongeschiktheidsbeoordeling is geen zelfstandig deelbesluit. Geen gedeeltelijke vernietiging. Nadere motivering dat de geduide functies de belastbaarheid van betrokkene niet overschrijden, zodat deze functies aan de onderhavige herziening ten grondslag konden worden gelegd.


Uitspraak

06/3228 WAO Centrale Raad van Beroep Enkelvoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: appellant), tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 15 mei 2006, 05/3995 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: [betrokkene] (hierna: betrokkene), en appellant. Datum uitspraak: 31 december 2008 I. PROCESVERLOOP Appellant heeft hoger beroep ingesteld. Betrokkene heeft een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 november 2008. Appellant heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M. van Grinsven. Betrokkene is niet verschenen. II. OVERWEGINGEN 1.1. Aan betrokkene is met ingang van 15 februari 2000 een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) toegekend, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. In het kader van een herbeoordeling heeft in 2005 medisch en arbeidskundig onderzoek plaatsgehad. Op basis van de bevindingen en conclusies uit deze onderzoeken heeft appellant bij besluit van 8 augustus 2005 de WAO-uitkering van betrokkene met ingang van 2 oktober 2005 ingetrokken op de grond dat de mate van haar arbeidsongeschiktheid minder dan 15% bedroeg. 1.2. Bij besluit van 30 september 2005 (hierna: het bestreden besluit) heeft appellant de bezwaren van betrokkene tegen het besluit van 8 augustus 2005 gegrond verklaard en de mate van arbeidsongeschiktheid van betrokkene met ingang van 2 oktober 2005 vastgesteld op 15 tot 25%. 2.1. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, het arbeidskundige gedeelte van het bestreden besluit vernietigd, appellant opgedragen een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van de uitspraak en het bestreden besluit voor het overige in stand gelaten. Tevens heeft de rechtbank een beslissing gegeven ter zake van griffierecht. 2.2. De rechtbank heeft de medische grondslag van het bestreden besluit onderschreven. Naar het oordeel van de rechtbank dient voor de arbeidskundige beoordeling te worden uitgegaan van de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 22 juli 2005. De rechtbank heeft zich niet kunnen verenigen met de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit. De rechtbank heeft, onder verwijzing naar haar uitspraak van 3 januari 2006, LJN AU9030, overwogen dat appellant naar aanleiding van de uitspraken van de Raad van 9 november 2004, zie LJN AR4716 en volgende, weliswaar aanpassingen heeft gepleegd aan het Claim Beoordelings- en Borgingssysteem (CBBS), maar dat niet alle aan dat systeem klevende gebreken daarmee zijn opgeheven. Naar haar oordeel zou dat wel het geval zijn als in de FML (of door middel van het verstrekken van een lijst) de normaalwaarden inclusief interpretatiekader van het CBBS-handboek (zoals frequentie) worden weergegeven, én indien ten aanzien van alle signaleringen wordt verklaard waarom de functie ondanks die signaleringen geschikt kan worden geacht. Nu in het voorliggende geval niet aan laatstgenoemde vereisten is voldaan, ontbeert de onderhavige schatting naar het oordeel van de rechtbank een toereikend aan te merken niveau van transparantie, verifieerbaarheid en toetsbaarheid, zodat het bestreden besluit in strijd is met artikel 3:2 en artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). 3.1. Appellant heeft zich in hoger beroep aanvankelijk op het standpunt gesteld dat met de aanpassingen die in het CBBS zijn aangebracht naar aanleiding van de meergenoemde uitspraken van de Raad van 9 november 2004, is voldaan aan de vereisten zoals die door de Raad zijn geformuleerd in die uitspraken. Blijkens het verhandelde ter zitting handhaaft appellant dat standpunt, onder verwijzing naar de uitspraken van de Raad van 12 oktober 2006, LJN AY9971 en volgende, niet langer. Appellant heeft, overeenkomstig de uitgangspunten die zijn geformuleerd in die uitspraken, de geschiktheid van betrokkene voor de geduide functies in de op 23 januari 2007 overgelegde arbeidskundige rapportage van 15 januari 2007 nog nader toegelicht. Mede gelet op die toelichting heeft de gemachtigde van appellant ter zitting verzocht om bij een vernietiging van het bestreden besluit de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand te laten. 3.2. In het verweerschrift heeft betrokkene zich geschaard achter het oordeel van de rechtbank met betrekking tot het aangepaste CBBS. Zij heeft verder aangevoerd, zakelijk weergegeven, dat het bestreden besluit ook op medische gronden niet in stand kan blijven. Zij acht zich volledig arbeidsongeschikt in de zin van de WAO. 4.1. Met verwijzing naar zijn uitspraken van 16 maart 2005, LJN AT1852, en 23 januari 2008, LJN BC2880, overweegt de Raad allereerst, ambtshalve, dat de arbeidskundige component van een arbeidsongeschiktheidsbeoordeling niet is aan te merken als een zelfstandig deelbesluit en dat een arbeidsongeschiktheidsbeoordeling derhalve ook niet bestaat uit onderdelen van een besluit als bedoeld in (de wetsgeschiedenis van) artikel 6:13 van de Awb. Zoals de Raad heeft overwogen in zijn uitspraken van 16 maart 2005 en 23 januari 2008, alsook in zijn uitspraak van 28 november 2007, LJN BB9311, betekent dit dat voor gedeeltelijke vernietiging als de onderhavige geen plaats is. 4.2. Met betrekking tot de omvang van het geding overweegt de Raad het volgende. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank de door betrokkene aangevoerde grieven met betrekking tot de medische grondslag van het bestreden besluit uitdrukkelijk en zonder voorbehoud verworpen en heeft de rechtbank geoordeeld dat de FML van 22 juli 2005 voor juist kan worden gehouden. Alleen appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak, waarbij appellant het hoger beroep heeft beperkt tot de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit. Dit brengt in het onderhavige geval mee dat de door betrokkene tegen de medische grondslag van het bestreden besluit aangevoerde grieven buiten de omvang van het geding in hoger beroep vallen. Hierbij verwijst de Raad naar zijn uitspraak van 22 oktober 2008, LJN BG1621. Van de in die uitspraak aangegeven uitzonderingen - zie overweging 4.2.2 van die uitspraak, is in het voorliggende geval geen sprake. 4.3. De Raad overweegt verder dat met de in 3.1. vermelde arbeidskundige rapportage van 15 januari 2007 voldoende is gemotiveerd dat de geduide functies de belastbaarheid van betrokkene niet overschrijden, zodat deze functies aan de onderhavige herziening ten grondslag konden worden gelegd. Ten slotte wijst de Raad erop dat in zijn uitspraak van 22 februari 2008, LJN BC4826, is geoordeeld dat de hiervoor genoemde uitspraken van de Raad van 12 oktober 2006 geen steun bieden voor het oordeel van de rechtbank dat een toereikende inzichtelijkheid en toetsbaarheid van de schatting slechts wordt bereikt als appellant een lijst met normaalwaarden inclusief interpretatiekader verstrekt. 4.4. Dit alles leidt tot de conclusie dat de aangevallen uitspraak moet worden vernietigd voor zover daarbij het arbeidskundige gedeelte van het bestreden besluit is vernietigd, appellant is opgedragen een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van de uitspraak, en het bestreden besluit voor het overige in stand is gelaten. Dit betekent dat de gegrondverklaring van het beroep en de beslissing ter zake van griffierecht in stand blijven. Doende hetgeen de rechtbank voor het overige zou behoren te doen, zal de Raad vervolgens het bestreden besluit geheel vernietigen en bepalen dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit geheel in stand blijven. 5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep, Recht doende: Vernietigt de aangevallen uitspraak voor zover daarbij het arbeidskundige gedeelte van het bestreden besluit is vernietigd, appellant is opgedragen een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van de uitspraak, en het bestreden besluit voor het overige in stand is gelaten; Vernietigt het bestreden besluit geheel; Bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand blijven. Deze uitspraak is gedaan door H. Bolt als voorzitter. De beslissing is, in tegenwoordigheid van I.R.A. van Raaij als griffier, uitgesproken in het openbaar op 31 december 2008. (get.) H. Bolt. (get.) I.R.A. van Raaij. KR