Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG9693

Datum uitspraak2008-12-30
Datum gepubliceerd2009-01-14
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers08/3088 WVG
Statusgepubliceerd


Indicatie

Afwijzing aanvraag hoog persoonlijk kilometerbudget. Niet is onderbouwd waarom appellante, gemeten naar objectief medische maatstaf, niet met hulpmiddelen en begeleiding met de trein kan reizen. Niet is onderbouwd waarom appellante voor bezoek aan haar ver weg wonende kinderen wel lang in een stoel van een auto of taxi(bus) zou kunnen zitten, maar niet, gezeten in een rolstoel of in een treinstoel en onder begeleiding, in de trein.


Uitspraak

08/3088 WVG Centrale Raad van Beroep Meervoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [appellante], (hierna: appellante) tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 16 april 2008, 07/6268 (hierna: aangevallen uitspraak) in het geding tussen appellante en Argonaut Advies BV (hierna: Argonaut) Datum uitspraak: 30 december 2008 I. PROCESVERLOOP Namens appellante heeft mr. C.W.M. Neefjes, advocaat te Purmerend, hoger beroep ingesteld. Argonaut heeft een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 oktober 2008. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Neefjes. Argonaut heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.P. Matze en mr. drs. E.C.M. Hurkens, beiden advocaat te Den Haag, enE.C.M. Molijn, arts, werkzaam bij Argonaut. De Raad heeft het onderzoek geschorst en Argonaut in de gelegenheid gesteld een nader onderzoek te laten doen door een niet eerder bij het dossier betrokken arts. Vervolgens heeft Argonaut aan de Raad doen toekomen een advies van de bezwaararts M.C. Heus van 24 november 2008. Namens appellante heeft mr. Neefjes een reactie ingezonden. De zaak is ter nadere behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 10 december 2008. Partijen zijn daar, zoals tevoren aan de Raad bericht, niet verschenen. II. OVERWEGINGEN 1.1. Appellante, geboren in 1917, verplaatst zich binnenshuis met een rollator en buiten onder begeleiding in een rolstoel. In verband daarmee heeft zij in het kader van het Valyssysteem een hoog persoonlijk kilometerbudget (hierna: hoog pkb) aangevraagd. Zij heeft in bezwaar vermeld mobiliteitsbeperkingen te ervaren door artrose, hypertensie, epilepsie, een slechte hartfunctie en onevenredige vermoeidheid bij het reizen per trein. 1.2. Voor een meer uitgebreide weergave van de juridische grondslag van het vervoerssysteem Valys en het hoog pkb verwijst de Raad naar zijn uitspraak van 31 maart 2006 LJN AV8198 en naar de aangevallen uitspraak. Zoals de rechtbank vermeldt heeft Argonaut op 1 mei 2006 het Protocol inzake de afhandeling van indicatie aanvragen hoog pkb Bovenregionaal Vervoer Gehandicapten (hierna: Protocol) vastgesteld. 1.3. Argonaut heeft bij besluit van 23 mei 2007, gehandhaafd bij besluit van 21 augustus 2007, de aanvraag van appellante afgewezen op de grond dat zij niet voldoet aan het op grond van het Protocol geldende vereiste voor een hoog pkb dat de gehandicapte door chronische medische beperkingen vanuit strikt medische optiek niet in staat is om onder de condities van het Valyssysteem met de trein te reizen. Appellante wordt in staat geacht - met assistentie en begeleiding - (in een rolstoel) een treinreis te kunnen maken. 2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 21 augustus 2007 ongegrond verklaard. Hiertoe is met verwijzing naar voormelde uitspraak van de Raad van 31 maart 2006 overwogen dat op grond van het Protocol - en ter uitwerking van de voordien door de Staatssecretaris gedane offerteaanvraag, waarin voor het kunnen verkrijgen van een hoog pkb het vereiste is opgenomen dat de gehandicapte als gevolg van langdurig aanwezige, consistente en toetsbare beperkingen in het geheel niet in staat is gebruik te maken van de trein - een indicatie voor een hoog pkb slechts kan worden gegeven aan degenen die wegens chronische medische beperkingen niet met de trein kunnen reizen en die zelf geen alternatief voor taxivervoer hebben. De rechtbank heeft verder geoordeeld dat Argonaut, gezien de informatie van de huisarts en de mede met inachtneming daarvan tot standgekomen indicatierapporten van de adviserend geneeskundigen Kuijpers en Molijn, de beperkingen van appellante niet heeft onderschat. Argonaut mocht gelet daarop het standpunt innemen dat appellante niet voldoet aan de - eenduidige - toekenningscriteria voor een hoog pkb. Voorts acht de rechtbank niet gebleken van een uitzonderlijke situatie die zou nopen tot afwijking van het Protocol. 3. Appellante heeft in hoger beroep gemotiveerd betoogd dat de rechtbank ten onrechte het standpunt van Argonaut heeft onderschreven. Zij heeft haar grieven in eerste aanleg herhaald en aangevoerd - samengevat - dat het Protocol geen redelijk beleid is, althans wegens bijzondere omstandigheden in dit concrete geval buiten toepassing moet blijven. Hierbij heeft zij benadrukt dat zij gezien haar leeftijd en klachten haar ver weg wonende kinderen op een voor haar acceptabele wijze - per taxi - wenst te kunnen bezoeken. 4. De Raad stelt voorop dat de in het Protocol neergelegde - en door de Staatssecretaris goedgekeurde - toekenningscriteria het beoordelingskader vormen voor Argonaut bij de indicatiestelling. Deze criteria gaan de grenzen van een redelijke beleidsbepaling niet te buiten. Het vervoerssysteem Valys met het daarbij behorende (standaard en hoog) pkb heeft, voor zover hier van belang, als uitgangspunt dat een gehandicapte die ook met assistentie door NS Reizigers (NSR) bij het - zonodig per rolstoel - binnengaan en verlaten van de trein, met gebruikmaking van de mogelijkheid om zelf een begeleider mee te nemen en met hulp van de Valyschauffeur bij het afzetten bij en het ophalen van een station, om chronische medische redenen in het geheel niet in staat is om met de trein te reizen, recht heeft op een hoog pkb ter vervanging van de reismogelijkheid per trein. Daarbij wordt er van uitgegaan dat, uitzonderlijke gevallen daargelaten, op een substantieel aantal stations, die geografisch ook voldoende zijn gespreid, assistentie door NSR mogelijk is en dat de betrokkenen zo veel mogelijk buiten de spitsuren reizen. Factoren als gebrek aan ervaring met het Valyssysteem of een uitgebreide vervoersbehoefte spelen op zich zelf in het beoordelingskader van het Protocol in beginsel geen rol. 4.1. De Raad stelt vast dat de - eensluidende - bevindingen van de adviserende artsen Kuijpers, Molijn en Heus tot stand zijn gekomen met inachtneming van de toepasselijke criteria, de door appellante aangegeven klachten en medische gegevens en de door de huisarts verstrekte informatie. Met betrekking tot de verklaring van de huisarts overweegt de Raad dat daarin niet is onderbouwd waarom appellante, gemeten naar objectief medische maatstaf, niet met hulpmiddelen en begeleiding met de trein kan reizen. Ook is niet onderbouwd waarom appellante voor bezoek aan haar ver weg wonende kinderen wel lang in een stoel van een auto of taxi(bus) zou kunnen zitten, maar niet, gezeten in een rolstoel of in een treinstoel en onder begeleiding, in de trein. 4.2. Gelet op de in 4.1, volzin 1, vermelde eensluidende onderzoeksbevindingen en de door Argonaut in hoger beroep gegeven nadere toelichting op de condities en de praktijk van het gecombineerde taxi- en treinvervoer van Valys, onderschrijft de Raad het oordeel van de rechtbank dat in het geval van appellante niet is gebleken dat gebruikmaking van dat vervoerssysteem niet mogelijk of in redelijkheid niet te vergen is. 4.3. De Raad heeft er op zichzelf begrip voor dat appellante opziet - mede door gebrek aan ervaring - tegen gebruikmaking van het Valyssysteem voor zover daarbij per trein wordt gereisd. Het vervoerssysteem Valys biedt echter alleen dan aanspraak op een hoog pkb, als de gehandicapte ondanks de onder 4 vermelde condities en faciliteiten helemaal niet met de trein kan reizen. Alles wat appellante in beroep en hoger beroep naar voren heeft gebracht, is niet toereikend om tot die conclusie te kunnen komen. 4.4. Het hoger beroep slaagt niet. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 4.5. Voor een veroordeling in de proceskosten ziet de Raad geen aanleiding. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep; Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak. Deze uitspraak is gedaan door M.I. ’t Hooft als voorzitter en J.N.A. Bootsma en P.J. Stolk als leden, in tegenwoordigheid van N.L.E.M. Bynoe als griffier, uitgesproken in het openbaar op 30 december 2008. (get.) M.I. ’t Hooft. (get.) N.L.E.M. Bynoe. IJ