
Jurisprudentie
BG9687
Datum uitspraak2009-01-05
Datum gepubliceerd2009-01-14
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers08/3768 CSV
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-01-14
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers08/3768 CSV
Statusgepubliceerd
Indicatie
Geen verzekeringsplicht voor de werknemersverzekeringen voor directeuren-grootaandeelhouders. Geen premierestitutie.
Uitspraak
08/3768 CSV
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellante] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 15 mei 2008, 07/842, (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 5 januari 2009.
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. G.J.A. van Dijk, werkzaam bij DAS rechtsbijstand te Amsterdam, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 oktober 2008. Appellante is verschenen bij haar directeur [directeur] en [procuratiehouder], procuratiehouder, bijgestaan door mr. L.G.M. van der Meer, werkzaam bij DAS rechtsbijstand. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. H. Segers, werkzaam bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.
II. OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en
omstandigheden.
1.1. [directeur] (hierna: [dga 1]) en [dga 2] (hierna: [dga 2]) zijn middels hun persoonlijke vennootschappen, directeur-grootaandeelhouder van appellante. Bij een onderzoek van de belastingdienst op 3 april 2006 is gebleken dat [dga 1] en [dga 2] ten onrechte in de loonadministratie zijn verantwoord als verzekeringsplichtig ingevolge de sociale werknemersverzekeringswetten. In verband hiermee is van de kant van appellante verzocht om restitutie van de betaalde premies. Aan dit verzoek is voldaan door creditnota’s van 10 juli 2006 voor de premiejaren 2001 tot en met 2005. Voor [dga 2] is ook de betaalde premie over het premiejaar 2000 gecrediteerd bij correctienota van 28 augustus 2006. Een verzoek tot premierestitutie over de premiejaren 1987 tot en met 2000 (voor [dga 1]) is afgewezen bij besluit van 11 augustus 2006.
1.2. Het bezwaar tegen het besluit van 11 augustus 2006 is bij besluit van 24 november 2006 ongegrond verklaard.
2. De rechtbank heeft het beroep tegen dit besluit ongegrond verklaard.
3. Appellante heeft de uitspraak van de rechtbank bestreden. Daartoe is aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het besluit van het Uwv van 11 augustus 2006 niet onbevoegdelijk is genomen, omdat de Coördinatiewet Sociale Verzekering (hierna: CSV) niet meer van kracht was in de periode waarover premierestitutie werd verzocht. Voorts is een beroep gedaan op het vertrouwensbeginsel.
3.1. Ten aanzien van het toepasselijke recht is de Raad met de rechtbank van oordeel dat de CSV in de onderhavige zaak nog ten volle van toepassing is en dat het Uwv bevoegd was het onderhavige besluit te nemen. De Raad verwijst hiervoor naar onderdeel 5 van de aangevallen uitspraak, met welke overwegingen en het hieraan verbonden oordeel de Raad zich volledig kan verenigen. Dit betekent dat deze grief faalt. Dit brengt tevens mee dat artikel 13, derde lid, van de CSV, aan een verdere premierestitutie in de weg staat.
3.2. Het beroep op het vertrouwensbeginsel is gegrond op de omstandigheid dat het Uwv ervan op de hoogte was dat [dga 1] en [dga 2] middellijk aandeelhouder van appellante zijn en desalniettemin de betaling van premies geaccepteerd heeft.
De Raad stelt hierbij, evenals de rechtbank, voorop dat het in de eerste plaats op de weg van appellante, als mogelijk premieplichtig werkgever, ligt om te beoordelen of er al dan niet sprake is van verzekeringsplicht voor de werknemersverzekeringen. Bij twijfel over de vraag of er al dan niet terecht verzekeringsplicht door appellante werd aangenomen, had het op de weg van appellante gelegen om informatie in te winnen bij het Uwv.
Dit klemt temeer nu door de voormalige bedrijfsverenigingen, waaronder Detam en Cadans de nodige voorlichting is verstrekt aan werkgevers ten aanzien van de verzekeringsplicht voor directeuren-grootaandeelhouders. Het beroep op het vertrouwensbeginsel kan dan ook niet worden gehonoreerd. De omstandigheid dat het voor [dga 1] en [dga 2] problematisch zou zijn om een arbeidsongeschiktheidsverzekering af te sluiten laat de Raad buiten bespreking, nu deze omstandigheid buiten de omvang van het bestreden besluit ligt.
3.3. De aangevallen uitspraak dient dan ook te worden bevestigd.
3.4. Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door R.C. Schoemaker als voorzitter en N.J. van Vulpen-Grootjans en G.W.B. van Westen als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van C. de Blaeij als griffier, uitgesproken in het openbaar op 5 januari 2009.
(get.) R.C. Schoemaker.
(get.) C. de Blaeij.
RB