
Jurisprudentie
BG9656
Datum uitspraak2009-01-12
Datum gepubliceerd2009-01-13
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRechtbank Rotterdam
ZaaknummersAWB 08/5041 VWRO-T1
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-01-13
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRechtbank Rotterdam
ZaaknummersAWB 08/5041 VWRO-T1
Statusgepubliceerd
Indicatie
Verweerder was niet bevoegd met toepassing van artikel 19, derde lid, van de WRO in samenhang met artikel 20, eerste lid, aanhef en onder e, van het BRO vrijstelling te verlenen voor het in geding zijnde bouwplan. Deze vrijstellingsbevoegdheid kan niet worden aangewend ten behoeve van het verlenen van een bouwvergunning voor het oprichten van bebouwing waarvan het gebruik in strijd is met het bestemmingsplan.
Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
Sector Bestuursrecht
Voorzieningenrechter
Reg.nr.: AWB 08/5041 VWRO-T1
Uitspraak naar aanleiding van het verzoek om voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het geding tussen
Apotheek Schollevaar B.V., gevestigd te Capelle aan den IJssel, verzoekster,
gemachtigde: mr. M.R. Oranje, advocaat te Amsterdam,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Capelle aan den IJssel, verweerder.
Tevens heeft als derde-belanghebbende deelgenomen aan het geding:
Hole Beheer B.V., gevestigd te Burgh Haamstede, vergunninghoudster,
gemachtigde: mr. A. Hendriks, advocaat te Rotterdam.
1 Ontstaan en loop van de procedure
Bij besluit van 28 oktober 2008 heeft verweerder aan vergunninghoudster vrijstelling op grond van artikel 19, derde lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO) in samenhang met artikel 20, eerste lid, aanhef en onder e, van het Besluit op de Ruimtelijke Ordening (hierna: BRO) alsmede bouwvergunning verleend voor het veranderen van het kantoorgebouw, gelegen op het perceel plaatselijk bekend Spoorlaan 20 te Capelle aan den IJssel, in een gezondheidscentrum.
Tegen dit besluit (hierna: het bestreden besluit) heeft verzoekster bij brief van 2 december 2008 bezwaar gemaakt.
Tevens heeft verzoekster bij brief van 2 december 2008 de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen, inhoudende schorsing van het bestreden besluit.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 januari 2008. Namens verzoekster is verschenen [naam], bijgestaan door verzoeksters gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. drs. P.L. van den Herik, J. Rasing en C. Sonderen. Vergunninghoudster heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde.
2 Overwegingen
Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Voor zover de daartoe uit te voeren toetsing meebrengt dat de rechtmatigheid van het bestreden besluit wordt beoordeeld, heeft het oordeel van de voorzieningenrechter een voorlopig karakter en is dat oordeel niet bindend voor de beslissing op bezwaar of eventueel in de hoofdzaak.
Op 4 april 2008 is voor het in het geding zijnde bouwplan een aanvraag om bouw-vergunning ingediend. Het bouwplan is gedeeltelijk in strijd met de voorschriften van het ter plaatse geldende bestemmingsplan “Schollevaar Herziening II”, omdat het perceel bestemd is voor ‘werkgelegenheid en verkeersdoeleinden’ (WV) en het gebruik van het onderhavige pand ten behoeve van gezondheidszorg en apotheek buiten deze doeleindenomschrijving valt. Op 23 juli 2008 heeft verweerder zijn voornemen om voor het bouwplan vrijstelling te verlenen bekendgemaakt. Verzoekster heeft tegen dit voornemen zienswijzen ingebracht. Verweerder heeft in de naar voren gebrachte zienswijzen geen aanleiding gezien om op zijn voornemen terug te komen. In verband daarmee heeft verweerder bij het bestreden besluit tevens bouwvergunning verleend voor de uitvoering van het bouwplan.
De voorzieningenrechter ziet zich allereerst gesteld voor de vraag of verweerder in dit geval bevoegd was met toepassing van artikel 19, derde lid, van de WRO in samenhang met artikel 20, eerste lid, aanhef en onder e, van het BRO vrijstelling te verlenen voor het bouwplan.
De voorzieningenrechter overweegt daartoe als volgt.
Ingevolge artikel 19, derde lid, van de WRO kunnen burgemeester en wethouders vrijstelling verlenen van het bestemmingsplan in bij algemene maatregel van bestuur aan te geven gevallen.
Ingevolge artikel 20, eerste lid, aanhef en onder e, van het BRO komt voor de toepassing van artikel 19, derde lid, van de WRO in aanmerking een wijziging in het gebruik van opstallen in de bebouwde kom, mits het aantal woningen gelijk blijft en het gebruik niet meer omvat dan een bruto-vloeroppervlak van 1500 m².
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in meerdere uitspraken
(20 november 2002 in zaaknummer 200201687/1 en 12 juli 2006 in zaaknummer 200508021/1) overwogen dat de vrijstellingsbevoegdheid ingevolge artikel 19, derde lid, van de WRO in verbinding met artikel 20, eerste lid, aanhef en onder e, van het BRO niet kan worden aangewend ten behoeve van het verlenen van een bouwvergunning voor het oprichten van bebouwing waarvan het gebruik in strijd is met het bestemmingsplan.
Anders dan de gemachtigden van verweerder en vergunninghoudster ter zitting hebben betoogd, ziet deze uitleg naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet slechts op het oprichten van nieuwe bebouwing, maar ook op situaties waarin sprake is van gewijzigd (her)gebruik van reeds bestaande bebouwing. Verwezen wordt naar de uitspraak van
12 juli 2006 en 12 november 2008 (zaaknummer 200709048/1). Dit betekent dat indien ten behoeve van het gewijzigde gebruik bouwvergunningplichtige bouwactiviteiten plaatsvinden, voor de vraag of bouwvergunning moet worden verleend dient te worden getoetst aan de gebruiksvoorschriften van het bestemmingsplan. Deze gebruiksvoorschriften zullen echter aan het verlenen van de bouwvergunning in de weg staan, aangezien voor het gewijzigde gebruik juist de vrijstelling van artikel 19, derde lid, van de WRO juncto
artikel 20, eerste lid, aanhef en onder e, van het BRO was beoogd. Nu deze vrijstelling niet kan worden toegepast in combinatie met het verlenen van de bouwvergunning, zal voor die bouwvergunning gebruik moeten worden gemaakt van de vrijstelling bedoeld in artikel 19, eerste of tweede lid, van de WRO.
Gelet op het voorgaande was verweerder naar het oordeel van de voorzieningenrechter in het onderhavige geval niet bevoegd met toepassing van artikel 19, derde lid, van de WRO in samenhang met artikel 20, eerste lid, aanhef en onder e, van het BRO vrijstelling te verlenen voor het in het geding zijnde bouwplan. Het bestreden besluit zal daarom naar verwachting in bezwaar niet in stand kunnen blijven, zodat er aanleiding is voor het treffen van een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter ziet aanleiding met toepassing van artikel 8:82, vierde lid, van de Awb te bepalen dat het door verzoekster betaalde griffierecht wordt vergoed.
De voorzieningenrechter ziet voorts aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die verzoekster in verband met de behandeling van het verzoek tot aan deze uitspraak redelijkerwijs heeft moeten maken. De voorzieningenrechter bepaalt de proceskosten op € 644,- aan kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
3 Beslissing
De voorzieningenrechter,
recht doende:
wijst het verzoek om voorlopige voorziening toe, in die zin dat het besluit van verweerder van 28 oktober 2008 wordt geschorst tot en met zes weken na de bekendmaking van de beslissing op het bezwaar van verzoekster,
bepaalt dat de gemeente Capelle aan den IJssel aan verzoekster het betaalde griffierecht van € 288,- vergoedt,
veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 644,- en wijst de gemeente Capelle aan den IJssel aan als de rechtspersoon die deze kosten aan verzoekster moet vergoeden.
Aldus gedaan door mr. A.I. van Strien, voorzieningenrechter, en door deze en
mr. S.M. Joseph, griffier, ondertekend.
De griffier: De voorzieningenrechter:
Uitgesproken in het openbaar op: 12 januari 2009.
Afschrift verzonden op: