
Jurisprudentie
BG9641
Datum uitspraak2009-01-12
Datum gepubliceerd2009-01-13
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Maastricht
Zaaknummers135566/KG ZA 08-534
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter
Datum gepubliceerd2009-01-13
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Maastricht
Zaaknummers135566/KG ZA 08-534
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter
Indicatie
Promis Vonnis – Wet op Lijkbezorging artikel 18, gesplitste verstrooiing van de as van de overledene, (vermoedelijke) wens van de overledene.
KOP:
De dochter van de overledene vordert van de weduwe van de overledene de helft van zijn as om deze op haar eigen manier in de Noordzee te verstrooien. Hoewel in dit geding niet onomstotelijk is komen vast te staan wat de vermoedelijke wens is geweest van de overledene met betrekking tot de manier van verstrooiing van zijn as, acht de voorzieningenrechter het desondanks niet aannemelijk dat de overledene heeft gewenst op twee verschillende momenten en plaatsen te worden verstrooid. Hoewel de wens van eiseres om op haar eigen manier de verstrooiing van (de helft van) de as van de overledene uiting te kunnen geven niet onbegrijpelijk is, geeft de vermoedelijke - en overigens niet onaannemelijke - wens van de overledene dat, ná verdeling van zijn as onder de familie, (het resterende deel van) zijn as in één keer wordt verstrooid in de Noordzee desalniettemin de doorslag. De voorzieningenrechter heeft in zijn oordeel betrokken het feit dat eiseres in het geheel niet heeft gereageerd op de ter zitting door gedaagde geuite (vermoedelijke) wens van de overledene dat verdeling van zijn as onder de familie na zijn overlijden was toegestaan - en waarvan eiseres kennelijk ook een deel heeft ontvangen - en dat daarna het resterende deel van zijn as in de Noordzee moest worden verstrooid.
Uitspraak
RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Civiel
Datum uitspraak : 12 januari 2009
Zaaknummer : 135566 / KG ZA 08-534
De voorzieningenrechter, belast met de behandeling van burgerlijke zaken, heeft het navolgende kort gedingvonnis gewezen
inzake
[EISERES]
wonende te Brunssum,
eiseres,
advocaat mr. G.J. Bordes te Hoensbroek (toevoeging);
tegen:
[GEDAAGDE],
wonende te Brunssum,
gedaagde,
advocaat mr. B.M.A. Jegers te Heerlen (toevoeging aangevraagd).
1. Het verloop van de procedure
Eiseres heeft gedaagde gedagvaard in kort geding. Op de dienende dag, 22 december 2008, heeft eiseres gesteld en gevorderd overeenkomstig de inhoud van de dagvaarding, waarna zij haar vordering met verwijzing naar op voorhand toegezonden producties nader heeft doen toelichten. Gedaagde heeft aan de hand van een pleitnota verweer gevoerd, daarbij eveneens verwijzend naar op voorhand toegezonden producties. Partijen hebben daarna op elkaars stellingen gereageerd.
Vervolgens is het geding voor enige tijd geschorst, teneinde partijen in de gelegenheid te stellen hun geschil alsnog in der minne te regelen. Na de hervatting is gebleken dat zij niet tot overeenstemming waren gekomen.
Ten slotte hebben partijen om vonnis verzocht. De uitspraak van het vonnis is bepaald op heden.
2. Het geschil
2.1 Eiseres stelt - samengevat - als volgt. Op 27 augustus 2007 is overleden [DE HEER XX] vader van eiseres en op het moment van overlijden gehuwd met gedaagde. Na zijn overlijden is het stoffelijk overschot gecremeerd. Zijn as wordt bewaard door het crematorium Nedermaas te Geleen. De overledene heeft niet bij testament bepaald wat er met zijn stoffelijke resten na zijn dood zou moeten gebeuren. Gedaagde wil de as van haar overleden echtgenoot verstrooien in zee zonder dat daar iemand van de familie bij is. Nu haar vaders weduwe haar uitsluit van het bijzijn bij de verstrooiing van de as, wil eiseres op haar eigen wijze de helft van de as van haar vader verstrooien.
2.2 Eiseres heeft op grond van het vorenstaande gevorderd gedaagde bij vonnis, voorzover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te gebieden met eiseres over te gaan tot verdeling bij helft van de as van wijlen [DE HEER XX] welke as bewaard wordt door het crematorium in Geleen, op verbeurte van een dwangsom van € 500,00 voor iedere dag dat gedaagde vanaf een week na betekening van het in dezen te wijzen vonnis in gebreke blijft met de nakoming van dit gebod, het een en ander met veroordeling van gedaagde in de kosten van de procedure.
2.3 De vordering wordt door gedaagde weersproken, waartoe - onder meer - wordt verwezen naar de door gedaagde ter terechtzitting voorgedragen en vervolgens aan de stukken toegevoegde pleitnota. Op dit verweer zal, voor zover van belang, hierna worden ingegaan.
3. De beoordeling
3.1 Het spoedeisend belang volgt uit de aard van de zaak.
3.2 Ter zitting is gebleken dat tussen partijen niet (langer) in geschil is de bestemming van de as van de overledene: beide partijen zijn van mening dat het de wens van de overledene was dat zijn as wordt verstrooid in de Noordzee, opdat zijn as aldus de weg naar de Malediven kan vinden.
3.3.1 Ter zitting is verder gebleken dat het enige geschilpunt tussen partijen is de wijze waarop de verstrooiing van de as van de overledene dient plaats te vinden.
3.3.2 Eiseres heeft ter zitting verklaard dit niet in bijzijn van gedaagde én op een boot vol onbekenden, die allemaal dezelfde boot delen teneinde min of meer gelijktijdig de as van hun respectievelijke overledene(n) op de Noordzee te verstrooien, te willen dan wel te kunnen doen: zij wil zelf op haar manier de helft van de as van de overledene in de Noordzee verstrooien.
3.3.3 Gedaagde heeft ter zitting eveneens aangegeven twijfels te hebben om in bijzijn van eiseres de verstrooiing van de as van de overledene te laten plaatsvinden. Desgevraagd heeft gedaagde ter zitting verder verklaard voor zijn overlijden met de overledene te hebben besproken of verdeling van zijn as was toegestaan: verdeling van zijn as mocht van hem plaatsvinden en de na verdeling overgebleven as moest in de Noordzee worden verstrooid. Gedaagde heeft ter zitting voorts verklaard dat een deel van de as van de overledene al onder zijn familie, waaronder eiseres, is verdeeld. Zij ziet dan ook niet in waarom de uiteindelijke verstrooiing van (het resterende deel van) de as van de overledene in de Noordzee in twee keer zou moeten plaatsvinden.
3.4.1 De voorzieningenrechter stelt voorop dat het uitgangspunt dient te zijn hetgeen is neergelegd in artikel 18 lid 1 en 2 van de Wet op de Lijkbezorging (hierna: WLB), te weten dat de lijkbezorging en de bestemming van de as overeenkomstig de wens of de vermoedelijke wens van de overledene geschiedt, tenzij dat redelijkerwijs niet kan worden gevergd.
3.4.2 Hoewel niet in geschil is de wens van de overledene met betrekking tot de bestemming van zijn as, dient thans wel te worden achterhaald of het de wens van de overledene was dat (het resterende deel van) zijn as op twee verschillende momenten en plaatsen in de Noordzee zou worden verstrooid.
3.4.3 De voorzieningenrechter constateert dat de overledene zijn wens omtrent de wijze van verstrooiing van zijn as niet op schrift heeft gesteld. Er dient dan ook op een andere wijze te worden achterhaald wat de vermoedelijke wens van de overledene ten aanzien van de wijze van verstrooiing van zijn as is geweest.
3.4.4 Hoewel in dit geding niet onomstotelijk is komen vast te staan wat de vermoedelijke wens is geweest van de overledene met betrekking tot de manier van verstrooiing van zijn as, acht de voorzieningenrechter het desondanks niet aannemelijk dat de overledene gewenst heeft op twee verschillende momenten en plaatsen te worden verstrooid. Hoewel de wens van eiseres om op haar eigen manier uiting te kunnen geven aan de verstrooiing van (de helft van) de as van de overledene niet onbegrijpelijk is, geeft de vermoedelijke - en overigens niet onaannemelijke - wens van de overledene dat (het resterende deel van) zijn as in één keer wordt verstrooid in de Noordzee desalniettemin de doorslag. De voorzieningenrechter heeft in zijn oordeel betrokken het feit dat eiseres in het geheel niet heeft gereageerd op de ter zitting door gedaagde geuite (vermoedelijke) wens van de overledene dat verdeling van zijn as onder de familie na zijn overlijden was toegestaan - en waarvan eiseres kennelijk ook een deel heeft ontvangen - en dat daarna het resterende deel van zijn as in de Noordzee moest worden verstrooid.
3.4.5 Gelet op het vooroverwogene zal het gevorderde worden afgewezen. Eiseres dient als de in het ongelijk gestelde partij de kosten van het proces te voldoen.
4. De beslissing
De voorzieningenrechter van de rechtbank te Maastricht:
wijst de gevorderde voorzieningen af;
veroordeelt eiseres in de proceskosten tot aan dit vonnis gerezen en aan de zijde van gedaagde begroot op € 254,00 aan vast recht en € 816,00 voor salaris advocaat, op voet van het bepaalde in artikel 243 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering te voldoen aan de griffier van deze rechtbank;
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Bergmans, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.
J.C.