Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG9637

Datum uitspraak2009-01-13
Datum gepubliceerd2009-01-14
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Leeuwarden
ZaaknummersAWB 07/2947
Statusgepubliceerd


Indicatie

Belanghebbende-begrip. Finale afdoening met instemming van partijen. Zelf voorzien.


Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN Sector bestuursrecht procedurenummer: AWB 07/2947 uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 januari 2009 als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen [naam], wonende te [woonplaats], eiseres, en het college van burgemeester en wethouders van Bolsward, verweerder, gemachtigden: mr. H.E. de Hoo, werkzaam bij verweerders gemeente, en J. Brouwer, wethouder van die gemeente. Procesverloop Bij brief van 12 oktober 2007 heeft verweerder eiseres mededeling gedaan van een besluit op bezwaar betreffende de toepassing van de Woningwet. Tegen dit besluit heeft eiseres beroep aangetekend. De zaak is behandeld ter zitting van de rechtbank, gehouden op 18 december 2008. Eiseres is in persoon verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. Motivering Feiten 1.1 Bij besluit van 23 april 2007 heeft verweerder [X] (hierna: [X]) een lichte bouwvergunning verleend voor het plaatsen van een dakkapel op zijn woning aan [adres X]. Eiseres, die aan [adres eiseres] woont, heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Bij het bestreden besluit heeft verweerder, overeenkomstig een advies van de Commissie Bezwaarschriften van zijn gemeente (hierna: de Commissie), het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard omdat eiseres geen belanghebbende is. Verweerder is in dit besluit daarom niet inhoudelijk op het bezwaarschrift ingegaan. Het geschil 2.1 In beroep heeft eiseres - onder meer en samengevat - gesteld dat zij wel degelijk belanghebbende is en dat haar bezwaar inhoudt, dat met het plaatsen van de dakkapel het straatbeeld definitief verandert. Verweerder neemt - onder meer en samengevat - het standpunt in dat, om als belanghebbende te kunnen worden aangemerkt, er sprake moet zijn van een persoonlijk belang. Het straatbeeld acht verweerder echter geen persoonlijk, eigen belang waarmee eiseres zich in voldoende mate onderscheidt van anderen. In zijn verweerschrift en ter zitting heeft verweerder subsidiair ervoor gepleit om het beroep ongegrond te verklaren, omdat hij, gezien het zogenaamde limitatief-imperatieve stelsel, de bouwvergunning niet kon en mocht weigeren. De beoordeling van het geschil 3.1 In artikel 1:2, eerste lid, van de Awb is bepaald dat onder belanghebbende wordt verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. Blijkens de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS) maakt reeds de hoedanigheid van eigenaar van gronden in de directe nabijheid van het perceel waarop een besluit betrekking heeft, dat die eigenaar een belang heeft als bedoeld in dit Awb-artikel. De rechtbank verwijst onder meer naar de uitspraak van de AbRS van 4 april 2007, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl onder LJN: BA2231. Het beroep van verweerder ter zitting op de uitspraak van de AbRS van 17 januari 2007, LJN: AZ6398, slaagt niet, reeds omdat daarin sprake is van een afstand van 200 meter tussen de woning van de desbetreffende appellant en de plaats waarop het besluit betrekking had. Eiseres echter woont pal naast het perceel waar de bouwvergunning op ziet en is, gelet op de jurisprudentie, reeds daarom belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb. 3.2 De rechtbank zal het beroep van eiseres dan ook gegrond verklaren en het bestreden besluit wegens strijd met dit Awb-artikel vernietigen. Vervolgens zal de rechtbank onderzoeken of er aanleiding is om zelf in de zaak te voorzien als bedoeld in artikel 8:72, vierde lid, van de Awb. Partijen hebben ter zitting desgevraagd uitdrukkelijk verklaard, dat als de rechtbank eiseres toch als belanghebbende zou aanmerken, zij prijs stellen op een inhoudelijk oordeel. Eiseres heeft gezegd dat zij dan geen behoefte heeft aan een terugverwijzing van de zaak naar verweerder, gevolgd door een nadere hoorzitting, een aanvullend advies van de Commissie en een nieuw besluit op bezwaar. Gelet daarop, en om nodeloze vervolgprocedures te voorkomen, zal de rechtbank zelf in de zaak voorzien. Zij overweegt daartoe het volgende. 3.3 In artikel 44, eerste lid, gelezen in samenhang met het derde lid, van de Woningwet is bepaald dat de lichte bouwvergunning slechts mag en moet worden geweigerd indien het bouwen niet voldoet aan voorschriften die zijn gegeven bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in de artikelen 2 en 120 (a), aan de bouwverordening (b), het bestemmingsplan (c) of de redelijke eisen van welstand (d) dan wel een monumentenvergunning, voor zover vereist, is geweigerd (e). In dit artikel is het door verweerder aangehaalde limitatief-imperatieve stelsel neergelegd. 3.4 De rechtbank stelt voorop dat verweerder de bouwaanvraag moest beoordelen, zoals deze is ingediend. Dat wil zeggen dat de vraag of de dakkapel niet beter aan de achterkant van de woning kon worden geplaatst, niet relevant is, omdat [X] nu eenmaal een bouwaanvraag heeft gedaan voor een dakkapel aan de voorkant van zijn woning. 3.5 Voorts is de rechtbank niet gebleken dat het bouwplan in strijd is - voor zover hier relevant - met enig onderdeel van artikel 44, eerste lid, van de Woningwet. Met name ten aanzien van de eisen van redelijke welstand overweegt zij het volgende. Volgens de vaste jurisprudentie van de AbRS mag verweerder, hoewel hij niet aan een welstandsadvies is gebonden en de verantwoordelijkheid voor de welstandstoetsing bij hem berust, aan het advies in beginsel doorslaggevende betekenis toekennen. Het overnemen van een welstandsadvies behoeft in de regel geen nadere toelichting, tenzij de aanvrager of een derde-belanghebbende een tegenadvies overlegt van een andere deskundig te achten persoon of instantie. Dit is slechts anders indien het advies van de welstandscommissie naar inhoud en wijze van totstandkoming zodanige gebreken vertoont dat verweerder dit niet - of niet zonder meer - aan zijn oordeel omtrent de welstand ten grondslag heeft mogen leggen. De rechtbank verwijst naar de uitspraak van de AbRS van 22 maart 2006, LJN: AV6236. 3.6 Eiseres heeft geen tegenadvies van een deskundige overgelegd ter bestrijding van het welstandsadvies dat verweerder heeft opgevolgd. De welstandscommissie Hûs en Hiem heeft het bouwplan op zichzelf bezien, in verband met de omgeving en de te verwachten ontwikkeling ervan, heeft aan het gemeentelijk welstandsbeleid met betrekking tot dakkapellen getoetst en heeft, na eerdere kritiek, op 18 april 2007 alsnog een positief advies uitgebracht. Tegenover het oordeel van de welstandscommissie heeft eiseres uitsluitend haar eigen opvattingen - hoe respectabel deze ook zijn - omtrent de passendheid van het bouwplan in het straatbeeld geplaatst. De rechtbank is niet gebleken dat het welstandsadvies van Hûs en Hiem van 18 april 2007 naar inhoud of wijze van totstandkoming ervan zodanige gebreken vertoont dat verweerder dit niet aan zijn besluit tot verlening van de bouwvergunning ten grondslag had mogen leggen. 3.7 De conclusie van de rechtbank is, dat verweerder de bouwvergunning moest verlenen aan [X]. De rechtbank zal zelf voorzien in de zaak door het bezwaar van eiseres alsnog ontvankelijk te verklaren en dit bezwaar vervolgens ongegrond te verklaren. Zij ziet geen aanleiding om verweerder op de voet van artikel 8:75 van de Awb te veroordelen in de proceskosten, nu van zulke kosten aan de zijde van eiseres niet is gebleken. Beslissing De rechtbank: - verklaart het beroep gegrond; - vernietigt het bestreden besluit; - voorziet zelf in de zaak door het bezwaar alsnog ontvankelijk, maar ongegrond te verklaren; - bepaalt dat verweerders gemeente het door eiseres gestorte griffiegeld ad € 143,= aan haar terugbetaalt. Aldus gegeven door mr. P.G. Wijtsma, rechter, en door deze in het openbaar uitgesproken op 13 januari 2009, in tegenwoordigheid van mr. E. Nolles als griffier. w.g. E. Nolles w.g. P.G. Wijtsma Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak staat voor partijen hoger beroep open. Gelijke bevoegdheid komt toe aan andere belanghebbenden, zulks behoudens het bepaalde in artikel 6:13 juncto artikel 6:24 van de Awb. Indien u daarvan gebruik wenst te maken dient u binnen zes weken na de dag van verzending van de uitspraak een brief (beroepschrift) alsmede een afschrift van deze uitspraak te zenden aan: de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Postbus 20019 2500 EA Den Haag In het beroepschrift vermeldt u waarom u de uitspraak niet juist vindt.