Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG9619

Datum uitspraak2009-01-13
Datum gepubliceerd2009-01-13
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHerziening
Instantie naamHoge Raad
Zaaknummers07/13282 H
Statusgepubliceerd


Indicatie

Herziening.


Conclusie anoniem

Mr Jörg Nr. 07/13282 H Zitting 18 november 2008 Conclusie inzake: [Aanvrager] 1. Het gerechtshof te 's-Gravenhage heeft verzoeker bij arrest van 13 april 2007 wegens - kort gezegd - onverzekerd rijden veroordeeld tot een geldboete van € 385,00. Deze zaak is na uitreiking van het verstekarrest op 7 februari 2008 onherroepelijk geworden. 2. De herzieningsaanvraag is ingediend door mr. D. Mattadien, advocaat te 's-Gravenhage. 3. De aanvraag berust op de stelling dat de auto op de pleegdatum 1 juni 2005 wel verzekerd was. Ter staving van deze stelling is bijgevoegd een verklaring ex art. 34 WAM van (destijds) Stad Rotterdam Verzekeringen afgegeven op 3 juni 2005 dat het betreffende voertuig met kenteken [AA-00-BB] op 1 juni 2005 verzekerd was. 4. Naar aanleiding van de verklaring van verzoeker bij zijn staandehouding op 1 juni 2005, inhoudende: "Ik heb de verzekering afgesloten en afgemeld toen mijn auto gestolen was. Ik heb hem niet meer aangemeld" Heb ik nader onderzoek laten instellen. Kennelijk ging verzoeker er immers tijdens zijn staandehouding zelf van uit dat de auto niet was verzekerd. 5. Uit de nader ingewonnen informatie bij de Rijksdienst van het Wegverkeer (RDW) is gebleken dat de auto van 15 mei tot 15 juni 2005 is afgemeld geweest bij het Centraal Register Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (CRWAM). Dit wordt ondersteund door de schriftelijke verklaring namens de Directeur van de RDW van 24 november 2005 dat op 1 juni 2005 geen verzekering geregistreerd stond bij de CRWAM. Navraag bij de verzekeraar (thans Fortis ASR geheten) heeft geleid tot een nadere schriftelijke verklaring inhoudende dat op 1 juni 2005 geen verzekering heeft gegolden voor de auto. De auto was weliswaar aangemeld voor verzekering op grond waarvan destijds een art. 34 WAM-verklaring is afgegeven maar er was sprake van een betalingsachterstand zodat (achteraf bezien) op 1 juni 2005 geen verzekering van kracht was. 6. Op grond van het voorgaande moet aangenomen worden dat de auto op 1 juni 2005 niet verzekerd is geweest en dat de art. 34 WAM verklaring ten onrechte door de verzekeringsmaatschappij is afgegeven. Tegen deze achtergrond bezien kan dan ook niet het ernstig vermoeden ontstaan dat indien de rechter met deze feiten bekend zou zijn geweest, hij verzoeker zou hebben vrijgesproken. Integendeel: de veroordeling was nog steviger verankerd. 7. Deze conclusie strekt ertoe dat de Hoge Raad de herzieningsaanvrage ongegrondzal verklaren. De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden


Uitspraak

13 januari 2009 Strafkamer 07/13282 H Hoge Raad der Nederlanden Arrest op een aanvrage tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 13 april 2007, nummer 22/005946-06, ingediend door mr. D. Matadien, advocaat te Rotterdam, namens: [aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], wonende te [woonplaats]. 1. De uitspraak waarvan herziening is gevraagd Het Hof heeft de aanvrager ter zake van "als degene aan wie het kenteken is opgegeven voor een motorrijtuig waarvoor een kentekenbewijs is afgegeven niet een verzekering overeenkomstig de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen sluiten en in stand houden", begaan op 1 juni 2005 te Rotterdam, veroordeeld tot een geldboete van € 385,-, subsidiair 7 dagen hechtenis. 2. De aanvrage tot herziening De aanvrage tot herziening, die berust op de stelling dat sprake is van een omstandigheid als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder 2°, Sv, is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. 3. De conclusie van de Advocaat-Generaal De Advocaat-Generaal Jörg heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de aanvrage ongegrond zal verklaren. 4. Beoordeling van de aanvrage 4.1. Als grondslag voor een herziening kunnen, voor zover hier van belang, krachtens het eerste lid, aanhef en onder 2° van art. 457 Sv slechts dienen een of meer door een opgave van bewijsmiddelen gestaafde omstandigheden van feitelijke aard die bij het onderzoek op de terechtzitting niet zijn gebleken en die het ernstig vermoeden wekken dat, waren zij bekend geweest, het onderzoek der zaak zou hebben geleid hetzij tot vrijspraak van de veroordeelde, hetzij tot ontslag van rechtsvervolging, hetzij tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot toepasselijkverklaring van een minder zware strafbepaling. 4.2.1. In de aanvrage wordt gesteld dat op 1 juni 2005 voor het in de tenlastelegging bedoelde motorrijtuig voorzien van het kenteken [AA-00-BB] een verzekering van kracht was welke voldeed aan de op die datum door of krachtens de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (WAM) gestelde eisen. 4.2.2. Ter ondersteuning van die stelling is bij de aanvrage overgelegd een fotokopie van een verklaring als bedoeld in art. 34, tweede lid, WAM. Deze verklaring is op 3 juni 2005 afgegeven door Stad Rotterdam Verzekeringen. Zij houdt, voor zover hier van belang, als mededeling van genoemde verzekeringsmaatschappij in: "Ter voldoening aan het gestelde in artikel 34, lid 2, van de Wet Aansprakelijkheidsverzekering Motorrijtuigen (WAM) verklaart: N.V. Maatschappij van Assurantie, Discontering en Beleening der Stad Rotterdam Anno 1720, Weena 70, 3012 CM ROTTERDAM Code CRWAM: 110 dat op: 01-06-2005 voor het motorrijtuig met kenteken: [AA-00-BB] een verzekering van kracht was die aan de op die datum door of krachtens de WAM gestelde eisen voldeed en die was afgesloten onder polisnummer: [001] Inmiddels hebben wij het CRWAM, voorzover noodzakelijk, aangevuld dan wel gecorrigeerd." 4.3. Naar aanleiding van de aanvrage heeft de Advocaat-Generaal nadere berichten ingewonnen. Daartoe behoort een schrijven van de verzekeringsmaatschappij, thans Fortis ASR geheten, van 4 november 2008, inhoudende: "Hierbij bevestig ik dat er voor het kenteken [AA-00-BB] geen dekking was op 1 juni 2005. [Aanvrager] had op dat moment een betalingsachterstand." 4.4. Het door de aanvrager gestelde, te weten dat uit een verklaring als bedoeld in art. 34 WAM van zijn verzekeringsmaatschappij blijkt dat op 1 juni 2005 voor het in de tenlastelegging bedoelde motorrijtuig een verzekering in de zin van de WAM van kracht was, kan op grond van de nadien door diezelfde (thans anders geheten) verzekeringsmaatschappij verstrekte, hiervoor onder 4.3 weergegeven inlichtingen niet het onder 4.1 bedoelde ernstig vermoeden wekken. Het aangevoerde kan derhalve niet worden aangemerkt als een omstandigheid als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder 2°, Sv. 4.5. De aanvrage is dus ongegrond en moet ingevolge art. 468 Sv worden afgewezen. 5. Beslissing De Hoge Raad wijst de aanvrage tot herziening af. Dit arrest is gewezen door de president G.J.M. Corstens als voorzitter, en de raadsheren W.A.M. van Schendel en J. de Hullu, in bijzijn van de waarnemend griffier L.J.J. Okker-Braber, en uitgesproken op 13 januari 2009.