Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG9593

Datum uitspraak2008-12-31
Datum gepubliceerd2009-01-13
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/2998 ZW
Statusgepubliceerd


Indicatie

Geen recht meer op ziekengeld omdat betrokkene niet leed aan een als ziekte of gebrek aan te merken psychische of psychiatrische afwijking in zijn geestelijke gezondheidstoestand en dat hij op de datum in geding in staat was tot het verrichten van zijn werk, zoals beschreven in een arbeidskundig rapport van 24 maart 2005.


Uitspraak

07/2998 ZW Centrale Raad van Beroep Meervoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [Naam appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant), tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 25 april 2007, 03/2921 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellant en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv). Datum uitspraak: 31 december 2008 I. PROCESVERLOOP Namens appellant heeft mr. P.L.T. Roks, advocaat te Helmond, hoger beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 november 2008. Appellant is verschenen, bijgestaan door zijn opvolgend gemachtigde mr. M.A.W. Ketelaars, eveneens advocaat te Helmond. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door L. den Hartog. II. OVERWEGINGEN 1. Appellant was tot 31 mei 2002 als operator in dienst van [Naam werkgever] te [vestigingsplaats]. Hij heeft zich per 17 juni 2002 vanuit een uitkeringssituatie ingevolge de Werkloosheidswet in verband met psychische klachten ziek gemeld. 2. Bij besluit van 9 oktober 2002 heeft het Uwv aan appellant meegedeeld dat hij met ingang van 1 november 2002 geen recht meer had op ziekengeld, omdat hij op en na deze datum niet meer wegens ziekte of gebreken ongeschikt was tot het verrichten van zijn arbeid. 3. Bij besluit van 2 oktober 2003 (het bestreden besluit) is het bezwaar van appellant tegen het besluit van 9 oktober 2002 ongegrond verklaard. 4. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarbij beslissende betekenis toegekend aan het op haar verzoek door psychiater M.J. van Weers als deskundige op 21 augustus 2005 uitgebrachte en op 14 november 2005 nog nader geadstrueerde rapport. 5.1. De Raad verenigt zich met het oordeel van de rechtbank en onderschrijft de daaraan in de aangevallen uitspraak ten grondslag gelegde overwegingen. Voornoemde deskundige heeft na onderzoek van appellant en kennisneming van de beschikbare medische gegevens, waaronder die van de behandelend sector, geconcludeerd dat appellant op 1 november 2002 niet leed aan een als ziekte of gebrek aan te merken psychische of psychiatrische afwijking in zijn geestelijke gezondheidstoestand en dat hij op deze datum in staat was tot het verrichten van zijn werk, zoals beschreven in een arbeidskundig rapport van 24 maart 2005. In zijn rapport van 14 november 2005 heeft de deskundige zijn conclusies op verzoek van de rechtbank nog nader onderbouwd. 5.2. De Raad ziet in hetgeen in hoger beroep is aangevoerd geen reden om de conclusies van voornoemde deskundige niet te volgen. De bezwaarverzekeringsarts A. Deitz heeft in reactie op het beroepschrift terecht opgemerkt dat appellant eerst in november 2003 onder behandeling is gekomen van psychiater W.A.F. Sondermeyer. In zijn brief van 18 juni 2007 laat deze specialist zich niet uit over appellants gezondheidstoestand in november 2002. 5.3. Uit hetgeen is overwogen onder 5.1 en 5.2 volgt dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd. 6. De Raad acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep, Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak. Deze uitspraak is gedaan door Ch. van Voorst. De beslissing is, in tegenwoordigheid van E.M. de Bree als griffier, uitgesproken in het openbaar op 31 december 2008. (get.) Ch. van Voorst. (get.) E.M. de Bree. GdJ