
Jurisprudentie
BG9205
Datum uitspraak2008-12-31
Datum gepubliceerd2009-01-08
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureVerzet
Instantie naamRechtbank Haarlem
Zaaknummers376647/CV EXPL 08-2926
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton
Datum gepubliceerd2009-01-08
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureVerzet
Instantie naamRechtbank Haarlem
Zaaknummers376647/CV EXPL 08-2926
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton
Indicatie
Medehuurderschap verkregen door het opzettelijk doen van onjuiste mededelingen. Vordering tot vernietiging van de huurovereenkomst op grond van bedrog, toegewezen.
Uitspraak
RECHTBANK HAARLEM
Sector kanton
Locatie Haarlem
zaaknr/rolnr.: 376647/CV EXPL 08-2926
datum uitspraak: 31 december 2008
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER
inzake
[opposant]
te [woonplaats]
opposant
hierna te noemen [opposant]
gemachtigde mr R. Samad
tegen
de stichting STICHTING WONINGBEDRIJF VELSEN
te IJmuiden
geopposeerde
hierna te noemen SWV
gemachtigde B.A. Donker
De procedure
[opposant] heeft SWV gedagvaard op 29 februari 2008 onder de mededeling dat hij in verzet komt tegen het op 5 december 2007 bij verstek onder zaaknummer 366312 tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank Haarlem, sector kanton, locatie Haarlem. Bij vonnis van 26 maart 2008 is een comparitie van partijen gelast, die heeft plaatsgevonden op 26 mei 2008. De griffier heeft aantekening gehouden van wat partijen bij die gelegenheid naar voren hebben gebracht. Op verzoek van partijen is de behandeling van de zaak aangehouden opdat zij konden trachten deze in der minne te regelen. Op 29 respectievelijk 30 september 2008 hebben partijen ieder doen weten dat zij de procedure wensten voort te zetten. SWV heeft op 29 oktober 2008 een akte in oppositie genomen en tevens haar oorspronkelijke eis vermeerderd, waarop [opposant] op 26 november 2008 schriftelijk heeft gereageerd. Daarna is vonnis bepaald.
De feiten
Als gesteld en niet betwist, althans onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen het volgende vast:
a) SWV is als verhuurder met ingang van 11 juni 1999 een huurovereenkomst aangegaan met [XXX] en [YYY] met betrekking tot een woning aan de [adres] te [woonplaats]. [XXX] heeft verzocht met ingang van 15 januari 2005 wegens het verbreken van zijn relatie met [YYY] als huurder te worden uitgeschreven, aan welk verzoek SWV heeft voldaan. [XXX] is sindsdien woonachtig aan de [adres] te [woonplaats].
b) Op 25 april 2007 heeft [opposant] aan SWV meegedeeld de partner te zijn van [YYY], bij haar verblijf te houden en te verzoeken als medehuurder te worden aanvaard.
c) Bij brief van 15 mei 2007 heeft SWV, nadat zij van [YYY] als hoofdhuurder een schriftelijke akkoordverklaring had ontvangen met het medehuurderschap van haar partner [opposant], deze laatste als medehuurder aanvaard.
d) Uit de relatie van [XXX] en [YYY] zijn op 18 maart 2006 en 29 maart 2007 twee kinderen geboren; zij dragen de achternaam [XXX].
e) Op 11 juni 2007 heeft [YYY] de huur van de woning [adres] te [woonplaats] opgezegd. Zij heeft zich bij de gemeentelijke basisadministratie doen inschrijven op het adres van [XXX].
De oorspronkelijke vordering
SWV vorderde bij dagvaarding van 22 november 2007 (samengevat) ontbinding van de huurovereenkomst tussen SWV en [opposant] en veroordeling van [opposant] tot ontruiming van de woning aan de [adres] te [woonplaats], en diens veroordeling in de proceskosten.
Zij stelde daartoe dat [YYY] en [opposant] kennelijk de bedoeling hadden om – door medehuurderschap van [opposant] aan te vragen – deze op korte termijn de positie van huurder te verschaffen waarna [YYY] zou vertrekken. Daarmee hebben zij een onjuiste voorstelling van zaken gegeven, te meer omdat [opposant] op 25 april 2007 tegen de woonconsulent, [AAA], zei de partner te zijn van [YYY]. Zij vorderde daarom de ontbinding van de huurovereenkomst met nevenvordering wegens dwaling, respectievelijk bedrog.
[opposant] is door de kantonrechter bij verstek veroordeeld tot betaling van het gevorderde zoals hiervoor weergegeven. Ook de nevenvorderingen zijn toegewezen.
De vordering in oppositie
[opposant] vordert te worden ontheven van de hiervoor bedoelde ver¬oordeling; tevens vordert hij afwij¬zing van de oor¬spronkelijk door SWV ingestelde vordering. Daartoe voert hij aan dat hij begin 2005 een affectieve relatie kreeg met [YYY], die weliswaar in oktober 2005 weer was geëindigd, maar dat [YYY] en hij vriendschappelijk met elkaar omgingen en daarom besloten de samenwoning voort te zetten. Omdat hij in 2007 voldeed aan de criteria voor medehuurderschap hebben [YYY] en hij geopteerd voor medehuurderschap van hem. SWV nam op 25 april 2007 genoegen met een schriftelijke bevestiging van [YYY] dat zij daarin toestemde, hoewel de algemene voorwaarden van SWV aan medehuurderschap meer vereisten stellen.
De huidige kennis van de persoonlijke omstandigheden van [YYY] doet niet terzake. Het medehuurderschap werd immers verleend hoewel SWV in de veronderstelling verkeerde dat [YYY] en [opposant] nog niet aan de geldende voorwaarden voldeden. Van dwaling is dan ook zijns inziens geen sprake; want wie in twijfel handelt dwaalt niet.
Bovendien hebben [YYY] en [opposant] de veronderstelling van SWV dat zij nog steeds een “affectieve” relatie hadden niet gevoed met verkeerde informatie. [YYY] kreeg na het eindigen van de affectieve relatie met hem weer een (zogenoemde knipperlicht-) relatie met [XXX], en kreeg van [XXX] twee kinderen, maar [YYY] en [XXX] besloten niet vóór april 2007 om weer te gaan samenwonen. Van een ongeoorloofd zwijgen door [opposant] is dus geen sprake. Subsidiair voert hij aan dat er op het moment van de toekenning van het medehuurderschap wel degelijk een duurzame gemeenschappelijke huishouding met [YYY] bestond, dus hij heeft geen mededelingsplicht geschonden. En bedrog heeft hij niet gepleegd: hij heeft tegen [AAA] niet gezegd dat hij in april 2007 nog een affectieve relatie had. Hij heeft gezegd dat hij in het begin een affectieve relatie had, maar hij zei ook “dat die relatie op dat moment wel iets minder lekker liep dan in het begin”.
[opposant] betwist de door SWV gestelde afspraken met de gemeente IJmuiden over rechtvaardige woonruimteverdeling. Bovendien is de wachttijd in Velsen relatief kort, dus als hij bij SWV een woning had aangevraagd had hij die ook op korte termijn aangeboden gekregen.
De vermeerderde vordering van SWV
Na de comparitie van partijen en de aanhouding op verzoek van partijen, heeft SWV bij akte haar oorspronkelijke vordering vermeerderd met een veroordeling van [opposant] tot betaling van achterstallige huurpenningen, inclusief kosten, van € 1105,04 en veroordeling van [opposant] tot betaling van huurpenningen respectievelijk gebruikersvergoeding ter hoogte van een bedrag gelijk aan de dan geldende huurprijs met stook- en servicekosten voor iedere maand dat [opposant] na oktober 2008 nog in de woning verblijft. Zij stelt daartoe dat hij ondanks aanmaning de huur niet meer (tijdig) voldoet. Ook zijn toezegging de achterstand in drie termijnen in te lossen is hij niet nagekomen. Voor het overige handhaaft SWV haar oorspronkelijke vordering, onder aanbieding van getuigenbewijs.
[opposant] heeft bij antwoordakte hierop gereageerd met de mededeling dat inderdaad opnieuw een achterstand is ontstaan maar dat hij het achterstallige bedrag intussen heeft voldaan.
De beoordeling van het geschil
1. De vordering van SWV tot ontbinding van de huurovereenkomst tussen haar en [opposant] en veroordeling van [opposant] tot ontruiming van de woning is gegrond op dwaling dan wel bedrog. Zij stelt [opposant] en [YYY] te hebben geloofd, toen ten eerste [opposant] stelde dat hij een affectieve relatie had met [YYY] en daarom na twee jaar duurzame gemeenschappelijke huishouding het medehuurderschap aanvroeg en vervolgens [YYY] schriftelijk verklaarde met dat verzoek akkoord te gaan en “met haar partner, de heer M. Arraras [opposant], de afgelopen twee jaar een duurzame gezamenlijke huishouding te hebben gevoerd”. SWV heeft in goed vertrouwen, afgaande op deze mededelingen, het medehuurderschap aan [opposant] toegekend. Getwijfeld heeft SWV dus juist niet, zodat het primaire verweer van [opposant] moet worden verworpen.
2. Subsidiair betwist [opposant] dat hij aan de woonconsulent van SWV, [AAA], zou hebben gezegd dat hij een affectieve relatie had; hij had, zo voert [opposant] aan, juist gezegd dat die relatie wat minder liep.
Nu [opposant] naar eigen zeggen aan [AAA] heeft doen weten dat de affectieve relatie “wat minder lekker liep dan in het begin” onderschrijft hij de stelling van SWV dat hij [AAA] in de veronderstelling heeft gebracht dat van een affectieve relatie nog steeds sprake was. Door vervolgens met [YYY] de verklaring mede te ondertekenen, waarin deze bevestigt “met haar partner” [opposant] gedurende de voorafgaande twee jaar een duurzame gemeenschappelijke huishouding te hebben gevoerd, heeft [opposant] bewust SWV in de veronderstelling gebracht dat hij en [YYY] partners waren die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voerden en deze ook gezamenlijk wilden voortzetten.
[opposant] heeft door opzettelijk onjuiste mededelingen over de feitelijke situatie te doen, respectievelijk de verklaring van [YYY] mede te ondertekenen, SWV bewogen tot het verlenen aan hem van medehuurderschap. Aldus is de huurrelatie tussen [opposant] en SWV tot stand gekomen als gevolg van door [opposant], in samenwerking met [YYY], jegens SWV gepleegd bedrog. Dat brengt mee dat deze huurovereenkomst vernietigbaar is.
3. De vordering van SWV tot vernietiging van de tussen haar en [opposant] bestaande huurovereenkomst wegens bedrog is dan ook terecht toegewezen. Hetzelfde geldt voor de vordering tot ontruiming van de woning. Dat betekent dat het verzet ongegrond is.
4. Het verstekvonnis dient echter, nu de oorspronkelijke vordering is vermeerderd, alsnog te worden vernietigd, opdat op de vermeerderde vordering recht kan worden gedaan.
5. [opposant] heeft bij antwoordconclusie de vermeerderde vordering van SWV ter zake van achterstallige huurpenningen respectievelijk gebruikersvergoeding erkend, maar daaraan toegevoegd dat hij deze inmiddels heeft voldaan. Omdat SWV daarop niet meer heeft kunnen reageren, zal de vordering worden toegewezen met dien verstande dat op het toe te wijzen bedrag in mindering strekt hetgeen [opposant] intussen uit dien hoofde aan haar mocht hebben voldaan.
6. Nu [opposant] ten onrechte in verzet is gekomen dient hij te worden veroordeeld in de proceskosten, zowel in de verstek- als in de verzetprocedure.
Beslissing
De kantonrechter:
- verklaart het verzet van [opposant] ongegrond;
- vernietigt het vonnis, door de rechtbank Haarlem, sector kanton, locatie Haarlem op
5 december 2007 onder zaaknummer 366312/ CV EXPL 07-11304 bij verstek tussen partijen gewezen
en, opnieuw rechtdoende:
- vernietigt de huurovereenkomst tussen SWV en [opposant] met betrekking tot de woning;
- veroordeelt [opposant] om de woning binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen en met alle zich daarin bevindende personen en goederen, voor zover deze laatste niet eigendom van SWV zijn, te verlaten, en met overdracht van de sleutels en hetgeen daartoe verder behoort ter algehele en vrije beschikking te stellen van SWV;
- veroordeelt [opposant] om aan SWV te betalen € 1.105,04 ten titel van achterstallige huurpenningen respectievelijk gebruikersvergoeding en te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf de respectievelijke vervaldagen tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat hierop in mindering strekt hetgeen [opposant] inmiddels uit dien hoofde aan SWV mocht hebben voldaan;
- veroordeelt [opposant] voorts om aan SWV te betalen € 374,21 voor iedere maand of gedeelte daarvan dat [opposant] de woning na oktober 2008 in gebruik heeft gehouden;
- veroordeelt [opposant] tot betaling van de proceskosten in de verstekprocedure, die aan de kant van SWV worden begroot op de bedragen zoals deze hierna zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 70,85
vastrecht € 285,00
salaris gemachtigde € 200,00;
- veroordeelt [opposant] voorts tot betaling van de proceskosten in de verzetprocedure, die tot en met vandaag aan de zijde van SWV worden begroot op 400,00 aan salaris gemachtigde;
- wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.E. van Oosten-van Smaalen en uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum.