
Jurisprudentie
BG9177
Datum uitspraak2009-01-08
Datum gepubliceerd2009-01-13
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
Zaaknummers107.003.909 (voorheen rekestnummer 0700165)
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-01-13
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
Zaaknummers107.003.909 (voorheen rekestnummer 0700165)
Statusgepubliceerd
Indicatie
Afwijzing verzoek vader tot omgang met minderjarig kind. Minderjarige woont bij moeder.
Omgang in strijd met zwaarwegende belangen minderjarige in verband met veiligheidsrisico voor moeder en in het verlengde daarvan voor minderjarige.
Uitspraak
Beschikking d.d. 8 januari 2009
Zaaknummer 107.003.909 (voorheen rekestnummer 0700165)
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Beschikking in de zaak van
[de vader],
wonende te [woonplaats vader],
appellant,
hierna te noemen: de vader,
advocaat (voorheen procureur) mr. L.H. Poortman-de Boer,
behandelend advocaat mr. J.C. Lich, kantoorhoudende te Groningen,
tegen
[de moeder],
wonende te [woonplaats moeder],
geïntimeerde,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat (voorheen procureur) mr. J.V. van Ophem,
behandelend advocaat mr. S.A. Wortmann, kantoorhoudende te Groningen.
De inhoud van de (tussen)beschikkingen van 7 november 2007 en 4 juni 2008 wordt hier overgenomen.
Het verdere procesverloop
Op 15 juli 2008 is bij de griffie binnengekomen een brief van 10 juli 2008 van de raad voor de kinderbescherming te Groningen (hierna: de raad). Partijen is verzocht uiterlijk 25 juli 2008 op deze brief te reageren. Op 25 juli 2008 is een fax met bijlage van 25 juli 2008 van mr. Poortman-de Boer ter griffie binnengekomen waarin is verzocht om een uitstel van drie weken om te reageren op voornoemde brief van de raad. Op 28 juli 2008 is een fax met bijlage van mr. Van Ophem op de griffie binnengekomen waarin bezwaar is gemaakt tegen dit uitstel. Bij brief van 28 juli 2008 is aan partijen bericht dat het verzoek om uitstel aan de zijde van de man is gehonoreerd.
Op 25 juli 2008 is een fax met bijlage van 25 juli 2008 van mr. Van Ophem binnengekomen ter griffie. De bijlage, zijnde een fax van mr. Wortmann van 25 juli 2008, betreft de reactie van de zijde van de vrouw op voornoemde brief van de raad. De reactie van de zijde van de man is per fax van mr. Lich bij de griffie binnengekomen op 15 augustus 2008.
De beoordeling
1. Het gaat in deze procedure om het door de rechtbank bij de bestreden beschikking afgewezen verzoek van de vader om een omgangsregeling tussen hem en zijn zoon [de zoon] vast te stellen. De moeder heeft alleen het gezag over [de zoon]. [de zoon], die op dit moment 8 jaren oud is, heeft zijn hoofdverblijf bij haar en zij is zijn dagelijkse opvoeder en verzorger. De vader heeft [de zoon] erkend. Het wettelijk uitgangspunt is daarom dat de vader, als niet-verzorgende ouder, recht heeft op omgang met [de zoon]. Deze omgang kan de vader slechts onthouden worden als deze in strijd is met de zwaarwegende belangen van [de zoon].
2. De ouders hebben een belast verleden. Na het verbreken van de relatie tussen de ouders is de voormalige gezamenlijke woning door toedoen van de vader bij een ontploffing nagenoeg geheel verwoest. De vader is hiervoor door dit hof op 6 januari 2005 onherroepelijk strafrechtelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren waarvan een jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. In dat kader heeft de vader contact met de reclassering.
3. Deze gebeurtenissen zijn voor de moeder zeer schokkend en angstig geweest. De emotionele gevolgen van de verwoesting van de woning en de daaruit voortvloeiende gevoelens van onzekerheid, angst en weerstand bij de moeder bij het vooruitzicht van hernieuwd contact tussen de ouders in het kader van een omgangsregeling tussen [de zoon] en de vader en de weerslag die dat op [de zoon] zou hebben, heeft de rechtbank doen besluiten het verzoek van de vader af te wijzen wegens strijd met het zwaarwegende belang van [de zoon].
4. Bij het hof heeft na de beslissing op 7 november 2007 opnieuw een mondelinge behandeling plaatsgevonden op 24 april 2008. Voorafgaand aan deze behandeling zijn signalen bij het Openbaar Ministerie binnengekomen die hebben geleid tot uitgebreide veiligheidsmaatregelen in en rondom de zitting. Het hof heeft partijen hiervan in kennis gesteld onder de mededeling dat de nadere inhoud van deze signalen bij het hof niet bekend zijn. Van de zijde van de vader is geprotesteerd tegen de suggestie die van deze maatregelen uitging. De vader heeft zich gedurende de zitting beheerst en correct gedragen.
5. Bij beschikking van 4 juni 2008 heeft het hof de raad de opdracht gegeven nader onderzoek te doen naar de mogelijkheden van omgang tussen de vader en [de zoon] en zo mogelijk (begeleide) proefcontacten tussen hen te laten plaatsvinden. De moeder gaf ter zitting aan dat zij haar leven weer op orde had gekregen en nog slechts begeleiding van een magnetiseur nodig had om dagelijks weer goed te kunnen functioneren.
6. Naar aanleiding van voornoemde opdracht aan de raad heeft het hof op 10 juli 2008 een brief van de raad ontvangen. De raad deelt hierin mee dat hij zijn bemoeienis in deze zaak beëindigt omdat hij geen mogelijkheden meer ziet om onderzoek te doen naar mogelijkheden voor omgang tussen [de zoon] en zijn vader. De raad verwijst daarbij naar inlichtingen die hij heeft verkregen van de Cluster Conflict- en Crisisbeheersing van de regiopolitie Groningen. Deze inlichtingen bevestigen de mededeling van de advocaat van de moeder aan de raad dat de moeder is geadviseerd om voorafgaande aan de uitspraakdatum van 4 juni 2008 onder te duiken met [de zoon] omdat de politie signalen had gekregen dat moeder gevaar liep bij een negatieve beslissing voor de vader. De raad geeft in zijn brief aan dat de politie stelt dat deze signalen niet uit de directe omgeving van de moeder kwamen. Waar deze signalen vandaan zijn gekomen en wat deze precies inhouden is door de politie met een beroep op hun geheimhoudingsplicht niet aan de raad medegedeeld. De raad geeft het hof in overweging iemand van de Cluster Conflict- en Crisisbeheersing van de regiopolitie Groningen als getuige te horen.
7. De moeder heeft in reactie op de brief van de raad aangegeven dat kort na de behandeling ter zitting van het hof op 24 april 2008 de politie bij haar thuis een alarmknop heeft geïnstalleerd naar aanleiding van informatie die bij het Openbaar Ministerie is binnengekomen. Ook is de moeder geadviseerd in de aanloop naar de uitspraakdatum van 4 juni 2008 onder te duiken. De moeder geeft aan dat de politie dit zelden adviseert, slechts in gevallen van een zeer serieuze dreiging. Onder deze omstandigheden kan het van haar redelijkerwijs niet worden verwacht dat zij meewerkt aan een omgangsregeling, te meer niet omdat de raad geen mogelijkheden meer ziet een onderzoek daartoe te verrichten. De moeder biedt aan, onder ontkenning van enige gehoudenheid daartoe, haar stellingen omtrent de serieuze dreiging te bewijzen door het horen van inspecteur [getuige] van eerdergenoemd Cluster van de regiopolitie Groningen als getuige. De moeder is echter van mening dat, gelet op al hetgeen naar voren is gekomen, het hof een eindbeschikking kan geven waarin het verzoek van de vader dient te worden afgewezen.
8. De vader acht hetgeen door de raad en de moeder naar voren wordt gebracht hoogst subjectief en wijst erop dat de reclasseringsmedewerker die vader begeleidt geen aanleiding ziet voor welke preventieve maatregel dan ook. De vader wijst er voorts op dat hij zich altijd aan alle afspraken heeft gehouden, niet is gekomen op plaatsen waarvan de reclassering hem had verzocht dat niet doen en ook geen enkele poging heeft gedaan om [de zoon] toch te kunnen zien. De vader acht een onderzoek, zoals opgedragen door het hof in de beschikking van 4 juni 2008, uit te voeren door de raad Friesland op zijn plaats omdat de raad Groningen zich subjectief en negatief ten opzichte van de vader opstelt.
9. Het hof is van oordeel, anders dan de vader heeft gesteld, dat de raad Groningen zich in deze niet subjectief heeft opgesteld. Uit de brief blijkt dat de raad niet bij de enkele mededeling van de advocaat van moeder dat er een veiligheidsdreiging was van vader in de richting van moeder, de opdracht heeft teruggestuurd naar het hof. De raad heeft contact gezocht met het politie-onderdeel dat moeder heeft gewaarschuwd en heeft met inspecteur [getuige] over de situatie gesproken. De raad heeft daarbij ook de zeer belangrijke kwestie aan de orde gesteld of de informatie die de politie heeft ontvangen uit de kring rondom de moeder is gekomen. De raad geeft in haar rapport aan dat dit niet het geval is. De vader heeft dit in zijn reactie op de brief van de raad ook niet weersproken.
10. Het hof ziet zich in deze zaak thans wederom geconfronteerd met zeer zorgelijke berichten over de veiligheidssituatie van de moeder. Het hof wordt vaker geconfronteerd met zaken tussen voormalige partners waarbij de politie enige bemoeienis heeft of heeft gehad. Het handelt daarbij regelmatig ook over zaken waarbij geweld is of dreigt te worden gebruikt.
11. In deze zaak is echter op ongebruikelijke wijze ingegrepen door de politie in verband met een door hen ingeschat veiligheidsrisico voor de moeder en in het verlengde daarvan voor [de zoon]. Het installeren van een alarmknop in de woning van de moeder, het advies aan de moeder om met [de zoon] onder te duiken, kunnen niet anders worden begrepen dan als waarschuwingen aan de moeder voor een zeer ernstige en ook serieus te nemen dreiging voor haar veiligheid van de zijde van de vader. De reactie van de vader dat slechts sprake is van roddel en geruchten voldoet hiertegenover niet.
12. De veiligheid van de moeder, bij wie [de zoon] zijn hoofdverblijf heeft en door wie hij dagelijks wordt opgevoed en verzorgd, vormt een zwaarwegend belang van [de zoon]. Onder de geschetste omstandigheden verzet dit belang zich tegen omgang met de vader. Aan de inschatting door de regiopolitie Groningen van het veiligheidsrisico voor de moeder, zoals verwoord in de brief van de raad van 10 juli 2008, kan het hof in het belang van [de zoon] niet voorbij gaan. Tevens brengt de vaststelling thans van een omgangsregeling tussen [de zoon] en de vader zoveel spanningen en onrust teweeg bij de moeder en daarmee ook bij [de zoon], dat ook daarom vaststelling van een omgangsregeling thans in strijd is met de zwaarwegende belangen van [de zoon].
13. Beide partijen zijn volop in de gelegenheid gesteld hun standpunten naar voren te brengen en te reageren op de brief van de raad. De vader heeft, na het verleende uitstel, in zijn reactie tevens gereageerd op de brief van de moeder. In dat licht zal het hof geen hernieuwde mondelinge behandeling laten plaatsvinden.
Slotsom
14. De bestreden beschikking zal worden bekrachtigd.
De beslissing
Bekrachtigt de beschikking waarvan beroep.
Aldus gegeven door mrs. Garos, voorzitter, Verschuur en Asscheman-Versluis, raden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 8 januari 2009 in bijzijn van de griffier.