
Jurisprudentie
BG9120
Datum uitspraak2009-01-07
Datum gepubliceerd2009-01-08
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers08/1818 ZW
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-01-08
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers08/1818 ZW
Statusgepubliceerd
Indicatie
Verzoek om herziening. Geen nieuwe feiten of omstandigheden. De brief van de behandelend neuroloog betreft een diagnosestelling in oktober 2008 naar aanleiding van door verzoekster ondervonden oogklachten en bevat geen medische informatie die met betrekking tot de beoordelingsdatum 22 januari 2005 als novum kan worden aangemerkt.
Uitspraak
08/1818 ZW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
met toepassing van artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht op het verzoek van:
[verzoekster] (hierna: verzoekster),
om herziening van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 27 februari 2008, 05/5849 ZW,
in het geding tussen
verzoekster
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 7 januari 2009
I. PROCESVERLOOP
Namens verzoekster heeft mr. W.C. de Jonge, advocaat te Vlaardingen, verzocht om herziening van de uitspraak van de Raad van 27 februari 2008, 05/5849 ZW.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 november 2008. Namens verzoekster is verschenen mr. De Jonge. Het Uwv heeft zich, met voorafgaand bericht, niet laten vertegenwoordigen.
II. OVERWEGINGEN
1. Ingevolge artikel 8:88, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) juncto artikel 21 van de Beroepswet kan de Raad op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de Raad eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
2. De uitspraak van de Raad van 27 februari 2008, waarvan herziening is verzocht, heeft betrekking op de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 22 augustus 2005, 05/1519. In deze uitspraak heeft de rechtbank het beroep van verzoekster tegen het besluit op bezwaar van 1 maart 2005 gegrond verklaard en dat besluit, waarbij het Uwv zijn besluit van 26 januari 2005 had gehandhaafd, vernietigd. Bij het besluit van 26 januari 2005 had het Uwv bepaald dat verzoekster met ingang van 22 januari 2005 geen recht meer had op ziekengeld. De rechtbank heeft het besluit van 1 maart 2005 vernietigd omdat dit naar het oordeel van de rechtbank berustte op een onzorgvuldig medisch onderzoek.
3. De Raad heeft in zijn uitspraak van 27 februari 2008, kort samengevat, geoordeeld dat het besluit van 1 maart 2005 wel op een zorgvuldig medisch onderzoek berust en dat verzoekster op goede gronden niet langer ongeschikt is geacht voor haar arbeid.
4.1. Namens verzoekster is in haar verzoekschrift, kort samengevat, gesteld dat de Raad belangrijke medische gegevens niet bij de beoordeling heeft betrokken, omdat dit niet uit de uitspraak van 27 februari 2008 blijkt. Verzoekster stelt zich op het standpunt dat die medische gegevens als nieuwe medische feiten moeten worden aangemerkt. Zij wijst er in dat verband op dat de Raad eraan voorbij is gegaan dat de huisarts van verzoekster in november 2004 noteerde dat er rugklachten blijven en dat fysiotherapie niet lukt. Voorts is sprake van bekkenbodemproblematiek. De fysiotherapeut maakt vlak voor 22 januari 2005 melding van een toename van de rugklachten. Verzoekster meent voorts dat de Raad als medisch niet deskundige zich door een medicus had moeten laten adviseren.
4.2. Kort voor de zitting van de Raad heeft de gemachtigde van verzoekster nog een brief van de behandelend neuroloog van verzoekster van 13 november 2008 ingezonden, waarin deze aangeeft dat in oktober 2008 bij verzoekster de diagnose MS is gesteld. Bij brief van 24 november 2008 heeft het Uwv nog een reactie hierop van bezwaarverzekeringsarts J.C. Weegink ingezonden.
5.1. Zoals de Raad reeds eerder heeft overwogen, bijvoorbeeld in zijn uitspraak van 3 oktober 2003, LJN AN7982, is het (bijzondere) rechtsmiddel van herziening niet gegeven om, anders dan op grond van enig nieuw feit of enige nieuwe omstandigheden als hiervoor bedoeld, een hernieuwde discussie over de betrokken zaak te voeren en evenmin om een discussie over de juistheid van de betrokken uitspraak te openen.
5.2. De Raad is van oordeel dat hetgeen verzoekster bij haar verzoek om herziening geen feiten of omstandigheden zoals omschreven in artikel 8:88 van de Awb heeft aangevoerd. De brief van de behandelend neuroloog van 13 november 2008 is op zich wel een nieuw feit. Echter, deze brief betreft een diagnosestelling in oktober 2008 naar aanleiding van door verzoekster ondervonden oogklachten en bevat geen medische informatie die met betrekking tot de beoordelingsdatum 22 januari 2005 als novum kan worden aangemerkt. In dat verband wijst de Raad erop dat verzoekster in 2004 is uitgevallen met rugklachten en dat er geen medische onderbouwing is voor het door de gemachtigde ingenomen standpunt dat de rugklachten in 2004 toe te schrijven waren aan MS. Voorts kan uit de enkele diagnosestelling niet de conclusie worden getrokken dat verzoekster op 22 januari 2005 zodanige medische beperkingen had dat zij haar arbeid niet kon verrichten.
6. Hetgeen onder 5.2. is overwogen leidt tot de conclusie dat het verzoek om herziening moet worden afgewezen.
7. Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Wijst het verzoek om herziening af.
Deze uitspraak is gedaan door M.S.E. Wulffraat-van Dijk. De beslissing is, in tegenwoordigheid van J. Verrips als griffier, uitgesproken in het openbaar op 7 januari 2009.
(get.) M.S.E. Wulffraat-van Dijk.
(get.) J. Verrips.