Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG8967

Datum uitspraak2009-01-07
Datum gepubliceerd2009-01-08
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
Zaaknummers24-003108-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verdachte heeft zich op 2 juli 2007 te [pleegplaats] gedurende de nacht schuldig gemaakt aan het beschadigen van de auto van zijn vader. Voorts heeft hij die bewuste nacht een ruit vernield van de woning van zijn ouders. Een en ander nadat hij met zijn ouders, doch met name zijn vader, ruzie had gekregen over het bezoeken van een feestje. Verdachte heeft dat feestje bezocht, ondanks dat hem de toestemming daartoe was ontzegd. Verdachte raakte vervolgens gefrustreerd (mede) naar aanleiding van het feit dat hem bij thuiskomst de toegang tot de woning werd ontzegd en heeft zijn frustratie op de woning en de voor deze woning geparkeerde auto botgevierd. Hij heeft hierdoor een aanzienlijke schadepost voor zijn ouders doen ontstaan.


Uitspraak

Parketnummer: 24-003108-07 Parketnummer eerste aanleg: 19-621172-07 Arrest van 7 januari 2009 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen van 30 november 2007 in de strafzaak tegen: [verdachte], geboren op [1986] te [geboorteplaats], wonende te [woonplaats], [adres], verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. R.J. Skala, advocaat te Haren (Gr). Het vonnis waarvan beroep De politierechter in de rechtbank Assen heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven. Gebruik van het rechtsmiddel De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen. Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg. De vordering van de advocaat-generaal De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte wegens het onder 1 en onder 2 tenlastegelegde zal veroordelen tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf van twintig uren, voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De beslissing op het hoger beroep Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen. Tenlastelegging Aan verdachte is ten laste gelegd dat: 1. verdachte op of omstreeks 2 juli 2007, te [pleegplaats], in de gemeente [pleeggemeente], opzettelijk en wederrechtelijk een auto (Volvo), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in ieder geval een ander of anderen dan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt; 2. verdachte op of omstreeks 2 juli 2007, te [pleegplaats], in de gemeente [pleeggemeente], opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een woning aan/nabij de [straat], geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in ieder geval een ander of anderen dan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt. Bewezenverklaring Het hof acht bewezen dat: 1. verdachte op 2 juli 2007, te [pleegplaats], in de gemeente [pleeggemeente], opzettelijk en wederrechtelijk een auto (Volvo), toebehorende aan [slachtoffer], heeft beschadigd; 2. verdachte op 2 juli 2007, te [pleegplaats], in de gemeente [pleeggemeente], opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een woning aan de [straat], toebehorende aan [slachtoffer], heeft beschadigd. Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 en onder 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen. Kwalificatie Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op de misdrijven: 1. Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen; 2. Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen. Strafbaarheid De raadsman heeft ter terechtzitting van het hof een beroep gedaan op het ontbreken van de strafbaarheid van verdachte, omdat hij zou hebben gehandeld in psychische overmacht. Dit verweer is echter niet onderbouwd met feiten en/of omstandigheden die de conclusie zou kunnen dragen, dat er sprake was geweest van psychische overmacht, zodat het verweer wordt verworpen. Het hof ziet ook overigens geen aanknopingspunten voor het oordeel dat er sprake zou zijn geweest van psychische overmacht. Het hof acht verdachte derhalve strafbaar, nu strafuitsluitingsgronden niet aanwezig worden geacht. Strafmotivering Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen. Verdachte heeft zich op 2 juli 2007 te [pleegplaats] gedurende de nacht schuldig gemaakt aan het beschadigen van de auto van zijn vader. Voorts heeft hij die bewuste nacht een ruit vernield van de woning van zijn ouders. Een en ander nadat hij met zijn ouders, doch met name zijn vader, ruzie had gekregen over het bezoeken van een feestje. Verdachte heeft dat feestje bezocht, ondanks dat hem de toestemming daartoe was ontzegd. Verdachte raakte vervolgens gefrustreerd (mede) naar aanleiding van het feit dat hem bij thuiskomst de toegang tot de woning werd ontzegd en heeft zijn frustratie op de woning en de voor deze woning geparkeerde auto botgevierd. Hij heeft hierdoor een aanzienlijke schadepost voor zijn ouders doen ontstaan. Tegenover het vorenstaande staat dat uit een verdachte betreffend uittreksel d.d. 18 september 2008 uit de justitiële documentatie blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten. Het hof acht, mede gelet op hetgeen omtrent de persoonlijke omstandigheden van verdachte is gebleken, de door de advocaat-generaal gevorderde straf passend en geboden en zal verdachte tot die straf veroordelen. Toepassing van wetsartikelen Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c (oud), 22d, 57 (oud) en 350 van het Wetboek van Strafrecht. De uitspraak HET HOF, RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP: vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende: verklaart het verdachte onder 1 en onder 2 ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar; verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 en onder 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij; veroordeelt verdachte [verdachte] tot taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van twintig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van tien dagen zal worden toegepast; beveelt dat de werkstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt; beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de voormelde werkstraf geheel in mindering wordt gebracht, berekend naar de maatstaf van twee uren werkstraf per dag. Dit arrest is aldus gewezen door mr. G. Dam, voorzitter, mr. A. Dijkstra en mr. P. Koolschijn, in tegenwoordigheid van mr. S.C.J.M. Pullens als griffier, zijnde mr. Koolschijn voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.