
Jurisprudentie
BG8916
Datum uitspraak2009-01-06
Datum gepubliceerd2009-01-06
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Roermond
Zaaknummers217153 \ CV EXPL 08-2159
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton
Datum gepubliceerd2009-01-06
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Roermond
Zaaknummers217153 \ CV EXPL 08-2159
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton
Indicatie
Gestolen auto die bleek te zijn omgekat. De door gedaagde gepleegde heling staat in zodanig nauw verband met de door eiser geleden schade dat dit een onrechtmatige daad oplevert die gedaagde verplicht tot vergoeding van de door eiser geleden schade.
Uitspraak
RECHTBANK ROERMOND
Sector kanton
Zaaknummer: 217153 CV EXPL 08-2159
Vonnis van de kantonrechter te Roermond d.d. 6 januari 2009
in de zaak van:
[eiser], wonende te [woonplaats],
eiser,
gemachtigde: mr. J.W. Janssens,
tegen:
[gedaagde], wonende te [adres],
gedaagde,
gemachtigde: mr. J.C. Sneep.
1. Het verloop van de procedure
1.1. Dit blijkt uit het navolgende:
- de inleidende dagvaarding met producties;
- de conclusie van antwoord met productie;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De vaststaande feiten
2.1. Als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, kan van de volgende vaststaande feiten worden uitgegaan: In de nacht van 11 op 12 januari 2006 werd de aan eiser toebehorende personenauto van het merk en type Volkswagen Golf Cabrio met kenteken 73-JH-PN gestolen.
Begin 2007 werd door de politie regio Limburg Zuid een Volkswagen Golf Cabrio met kenteken GJ-BT-16 aangetroffen. Deze auto stond geregistreerd op naam van gedaagde. Deze auto bleek te zijn omgekat. De originele identiteit van de auto was de auto van eiser en origineel aan eiser toe te behoren. Bij inmiddels onherroepelijk geworden vonnis van de politierechter Maastricht van 7 maart 2008 is gedaagde ter zake van heling van de betreffende auto strafrechtelijk veroordeeld.
3. Het geschil
3.1. Eiser heeft op gronden als omschreven in de dagvaarding gevorderd, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van gedaagde tot betaling aan eiser van de bedragen en rente als in de dagvaarding vermeld, kosten rechtens.
Gedaagde heeft verweer gevoerd.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling van het geschil
4.1. Eiser is van mening dat gedaagde onrechtmatig heeft gehandeld ten opzichte van eiser door de betreffende auto te helen terwijl hij wist, althans behoorde te weten dat de auto van diefstal afkomstig was en de auto een andere identiteit had gekregen. Subsidiair stelt eiser zich op het standpunt dat gedaagde ongerechtvaardigd is verrijkt. Eiser vordert de autoschade zoals vastgesteld door een technisch deskundige op een bedrag van EUR 2.635,00; EUR 70,21 ter zake van kosten voor de vaststelling van de schade; buitengerechtelijke kosten ad EUR 535,50 en de wettelijke rente over de autoschade vanaf 12 januari 2006. Eiser is van mening dat de (schuld)heling van gedaagde in een zodanig nauw verband staat met de door eiser geleden schade dat de causaliteit onomstotelijk is komen vast te staan. Door toedoen van gedaagde is de auto volgens eiser aan hem onttrokken gebleven en is hij niet in staat geweest zijn eigendomsrecht uit te oefenen.
4.2. Gedaagde betwist dat hij wetenschap had van de gestolen status van de betreffende auto en redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een gestolen auto betrof. Gedaagde stelt zich op het standpunt dat het feit dat hij veroordeeld is voor schuldheling niet in een zodanig nauw verband staat met de door eiser geleden schade, dat deze schade aan de heling kan worden toegerekend. Volgens gedaagde ontbreekt het causale verband. Daarnaast betwist gedaagde dat hij ongerechtvaardigd is verrijkt. Gedaagde betwist de hoogte van de gestelde dagwaarde. Tenslotte concludeert gedaagde tot afwijzing van de buitengerechtelijke kosten.
4.3. Ingevolge bestendige jurisprudentie staat vast dat strafbaarstelling van heling mede strekt ter bescherming van rechthebbendes belang op het geheelde goed (HR 24.03.1998, NJ 1998/537). De concrete omstandigheden van het geval zijn bepalend voor de beantwoording van de vraag of voldoende verband bestaat tussen de helingshandeling en de door de rechthebbende op het geheelde goed geleden schade om te kunnen aannemen dat deze door de helingshandeling rechtstreeks schade heeft geleden. Volgens eiser staat de causaliteit onomstotelijk vast. Gedaagde betwist deze stelling en voert onder andere aan dat de auto met kenteken GJ-BT-16 reeds voor de diefstal op naam van gedaagde was gesteld. Na een ongeval met de auto heeft een derde de auto van gedaagde enige weken onder zich gehad en kreeg gedaagde zijn auto daarna zo goed als nieuw terug. Pas nadat de auto voor de derde maal door de politie in beslag was genomen is gedaagde ermee bekend geraakt dat deze derde persoon zich kennelijk van gestolen onderdelen heeft bediend.
4.4. De kantonrechter is van oordeel dat gedaagdes stelling betreffende de reparatie door een onbekend gebleven derde die zich heeft bediend met gestolen onderdelen als ongeloofwaardig moet worden gepasseerd. Uit de bij dagvaarding overgelegde stukken van de strafzaak tegen gedaagde ter zake de heling blijkt immers dat het kenteken GJ-BT-16 op 2 juni 2005 op naam van gedaagde is gezet. Het betrof toen een Volkswagen Golf Cabriolet kleur rood. Waarschijnlijk is in april 2006 een gasinstallatie ingebouwd in de auto door de firma [....] te Eindhoven. Daarna is op verzoek van gedaagde het kenteken aangepast van benzine naar gas en is ook de kleur veranderd van rood naar grijs. Dit alles is pas gebeurd na de diefstal op 12 januari 2006. Ook verklaart gedaagde op 13 februari 2007 tegen de politie op de vraag of hij wat kan vertellen omtrent het knoeien met het kenteken van de auto, dat hij de auto heeft gekocht zoals die nu is. Tenslotte is de kantonrechter van oordeel dat nu gedaagde stelt gebruik te hebben gemaakt van een onbekende derde die reparaties aan de auto heeft verricht, dit voor risico van gedaagde blijft. Gedaagde kan zich niet met succes beroepen op de aansprakelijkheid van deze derde nu hij – al dan niet bewust- heeft nagelaten deze derde bekend te maken. De kantonrechter is van oordeel dat de door gedaagde gepleegde heling in zodanig nauw verband staat met de door eiser geleden schade dat dit een onrechtmatige daad oplevert die gedaagde verplicht tot vergoeding van de door eiser geleden schade.
4.5. Gedaagde betwist de hoogte van de dagwaarde en stelt dat eiser, alsmede de schaderapporteur verzuimen de dagwaarde nader te specificeren. Eiser stelt aan de hand van een door een ter zake deskundige opgemaakt rapport (productie 4 bij dagvaarding) de dagwaarde op basis van totaal verlies vast op EUR 2.635,00. Bij gebrek aan enige gemotiveerde tegenspraak ziet de kantonrechter geen aanleiding om aan het op verzoek van eiser door [L] uitgebrachte expertiserapport te twijfelen.
4.6. Eiser vordert een bedrag van EUR 535,50 aan buitengerechtelijke incassokosten. Gedaagde betwist de verschuldigdheid van deze kosten en stelt dat deze bovenmatig hoog en onredelijk zijn. De kantonrechter is van oordeel dat het bedrag aan gevorderde buitengerechtelijke incassokosten, nu eiser aangeeft dat er werkzaamheden zijn verricht gericht op het buitengerechtelijk verkrijgen van haar vordering, in redelijkheid en billijkheid toewijsbaar is, nu deze kosten conform het Rapport Voorwerk II zijn berekend.
4.7. De kantonrechter acht geen termen aanwezig gedaagde toe te laten tot nadere bewijslevering.
4.8. Op grond van het vorenstaande is de kantonrechter van oordeel dat de vordering dient te worden toegewezen en dat gedaagde, als de in het ongelijk gestelde partij, dient te worden veroordeeld in de kosten van deze procedure.
4.9. De kantonrechter zal dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaren.
5. De beslissing
5.1. Veroordeelt gedaagde om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eiser te betalen een bedrag van EUR 3.240,71 vermeerderd met de wettelijke rente over EUR 2.635,00 vanaf 12 januari 2006 tot 23 mei 2008 en over EUR 3.240,71 vanaf 23 mei 2008 tot aan de voldoening.
5.2. Veroordeelt gedaagde in de proceskosten aan de zijde van eiser geval¬len en tot aan dit vonnis begroot op EUR 639,68, waarvan EUR 350,00 als salaris voor de gemachtigde.
5.3. Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.P.F. van Dooren, kantonrechter, en ter openbare civiele terechtzitting op 6 januari 2009 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.