Jurisprudentie
BG8872
Datum uitspraak2008-12-23
Datum gepubliceerd2009-01-06
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Arnhem
Zaaknummers177613 / 08/306
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-01-06
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Arnhem
Zaaknummers177613 / 08/306
Statusgepubliceerd
Indicatie
De rechtbank wijst het verzoek tot wraking van de voorzitter van de wrakingskamer af. De voorzitter van de wrakingskamer is niet verplicht de stukken uit de onderliggende hoofdzaak aan verzoeker te verschaffen. Tevens doet het feit dat de voorzitter reeds in een eerdere procedure stukken aan verzoeker zou hebben onthouden niet af aan de onpartijdigheid van de voorzitter.Ten slotte overweegt de rechtbank dat het standpunt van verzoeker dat de onpartijdigheid van de voorzitter in het geding is, omdat zij weigert schriftelijk te reageren op zijn verzoekschriften, waardoor nodeloos een eerste onderzoekszitting plaatsvindt, geen steun in het recht vindt. De wet stelt namelijk de mondelinge behandeling ter terechtzitting centraal.
Uitspraak
Beschikking
RECHTBANK ARNHEM
Wrakingskamer
Zaaknummer/rekestnummer: 177613 / 08/306
Beschikking van 23 december 2008
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker tot wraking,
en
[rechter]
in hoedanigheid van voorzitter van de wrakingskamer in de zaak tussen [verzoeker] en kantonrechter [kantonrechter].
1. De procedure
1.1. Op 20 november 2008 heeft verzoeker een verzoek tot wraking ingediend gericht tegen [rechter], voorzitter van de wrakingskamer. Op 20 november 2008 om 15.30 uur zou door de wrakingskamer een door verzoeker ingediend verzoek tot wraking van kantonrechter [kantonrechter] worden behandeld.
1.2. Op 21 november 2008 heeft een medewerkster van de wrakingskamer schriftelijk aan verzoeker medegedeeld dat zijn verzoek tot wraking van [rechter] door de wrakingskamer zal worden behandeld op maandag 1 december 2008 om 16.00 uur. [naam] werd als voorzitter van deze wrakingskamer aangewezen.
1.3. Op 24 november 2008 heeft verzoeker een aanvullend verzoekschrift ingediend met onder andere een verzoek tot aanhouding van de zitting van 1 december 2008 om 16.00 uur, wegens verhindering in verband met het ondergaan van een medisch noodzakelijke behandeling, een verzoek om de namen en nevenfuncties van de behandelend rechters van de wrakingskamer en een verzoek tot vernietiging van de beslissing op een klacht d.d. 20 november 2008.
1.4. Op 25 november 2008 heeft de griffier van de wrakingskamer schriftelijk gereageerd op voornoemde verzoeken. Aan verzoeker is onder meer medegedeeld dat zijn verzoek om aanhouding vooralsnog zal worden afgewezen, omdat het verzoek niet met medische bewijsstukken is onderbouwd.
1.5. Op 28 november 2008 heeft verzoeker een tweede aanvullend verzoekschrift ingediend met een (vervolg)klacht tegen het voltallig bestuur en de president van de rechtbank wegens kennelijk onbehoorlijk bestuur dan wel onrechtmatig beleid.
1.6. Op 28 november 2008 heeft verzoeker een derde (aanvullend) verzoekschrift ingediend waarin verzoeker verzoekt [naam] als voorzitter van de wrakingskamer te wraken.
1.7. Op 1 december 2008 heeft [naam] berust in de wraking en is mr. J.D.A. den Tonkelaar voorzitter van de wrakingskamer geworden.
1.8. Op 1 december 2008 heeft de mondelinge behandeling van het verzoek tot wraking plaatsgevonden. Verzoeker noch [rechter] is verschenen.
1.9. Ten slotte is de beslissing bepaald op heden.
2. Het verzoek en het verweer
2.1. Verzoeker stelt dat de rechterlijke onpartijdigheid van [rechter] in het geding is, omdat [rechter] in strijd met haar plicht heeft nagelaten verzoeker tijdig ten behoeve van het vooronderzoek ter zitting een afschrift van het wrakingsdossier toe te zenden met een daarbij behorende inventarislijst en gewaarmerkte stukken, zodat door deze gedraging verzoeker het recht op een eerlijk proces met een onpartijdige rechter is ontnomen.
Tevens stelt verzoeker dat de rechterlijke onpartijdigheid van [rechter] in het geding is, omdat zij weigert schriftelijk te reageren op zijn verzoekschriften, waardoor nodeloos een eerste onderzoekszitting plaatsvindt. Zij handelt hiermee in strijd met een goede procesorde.
Voorts voert verzoeker aan dat het niet voor de eerste maal is dat [rechter] op voornoemde wijze heeft gehandeld. Zij heeft reeds eerder een beschikking afgegeven, waarbij verzoeker ook geen afschrift mocht verkrijgen van een genummerd wrakingsdossier met inventaris.
Daarnaast heeft verzoeker nog een aantal aanvullende verzoeken en/of klachten gericht aan de wrakingskamer (zie de punten 1.3. en 1.5. van deze beschikking).
2.2. [rechter] voert het volgende schriftelijke verweer. [rechter] bestrijdt dat zij heeft nagelaten tijdig een afschrift van het wrakingsdossier toe te zenden. Het wrakingsdossier, bestaande uit het wrakingsverzoek en het proces-verbaal van de zitting waarop het wrakingsverzoek is gedaan, zijn geruime tijd voorafgaand aan de zitting aan verzoeker toegezonden. De rechter op wie het wrakingsverzoek betrekking had, had aangegeven op de zitting gehoord te willen worden.
Voorts zijn de afschriften van de twee dossiers in de hoofdzaak op woensdag 19 november 2008 door de bode bij verzoeker afgegeven, naar aanleiding van het verzoek van verzoeker om afschriften van deze dossiers te mogen ontvangen.
Met betrekking tot de overige verzoeken die verzoeker voorafgaand aan de zitting van de wrakingskamer heeft gedaan, is aangegeven dat deze verzoeken tijdens de zitting van de wrakingskamer zullen worden behandeld.
3. De motivering van de beslissing
3.1. Gelet op artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering dient in een wrakingsprocedure te worden beslist of er sprake is van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3.2. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid bij de rechter in de zin van artikel 6 lid 1 van het (Europees) Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (hierna: EVRM) dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing vormen dat een rechter jegens een procespartij vooringenomen is, althans dat de bij die partij bestaande vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is.
3.3. Ten aanzien van het standpunt van verzoeker dat hem niet tijdig het wrakingsdossier is toegezonden overweegt de rechtbank als volgt.
Uit het verweer van [rechter] volgt dat het wrakingsdossier, bestaande uit het wrakingsverzoek en het proces-verbaal van de zitting waarop het wrakingsverzoek is gedaan, geruime tijd voorafgaand aan de zitting aan verzoeker zijn toegezonden. Niet aannemelijk is geworden dat dit niet juist is. Ook overigens is niet aannemelijk geworden dat er stukken aan verzoeker zijn onthouden. Voor zover verzoeker doelt op de onderliggende stukken van de hoofdzaak, meent de rechtbank dat verzoeker al over deze stukken beschikt vanwege zijn hoedanigheid als procespartij in die hoofdzaak. In ieder geval is de wrakingskamer niet verplicht deze te verschaffen en vormt het niet verstrekken van dat dossier geen aanwijzing voor vooringenomenheid. Het hier bedoelde standpunt van verzoeker wordt dan ook door de rechtbank verworpen.
3.4. Voorts overweegt de rechtbank dat het standpunt van verzoeker dat [rechter] reeds in een eerdere procedure stukken aan verzoeker zou hebben onthouden - voor zover verzoeker hiermee de onpartijdigheid van [rechter] heeft willen betwisten - niet afdoet aan de onpartijdigheid van [rechter] als voorzitter van de wrakingskamer bij de behandeling van dit verzoek. Evenmin wekt het de schijn van partijdigheid in deze zaak.
3.5. Ten aanzien van het standpunt van verzoeker dat de rechterlijke onpartijdigheid van [rechter] in het geding is, omdat zij weigert schriftelijk te reageren op zijn verzoekschriften, waardoor nodeloos een eerste onderzoekszitting plaatsvindt, overweegt de rechtbank dat
artikel 39 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bepaalt dat een verzoek tot wraking zo spoedig mogelijk ter terechtzitting wordt behandeld. Op deze zitting worden de verzoeker en de rechter van wie wraking is verzocht in de gelegenheid gesteld te worden gehoord. De wet stelt hiermee de mondelinge behandeling ter terechtzitting centraal. Het standpunt van verzoeker vindt derhalve geen steun in het recht.
3.6. Ten slotte overweegt de rechtbank dat de overige door verzoeker ingediende verzoeken en/of klachten geen zelfstandige wrakingsgronden bevatten. De wrakingskamer zal hierop dan ook niet beslissen.
3.7. Uit het voorgaande volgt dat het verzoek tot wraking moet worden afgewezen.
4. De beslissing
De rechtbank
Wijst af het verzoek tot wraking.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.D.A. den Tonkelaar (voorzitter), T.P.E.E. van Groeningen en R.H. Koning, in het openbaar uitgesproken op 23 december 2008.
de griffier de oudste rechter