Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG8656

Datum uitspraak2008-12-31
Datum gepubliceerd2008-12-31
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200803264/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 20 oktober 2006 heeft de raad voor rechtsbijstand 's-Hertogenbosch (hierna: de raad) een aanvraag van [appellant] om een toevoeging buiten behandeling gesteld.


Uitspraak

200803264/1. Datum uitspraak: 31 december 2008 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: [appellant], wonend te Steenbergen, tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 14 maart 2008 in zaak nr. 07/1648 in het geding tussen: [appellant] en de raad voor rechtsbijstand 's-Hertogenbosch. 1. Procesverloop Bij besluit van 20 oktober 2006 heeft de raad voor rechtsbijstand 's-Hertogenbosch (hierna: de raad) een aanvraag van [appellant] om een toevoeging buiten behandeling gesteld. Bij besluit van 1 april 2007 heeft de raad het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 14 maart 2008, verzonden op 18 maart 2008, heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank) het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 29 april 2008, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 25 juni 2008. De raad heeft een verweerschrift ingediend. De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige. De Afdeling heeft de zaak ter zitting op 28 november 2008 aan de orde gesteld. 2. Overwegingen 2.1. Voordat de raad de aanvraag om toevoeging bij besluit van 20 oktober 2006 buiten behandeling heeft gesteld heeft hij [appellant] de gelegenheid geboden om de verzochte gegevens alsnog over te leggen. 2.2. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat door hem niet alle gevraagde gegevens zijn verstrekt. Hij voert hiertoe aan dat hij bij faxbericht van 7 februari 2006 heeft medegedeeld dat geen sprake is van een onderneming en dat hij alle gevraagde informatie heeft verstrekt, dat hij secuur en correct heeft gereageerd op de informatieverzoeken van de raad en dat hij bij faxbericht van 28 augustus 2006 heeft medegedeeld dat hij geen bedrijf exploiteert. Voorts betoogt hij dat de rechtbank eraan is voorbijgegaan dat het op de weg van de raad heeft gelegen om nadere vragen te stellen indien bepaalde zaken onduidelijk waren. Ten slotte betoogt hij dat de rechtbank en de raad niet hebben onderkend dat de raad op basis van de voorhanden zijnde gegevens de aanvraag in ieder geval inhoudelijk had kunnen beoordelen. 2.3. Het betoog dat de rechtbank er aan is voorbijgegaan dat de raad duidelijker had moeten aangeven om welke stukken het precies ging, faalt. De raad heeft [appellant] schriftelijk verzocht om uitleg te geven waarom geen sprake is van een onderneming en heeft daarbij gewezen op de door hem overgelegde dagvaarding, waaruit blijkt dat [appellant] handelt onder de [naam] te [plaats] te Spanje en als zodanig kennelijk een bedrijf in verhuur van vakantiebungalows in Spanje exploiteert. Voorts heeft de raad verzocht om toezending van een uittreksel van de Kamer van Koophandel, de jaarcijfers 2004/2005 en het aanslag- en aangiftebiljet van de inkomstenbelasting over de jaren 2004 en 2005. Ten slotte heeft de raad verzocht om toezending van een volledig financieel verslag van 2005 en een fiscale verantwoording over 2005. Derhalve bestaat geen grond voor het oordeel dat de raad niet duidelijk heeft gemaakt welke bescheiden [appellant] diende over te leggen. De rechtbank heeft, het vorenoverwogene in aanmerking genomen, terecht en op goede gronden overwogen dat [appellant] niet de voor de beoordeling van de aanvraag noodzakelijke informatie heeft verschaft en dat hij geconfronteerd met de in de hierboven vermelde dagvaarding vervatte concrete informatie omtrent een door hem gevoerd bedrijf is blijven volharden in zijn standpunt dat hij geen bedrijf exploiteert zonder dat hij dat standpunt tegenover die concrete informatie heeft onderbouwd. In de enkele mededeling van [appellant] dat hij de verzochte stukken niet heeft, dat hij geen bedrijf exploiteert en dat [naam] de naam is van het appartement in Spanje waarin hij woonachtig is, heeft de raad terecht geen reden behoeven te zien om van buiten behandelingstelling af te zien en de zaak inhoudelijk te beoordelen. Het betoog faalt. Het betoog dat de rechtbank heeft miskend dat de raad de aanvraag ten onrechte buiten behandeling heeft gesteld omdat het ook de aanvraag had kunnen afwijzen, faalt eveneens. Artikel 4:5, eerste lid, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht ziet immers juist op de situatie dat de aanvrager onvoldoende gegevens of bescheiden heeft verstrekt om een goede beoordeling van de aanvraag mogelijk te maken. 2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W. van Hardeveld, ambtenaar van Staat. w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. Van Hardeveld lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 31 december 2008 312-497.