Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG8654

Datum uitspraak2008-12-31
Datum gepubliceerd2008-12-31
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200801796/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 6 december 2006 heeft het dagelijks bestuur van de deelgemeente Noord van de gemeente Rotterdam (hierna: het dagelijks bestuur) zijn beslissing om jegens [appellant] bestuursdwang toe te passen ter zake van het op 31 oktober 2006 ontmantelen van een illegale hennepkwekerij in het pand op het perceel [locatie] te [plaats] (hierna: het pand) op schrift gesteld. Daarbij heeft het dagelijks bestuur besloten dat de kosten voor toepassing van bestuursdwang voor rekening van [appellant] komen.


Uitspraak

200801796/1. Datum uitspraak: 31 december 2008 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: [appellant], wonend te [woonplaats], tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 24 januari 2008 in zaak nr. 07/2015 in het geding tussen: [appellant] en het dagelijks bestuur van de deelgemeente Noord van de gemeente Rotterdam. 1. Procesverloop Bij besluit van 6 december 2006 heeft het dagelijks bestuur van de deelgemeente Noord van de gemeente Rotterdam (hierna: het dagelijks bestuur) zijn beslissing om jegens [appellant] bestuursdwang toe te passen ter zake van het op 31 oktober 2006 ontmantelen van een illegale hennepkwekerij in het pand op het perceel [locatie] te [plaats] (hierna: het pand) op schrift gesteld. Daarbij heeft het dagelijks bestuur besloten dat de kosten voor toepassing van bestuursdwang voor rekening van [appellant] komen. Bij besluit van 23 april 2007 heeft het dagelijks bestuur het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 24 januari 2008, verzonden op 28 januari 2008, heeft de rechtbank Rotterdam (hierna: de rechtbank) het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 12 maart 2008, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 9 april 2008. Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend. De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 december 2008, waar het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door mr. J. Domstorff - van Alphen en R. Oosterhuis, ambtenaren in dienst van de gemeente, is verschenen. [appellant] is, met kennisgeving, niet verschenen. 2. Overwegingen 2.1. Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Agniesebuurt" (hierna: het bestemmingsplan) rust op het perceel [locatie] de bestemming "Meergezinshuizen". Ingevolge artikel 4, eerste lid, van de planvoorschriften zijn de als zodanig aangewezen gronden bestemd voor meergezinshuizen, met daarbij behorende tuinen, alsmede voor al dan niet overdekte parkeervoorzieningen. Ingevolge artikel 16, eerste lid, is het verboden om de in het bestemmingsplan gelegen onbebouwde gronden en bouwwerken, geheel of gedeeltelijk te gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de daaraan in het bestemmingsplan gegeven bestemming(en) en/of het volgens de voorschriften uitsluitend toegestane gebruik, dan wel met de uit die voorschriften voortvloeiende aard van de bebouwing. Ingevolge artikel 1 van de Voorschriften tweede verzamelherziening inzake gebruiksbepaling (hierna: de voorschriften), gelezen in samenhang met bijlage B bij de voorschriften, dient in gebruiksbepalingen, die deel uitmaken van het bestemmingsplan, te worden verstaan: gebruiken, in gebruik geven, doen gebruiken of laten gebruiken. 2.2. Vast staat dat het gebruiken van het pand als hennepkwekerij in strijd is met artikel 4, eerste lid, van de planvoorschriften, zodat het dagelijks bestuur bevoegd was ter zake handhavend op te treden. 2.3. [appellant] betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de kosten van de ontmanteling van de hennepkwekerij niet op hem konden worden verhaald, omdat hij niet als overtreder van het gebruiksverbod kan worden aangemerkt. Hij stelt dat hij niet wist dat zijn zoon in het pand een hennepkwekerij in bedrijf had genomen, aangezien hij in de maanden voorafgaand aan de ontmanteling hiervan niet in Nederland verbleef. 2.3.1. Ingevolge artikel 5:25, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), voor zover hier van belang, is de overtreder de kosten aan de toepassing van bestuursdwang verschuldigd. 2.3.2. Niet in geschil is dat de hennepkwekerij in ieder geval van 22 augustus 2006 tot en met 31 oktober 2006 in gebruik is geweest. In bezwaar heeft [appellant] verklaard dat hij op 31 oktober 2006 naar Marokko is vertrokken. De weergave van deze stelling in het advies van de bezwaarschriftencommissie heeft hij in beroep bij de rechtbank niet bestreden. De stelling in hoger beroep dat hij gedurende de periode dat de hennepkwekerij in bedrijf was juist in Marokko verbleef, is niet aannemelijk gemaakt. Uit de stempels in zijn paspoort die hij in kopie heeft overgelegd blijkt dit niet, mede omdat de stempels onleesbaar zijn. De rechtbank is er derhalve terecht van uitgegaan dat de in bezwaar gegeven weergave van de feitelijke situatie juist was. Verder is uit de stukken en het verhandelde ter zitting gebleken dat [appellant] ten tijde van het toepassen van bestuursdwang huurder was van het pand en volgens de gemeentelijke basisadministratie op het adres [locatie] stond ingeschreven, alsmede dat hij voor het pand een contract voor de levering van energie had afgesloten. De rechtbank heeft derhalve terecht geoordeeld dat [appellant] als gebruiker van het pand en dus als overtreder van het in artikel 16, eerste lid, van de planvoorschriften neergelegde gebruiksverbod kan worden aangemerkt. Het betoog faalt. 2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.G.P. Oudenaller, ambtenaar van Staat. w.g. Slump w.g. Oudenaller lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 31 december 2008 179-593.