
Jurisprudentie
BG8650
Datum uitspraak2008-12-31
Datum gepubliceerd2008-12-31
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200801007/1
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-12-31
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200801007/1
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij besluit van 5 juli 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Alphen aan den Rijn (hierna: het college) appellante (hierna: Avim-TMO) op straffe van een dwangsom gelast het stallen van pallets, kisten en andere materialen (hierna: materialen) op een gedeelte van het perceel Akkerboomseweg 7 te Zwammerdam (hierna: het perceel) te staken en of te doen staken.
Uitspraak
200801007/1.
Datum uitspraak: 31 december 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Avim-TMO Zwammerdam B.V., gevestigd te Zwammerdam, gemeente
Alphen aan den Rijn,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 21 december 2007 in zaak nr. 07/1363 in het geding tussen:
appellante
en
het college van burgemeester en wethouders van Alphen aan den Rijn.
1. Procesverloop
Bij besluit van 5 juli 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Alphen aan den Rijn (hierna: het college) appellante (hierna: Avim-TMO) op straffe van een dwangsom gelast het stallen van pallets, kisten en andere materialen (hierna: materialen) op een gedeelte van het perceel Akkerboomseweg 7 te Zwammerdam (hierna: het perceel) te staken en of te doen staken.
Bij besluit van 9 januari 2006 (lees: 2007) heeft het college het door
Avim-TMO daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 21 december 2007, verzonden op 28 december 2007, heeft de rechtbank 's-Gravenhage (hierna: de rechtbank) het door Avim-TMO daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft Avim-TMO bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 7 februari 2008, hoger beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 4 maart 2008.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 november 2008, waar Avim-TMO, vertegenwoordigd door haar [bestuurder], bijgestaan door mr. C.J.R. van Binsbergen, advocaat te Alphen aan den Rijn, en het college, vertegenwoordigd door K. Schoonderwoerd, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge het bestemmingsplan "Zwammerdam" rust op het perceel, voor zover thans van belang, de bestemming "Verkeersdoeleinden (V)".
Ingevolge artikel 23, eerste lid, van de voorschriften, behorende bij het bestemmingsplan (hierna: de planvoorschriften), voor zover thans van belang, zijn de op de plankaart als zodanig aangewezen gronden bestemd voor wegen, voet- en fietspaden, parkeerplaatsen, bermen en daarbij behorende beplantingen.
Ingevolge artikel 33, eerste lid, is het verboden onbebouwde gronden en bouwwerken geheel of gedeeltelijk te gebruiken, in gebruik te geven of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de in dit plan gegeven bestemming, de doeleindenomschrijving en de overige voorschriften.
Ingevolge het tweede lid, aanhef en onder b, wordt onder strijdig gebruik in ieder geval verstaan onbebouwde gronden te gebruiken of te laten gebruiken als opslagplaats voor vaten, kisten, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe (bouw)materialen, afval, puin, grind of brandstoffen.
Ingevolge artikel 34, vierde lid, mag het op het tijdstip van rechtskracht verkrijgen van het plan bestaande gebruik van onbebouwde gronden en bouwwerken, dat met de in het plan aangewezen bestemming in strijd is, worden voortgezet.
2.2. Avim-TMO betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat op het stallen van materialen waarop de last ziet het overgangsrecht van het bestemmingsplan van toepassing is, zodat de last ten onrechte aan haar is opgelegd.
2.3. Dat betoog faalt. De rechtbank heeft terecht overwogen dat het aan Avim-TMO was om tegenover het college aannemelijk te maken dat, zoals zij stelt, ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in november 1996 (hierna: de peildatum) op de desbetreffende locatie op het perceel materialen werden opgeslagen en evenzeer terecht geoordeeld dat het college zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat deze daarin niet is geslaagd. Uit de door Avim-TMO overgelegde stukken valt evenmin als uit de uitspraak van de Afdeling van 10 september 1998 in zaak nr. E01.96.0509 (aangehecht) af te leiden dat op de peildatum deze materialen daar werden gestald. De door Avim-TMO geproduceerde verklaringen van haar bestuurder, medewerkers en zakelijke bezoekers worden voorts niet door enig ander objectief bewijsmiddel gestaafd. Uit de brief van het college van 28 januari 1997, die op een milieuvergunning betrekking heeft, blijkt niet dat op het perceel op de peildatum materialen daar werden opgeslagen.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.F.J. Bindels, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb w.g. Bindels
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 31 december 2008
85.