Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG8649

Datum uitspraak2008-12-31
Datum gepubliceerd2008-12-31
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200804886/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 4 december 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Bronckhorst (hierna: het college) een verklaring als bedoeld in artikel 8.19, tweede lid, onder c, van de Wet milieubeheer gegeven met betrekking tot een verandering van het dierenpension (hierna: de inrichting) van [eigenaar] aan de [locatie] te [plaats].


Uitspraak

200804886/1. Datum uitspraak: 31 december 2008 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak in het geding tussen: [appellant], wonend te [woonplaats], gemeente Bronckhorst, en het college van burgemeester en wethouders van Bronckhorst, verweerder. 1. Procesverloop Bij besluit van 4 december 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Bronckhorst (hierna: het college) een verklaring als bedoeld in artikel 8.19, tweede lid, onder c, van de Wet milieubeheer gegeven met betrekking tot een verandering van het dierenpension (hierna: de inrichting) van [eigenaar] aan de [locatie] te [plaats]. Bij besluit van 22 april 2008 heeft het college het door [appellant] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief van 3 juni 2008 beroep ingesteld bij de rechtbank Zutphen. Na doorzending door de rechtbank is het beroepschrift bij de Raad van State ingekomen op 23 juni 2008. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 18 juli 2008. Het college heeft een verweerschrift ingediend. De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 november 2008, waar het college, vertegenwoordigd door mr. A.J. IJsseldijk, ambtenaar van de gemeente, is verschenen. Het college heeft nog een stuk in het geding gebracht. 2. Overwegingen 2.1. Ingevolge artikel 8.19, tweede lid, van de Wet milieubeheer, zoals dat vóór 1 januari 2008 luidde, geldt een voor een inrichting verleende vergunning tevens voor veranderingen van de inrichting of van de werking daarvan die niet in overeenstemming zijn met de voor de inrichting verleende vergunning of de daaraan verbonden beperkingen en voorschriften, maar die niet leiden tot andere of grotere nadelige gevolgen voor het milieu dan die de inrichting ingevolge de vergunning en de daaraan verbonden beperkingen en voorschriften mag veroorzaken, onder de voorwaarde dat: a. deze veranderingen niet leiden tot een andere inrichting dan waarvoor vergunning is verleend; b. het voornemen tot het uitvoeren van de verandering door de vergunninghouder schriftelijk overeenkomstig de krachtens het zevende lid, onder a, gestelde regels aan het bevoegd gezag is gemeld, en c. het bevoegd gezag aan de vergunninghouder schriftelijk heeft verklaard dat de voorgenomen verandering voldoet aan de aanhef en onderdeel a en de verandering naar zijn oordeel geen aanleiding geeft tot toepassing van de artikelen 8.22, 8.23 of 8.25. 2.2. Voor de inrichting is bij besluit van 7 november 2005 een revisievergunning verleend voor het gelijktijdig huisvesten van 40 honden. De melding die aan het besluit van 4 december 2007 ten grondslag ligt, ziet voor zover hier van belang op een uitbreiding tot 66 honden. 2.3. [appellant] stelt dat door de uitbreiding van het aantal honden de geluidoverlast toeneemt. Om die reden had volgens hem naar aanleiding van de melding geen verklaring als bedoeld in artikel 8.19, tweede lid, onder c, mogen worden gegeven. 2.3.1. In voorschrift 6.1.1. van de revisievergunning zijn geluidgrenswaarden gesteld voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau ter plaatse van de immissiepunten 1, 2, 3 en 5. Dit geluidniveau mag in de dagperiode niet meer bedragen dan achtereenvolgens 28 dB(A), 27 dB(A), 23 dB(A) en 33 dB(A). In het bij de melding gevoegde geluidrapport is de geluidbelasting berekend die de inrichting na de gemelde verandering veroorzaakt. Deze bedraagt volgens het geluidrapport ter plaatse van de immissiepunten 1, 2, 3 en 5 achtereenvolgens 29 dB(A), 29 dB(A), 25 dB(A) en 35 dB(A) in de dagperiode. Gelet hierop leidt de gemelde verandering tot grotere nadelige gevolgen voor het milieu dan die de inrichting ingevolge de geldende revisievergunning mag veroorzaken. Daarom heeft het college bij het besluit van 4 december 2007 in strijd met artikel 8.19, tweede lid, van de Wet milieubeheer een verklaring als bedoeld in dit artikellid gegeven, en dit besluit bij het bestreden besluit ten onrechte gehandhaafd. 2.4. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit komt voor vernietiging in aanmerking. De Afdeling ziet aanleiding om op na te melden wijze zelf in de zaak te voorzien en te bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit. 2.5. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen is niet gebleken. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: I. verklaart het beroep gegrond; II. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Bronckhorst van 22 april 2008, kenmerk 22465; III. herroept het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Bronckhorst van 4 december 2007, kenmerk BM 07/099; IV. weigert naar aanleiding van de melding van [eigenaar] van 14 november 2007 een verklaring als bedoeld in artikel 8.19, eerste lid, van de Wet milieubeheer te geven; V. bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit; VI. gelast dat gemeente Bronckhorst aan [appellant] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 145,00 (zegge: honderdvijfenveertig euro) vergoedt. Aldus vastgesteld door mr. K. Brink, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. Fransen, ambtenaar van Staat. w.g. Brink w.g. Fransen lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 31 december 2008 262-584.