Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG8643

Datum uitspraak2008-12-31
Datum gepubliceerd2008-12-31
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200804182/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 27 november 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Dronten (hierna: het college) een verzoek van [appellant] om toepassing van bestuurlijke handhavingsmiddelen met betrekking tot een inrichting aan de [locatie] te [plaats], afgewezen.


Uitspraak

200804182/1. Datum uitspraak: 31 december 2008 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak in het geding tussen: [appellant], wonend te [woonplaats], gemeente Dronten, en het college van burgemeester en wethouders van Dronten, verweerder. 1. Procesverloop Bij besluit van 27 november 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Dronten (hierna: het college) een verzoek van [appellant] om toepassing van bestuurlijke handhavingsmiddelen met betrekking tot een inrichting aan de [locatie] te [plaats], afgewezen. Bij besluit van 16 april 2008 heeft het college het door [appellant] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld bij brief van 19 mei 2008. Na doorzending door de rechtbank is het beroep bij de Raad van State ingekomen op 9 juni 2008. Het college heeft een verweerschrift ingediend. Het college heeft nadere stukken ingediend. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden. De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 14 november 2008, waar [appellant], in persoon en bijgestaan door mr. J.A.J.M. van Houtum, en het college, vertegenwoordigd door G.E. Topper-Meijering en W. Okken, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting [partij], in persoon en bijgestaan door mr. H.E. Davelaar, advocaat te Zwolle, als partij gehoord. 2. Overwegingen 2.1. [appellant] voert aan dat het college zijn verzoek om handhaving ten onrechte heeft afgewezen. Volgens hem worden de geluidgrenswaarden voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (hierna: het Activiteitenbesluit) van 50, 45 en 40 dB(A) voor onderscheidenlijk de dag-, avond-, en nachtperiode overschreden. In het akoestisch rapport van Alpha Akoestiek B.V. van 5 oktober 2007 is ten onrechte geen rekening gehouden met een toeslag voor tonaal geluid en is het onduidelijk op welke geluidmeting het college zich baseert, aldus [appellant]. 2.1.1. Bij besluit van 26 juni 2007 heeft het college een nadere eis gesteld als bedoeld in artikel 5, eerste lid, aanhef en onder a, van het Besluit opslag- en transportbedrijven (hierna: het Besluit) met betrekking tot het geluidniveau waaraan de inrichting moet voldoen. Bij de nadere eis is een hoger geluidniveau gesteld voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau, te weten 55 dB(A) op de gevel van woningen in de dag-, avond- en nachtperiode, waarbij is gewaarborgd dat de etmaalwaarde van 35 dB(A) binnen woningen niet wordt overschreden. Bij besluit van 26 februari 2008 heeft het college beslist op de tegen het besluit van 26 juni 2007 ingebrachte bezwaren; daarbij is de geluidnorm van 55 dB(A) gehandhaafd. Bij uitspraak van heden (in zaak nr. 200802875/1 en 200802755/1) heeft de Afdeling het beroep tegen het besluit van 26 februari 2008 ongegrond verklaard. 2.1.2. Voor het bepalen van de door de inrichting veroorzaakte geluidbelasting op de gevel van de woning van [appellant] heeft het college zich ten tijde van het nemen van het besluit van 27 november 2007 gebaseerd op twee akoestische rapporten, te weten het rapport van 9 oktober 2006 van Milcura en het rapport van 5 oktober 2007 van Alpha Akoestiek B.V. Uit het rapport van Alpha Akoestiek B.V. blijkt dat de geluidbelasting op de woning van [appellant] 53,6 dB(A) bedraagt. In het onderzoek dat ten grondslag ligt aan dit laatste rapport is, anders dan in het onderzoek dat ten grondslag lag aan het rapport van 9 oktober 2006, geen rekening meer gehouden met tonaal geluid, omdat dit geluid inmiddels met geluidbeperkende maatregelen werd voorkomen. Deze conclusie wordt bevestigd in een door Milcura opgesteld geluidrapport van 15 oktober 2008. [appellant] heeft niet aannemelijk gemaakt dat in het rapport van Alpha Akoestiek B.V. ten onrechte geen rekening is gehouden met tonaal geluid. Het college heeft op grond van dit rapport mogen concluderen dat de bij maatwerkvoorschrift vastgestelde waarde van 55 dB(A) niet werd overtreden. Gelet hierop was het college niet bevoegd tot het toepassen van bestuurlijke handhavingmiddelen en is het bezwaar tegen de afwijzing van het verzoek om handhaving terecht ongegrond verklaard. De beroepsgrond faalt. 2.2. [appellant] voert voorts aan dat het bestreden besluit ondeugdelijk is gemotiveerd, omdat daarin alleen wordt verwezen naar het advies van de bezwaarschriftencommissie en dit advies onvolledig is. 2.2.1. In artikel 3:49 van de Algemene wet bestuursrecht is bepaald dat ter motivering van een besluit of een onderdeel daarvan kan worden volstaan met een verwijzing naar een met het oog daarop uitgebracht advies, indien het advies zelf de motivering bevat en van het advies kennis is of wordt gegeven. 2.2.2. In het bestreden besluit wordt ter motivering van het dictum verwezen naar het ten behoeve van het besluit opgestelde advies van de Commissie Bezwaarschriften van de gemeente Dronten. Dit advies bevat de motivering van het bestreden besluit. Nu in het advies van de Commissie Bezwaarschriften wordt gereageerd op alle door [appellant] ingebrachte bezwaren, valt niet in te zien waarom dit advies onvolledig is. Het advies van de Commissie Bezwaarschriften is als bijlage bij de beslissing op bezwaar gevoegd. Het vorenstaande in aanmerking genomen treft deze beroepsgrond, gelet op het bepaalde in artikel 3:49 van de Algemene wet bestuursrecht, geen doel. De beroepsgrond faalt. 2.3. Het beroep is ongegrond. 2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: verklaart het beroep ongegrond. Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Kreveld, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. Fransen, ambtenaar van Staat. w.g. Van Kreveld w.g. Fransen lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 31 december 2008 407-584.