
Jurisprudentie
BG8640
Datum uitspraak2008-12-31
Datum gepubliceerd2008-12-31
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200801592/1
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-12-31
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200801592/1
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij besluit van 6 juni 2006 heeft de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (hierna: de minister) de bij besluit van 1 februari 2002 vastgestelde subsidie in verband met de beëindiging van het varkensbedrijf van [appellant] (hierna: [appellant]) en de sloop van de bedrijfsgebouwen op de locaties [locatie sub 1] te [plaats] en [locatie sub 2] te [plaats], gewijzigd, de subsidie met het bedrag van € 283.051,76 lager vastgesteld, en dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente, van [appellant] teruggevorderd.
Uitspraak
200801592/1.
Datum uitspraak: 31 december 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak nr. 07/805 van de rechtbank Almelo van 5 februari 2008 in het geding tussen:
[appellant]
en
de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.
1. Procesverloop
Bij besluit van 6 juni 2006 heeft de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (hierna: de minister) de bij besluit van 1 februari 2002 vastgestelde subsidie in verband met de beëindiging van het varkensbedrijf van [appellant] (hierna: [appellant]) en de sloop van de bedrijfsgebouwen op de locaties [locatie sub 1] te [plaats] en [locatie sub 2] te [plaats], gewijzigd, de subsidie met het bedrag van € 283.051,76 lager vastgesteld, en dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente, van [appellant] teruggevorderd.
Bij besluit van 29 juni 2007 heeft de minister het daartegen door [appellant] gemaakte bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard, de subsidie voor de beëindiging van het varkensbedrijf en de sloop van de bedrijfsgebouwen vastgesteld op € 173.268,96, en een bedrag van € 65.895,90, vermeerderd met de wettelijke rente, van [appellant] teruggevorderd.
Bij uitspraak van 5 februari 2008, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Almelo (hierna: de rechtbank) het daartegen door [appellant] ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen per faxbericht op 5 maart 2008, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 28 maart 2008.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting, gezamenlijk met zaak nr. 200801594/1, behandeld op 9 oktober 2008, waar [appellant], in persoon en bijgestaan door mr. J.J. Paalman, advocaat te Almelo en [gemachtigde], en de minister, vertegenwoordigd door mr. P. Bakker Schut, ambtenaar bij het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 5 van de Regeling beëindiging veehouderijtakken, een ministeriële regeling op grond van artikel 4 van de Kaderwet LNV-subsidies, verstrekt de minister op aanvraag subsidie voor de beëindiging van een of meer veehouderijtakken op een bedrijf.
Ingevolge artikel 9, eerste lid, verstrekt de minister, indien beëindiging van een of meer veehouderijtakken als bedoeld in artikel 7 plaatsvindt, naast de subsidie, bedoeld in artikel 5, eerste lid, op aanvraag een subsidie voor de afbraak van de gebouwen, bestemd voor de uitoefening van de veehouderijtakken die worden beëindigd, met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 10 tot en met 13.
Ingevolge artikel 25, eerste lid, worden de varkens, indien de varkenstak wordt beëindigd, uiterlijk twaalf maanden nadat de subsidie is verleend, van het bedrijf afgevoerd.
Ingevolge artikel 26 voert de aanvrager nadat een of meer van de termijnen, bedoeld in artikel 25, zijn aangevangen, op zijn bedrijf geen dieren meer aan die behoren tot de veehouderijtak die wordt beëindigd.
Ingevolge artikel 33 betaalt de aanvrager, indien de beschikking tot subsidievaststelling ten nadele van de subsidieontvanger is gewijzigd, de door hem ontvangen subsidiebedragen en voorschotten terug op eerste vordering van de minister vermeerderd met de wettelijke rente over de periode van de datum van uitbetaling tot het tijdstip van voldoening.
2.2. Volgens artikel 8, tweede lid, van de Beleidsregels uitvoering Regeling beëindiging veehouderijtakken (hierna: de Beleidsregels) van 15 juli 2004, gepubliceerd in de Staatscourant van 20 juli 2004 (Stcrt. nr. 136, p. 21) wordt het totale subsidiebedrag met 20 procent verminderd indien niet is voldaan aan artikel 26 van de Regeling.
2.3. Bij besluit van 29 januari 2001 heeft de minister [appellant] een subsidie op grond van de Regeling verleend ten bedrage van in totaal ƒ 1.010.620,00 (€ 458.599,36) voor de beëindiging van zijn varkensbedrijf en de sloop van de bedrijfsgebouwen op de locaties [locatie sub 1] te [plaats] en [locatie sub 2] te [plaats].
Bij besluit van 1 februari 2002 heeft de minister de verleende subsidie vastgesteld op een totaalbedrag van € 458.599,36, bestaande uit € 219.434,50 voor beëindiging van zijn varkensbedrijf en € 239.164,86 voor de sloop van de bedrijfsgebouwen.
Bij besluit van 6 juni 2006 heeft de minister zijn besluit van 1 februari 2002 gedeeltelijk gewijzigd. Daarbij heeft de minister de subsidie voor de sloop van de bedrijfsgebouwen met 100 procent gekort, de bijdrage voor de beëindiging van het varkensbedrijf met 20 procent gekort, en het aldus gekorte bedrag van € 283.051,76, vermeerderd met de wettelijke rente, van [appellant] teruggevorderd. Daaraan heeft de minister ten grondslag gelegd dat tijdens een controle door de Algemene Inspectiedienst van 2 februari 2006 is gebleken dat niet alle gebouwen waarvoor subsidie is verleend overeenkomstig de Regeling zijn afgebroken en dat voorts, in strijd met artikel 26 van de Regeling, na het besluit tot subsidieverlening nog dieren zijn aangevoerd op het bedrijf.
Bij besluit van 19 juni 2007 heeft de minister het daartegen door [appellant] gemaakte bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard en alsnog subsidie vastgesteld voor de bedrijfsgebouwen die wel zijn gesloopt. De totale subsidie voor die bedrijfsgebouwen is op grond van artikel 8 van de Beleidsregels met 20 procent gekort. Daarmee is de subsidie voor de sloop van de bedrijfsgebouwen vastgesteld op een totaalbedrag van € 173.268,96.
2.4. In hoger beroep is alleen de korting van 20 procent op de sloopsubsidie die de minister heeft toegepast op de grond dat na het besluit tot subsidieverlening nog varkens zijn aangevoerd op het bedrijf van [appellant] aan de orde. Dat deze varkens na het besluit tot subsidieverlening van 29 januari 2001 nog zijn aangevoerd op het bedrijf van [appellant] is niet in geschil.
2.5. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de minister de vastgestelde subsidie kon wijzigen, op de grond dat op zijn bedrijf na het besluit tot subsidieverlening nog varkens zijn aangevoerd. Daartoe voert hij aan dat in het besluit tot subsidieverlening niets is vermeld ten aanzien van de aanvoer van varkens en dat deze bovendien buiten zijn medeweten zijn aangevoerd. Voorts heeft de rechtbank volgens [appellant] ten onrechte geoordeeld dat de door de minister toegepaste korting van 20 procent op de totale sloopsubsidie niet onevenredig is. Volgens hem heeft de aanvoer van varkens de sloop van de bedrijfsgebouwen niet opgehouden, zodat geen sprake is geweest van strijd met de doelen van de Regeling. Verder wijst hij erop dat hij ook al is gekort op de subsidie voor de beëindiging en de sloop van zijn bedrijf te Lievelde (zaak nr. 200801594/1).
2.5.1. De rechtbank heeft terecht overwogen dat de omstandigheid dat de verplichting met betrekking tot het niet langer aanvoeren van dieren niet is vermeld in het besluit tot subsidieverlening [appellant] niet kan baten, reeds omdat die verplichting voortvloeit uit artikel 26 van de Regeling. [appellant] wordt als subsidieontvanger geacht bekend te zijn met die verplichting. Dat geen dieren meer mogen worden aangevoerd na het besluit tot subsidieverlening is bovendien vermeld in het vaststellingsformulier dat als bijlage bij het verleningsbesluit aan [appellant] is toegezonden. De rechtbank heeft verder terecht overwogen dat [appellant] als subsidieontvanger verantwoordelijk blijft voor het nakomen van de aan de subsidie verbonden verplichtingen. Dat de varkens buiten zijn medeweten zouden zijn aangevoerd, kan hem daarom evenmin baten.
Het beleid met betrekking tot de vermindering van de subsidie dat de minister aan het besluit op bezwaar van 29 juni 2007 ten grondslag heeft gelegd is, zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 14 maart 2007 in zaak nr. 200606328/1), niet onredelijk. Dat de aanvoer van varkens volgens [appellant] in zijn geval niet in strijd zou zijn gekomen met de doelstellingen van de Regeling vormt, wat daarvan ook zij, geen reden om af te wijken van artikel 8 van de Beleidsregels. De korting van de subsidie voor de beëindiging en sloop van de bedrijfslocatie te Lievelde is in dit geding niet aan de orde. Die korting kan dus geen aanleiding vormen om in het voorliggende geval een uitzondering op de Beleidsregels te maken. De rechtbank is daarom terecht tot de slotsom gekomen dat geen sprake is van strijd met artikel 3:4, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht noch van bijzondere omstandigheden als bedoeld in artikel 4:84 van de Awb, op grond waarvan de minister van zijn Beleidsregels had moeten afwijken.
2.6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. W. Konijnenbelt, voorzitter, en mr. P.A. Offers en mr. D. Roemers, leden, in tegenwoordigheid van mr. L. Groenendijk, ambtenaar van Staat.
w.g. Konijnenbelt w.g. Groenendijk
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 31 december 2008
47-496.