
Jurisprudentie
BG8621
Datum uitspraak2008-12-31
Datum gepubliceerd2008-12-31
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200802875/1 en 200802755/1
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-12-31
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200802875/1 en 200802755/1
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij besluit van 26 juni 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Dronten (hierna: het college) een nadere eis gesteld met betrekking tot de inrichting van [appellant sub 1] aan de [locatie] te [plaats].
Uitspraak
200802875/1 en 200802755/1.
Datum uitspraak: 31 december 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in de gedingen tussen:
1. [appellant sub 1], wonend te [woonplaats], gemeente Dronten,
2. [appellant sub 2], wonend te [woonplaats], gemeente Dronten,
en
het college van burgemeester en wethouders van Dronten,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 26 juni 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Dronten (hierna: het college) een nadere eis gesteld met betrekking tot de inrichting van [appellant sub 1] aan de [locatie] te [plaats].
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] en [appellant sub 2] bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 26 februari 2008 heeft het college de bezwaren van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] ongegrond verklaard en een maatwerkvoorschrift op grond van artikel 2.20 van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (hierna: het Activiteitenbesluit) gesteld ter vervanging van de nadere eis.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 16 april 2008, en [appellant sub 2] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 21 april 2008, beroep ingesteld. [appellant sub 2] heeft zijn beroep aangevuld bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 20 mei 2008.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het college en [appellant sub 1] hebben nadere stukken ingediend. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.
De zaken zijn door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaken ter zitting behandeld op 14 november 2008, waar [appellant sub 1], in persoon en bijgestaan door mr. H.E. Davelaar, advocaat te Zwolle, [appellant sub 2], in persoon en bijgestaan door mr. J.A.J.M. van Houtum, en het college, vertegenwoordigd door G.E. Topper-Meijering en W. Okken, ambtenaren van de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Op enig moment vóór 2000 heeft [appellant sub 1] aan de [locatie] te [plaats] een inrichting opgericht voor de opslag van uien en aardappelen. In 2005 heeft [appellant sub 2] naastgelegen grond gekocht voor de bouw van een woning. De afstand tussen de inmiddels gebouwde woning van [appellant sub 2] en de inrichting van [appellant sub 1] bedraagt 15 meter.
2.2. Bij het besluit van 26 juni 2007 heeft het college een nadere eis gesteld als bedoeld in artikel 5, eerste lid, aanhef en onder a, van het Besluit opslag- en transportbedrijven (hierna: het Besluit) met betrekking tot het geluidniveau waaraan de inrichting moet voldoen. Bij de nadere eis is een hoger geluidniveau gesteld voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau, te weten 55 dB(A) op de gevel van woningen in de dag-, avond- en nachtperiode, waarbij is gewaarborgd dat de etmaalwaarde van 35 dB(A) binnen woningen niet wordt overschreden. Bij het bestreden besluit van 26 februari 2008 is de geluidnorm van 55 dB(A) gehandhaafd.
2.3. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] kunnen zich niet verenigen met de gestelde geluidnorm van 55 dB(A).
[appellant sub 1] voert aan dat de vaststelling in het primaire besluit dat de etmaalwaarde van 35 dB(A) binnen de woning van [appellant sub 2] niet wordt overschreden, niet overeenstemt met de door partijen gesloten mediationovereenkomst van 6 december 2005, waarin is vermeld dat een binnenniveau van 35 dB(A) in de woning is toegestaan. Volgens [appellant sub 1] betekent de bij het maatwerkvoorschrift gestelde geluidnorm een beperking van zijn geluidruimte, omdat bij een etmaalwaarde een aftrek moet worden toegepast van 5 dB(A) en 10 dB(A) voor onderscheidenlijk de avond- en nachtperiode, terwijl volgens de overeenkomst zowel in de dag-, avond-, en nachtperiode een maximale geluidbelasting van 35 dB(A) geldt. Voorts voert [appellant sub 1] aan dat, uitgaande van een isolatiewaarde van 30 dB(A) van de woning van [appellant sub 2], de gestelde geluidnorm hoger had moeten zijn dan 55 dB(A), namelijk 65 dB(A).
2.3.1. [appellant sub 2] betoogt dat de geluidgrenswaarden voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau van het Activiteitenbesluit van 50, 45, en 40 dB(A) in onderscheidenlijk de dag-, avond-, en nachtperiode worden overschreden. Daarnaast blijkt volgens hem uit de opgestelde geluidrapporten dat volstaan had kunnen worden met een lagere geluidgrenswaarde van 53 dB(A).
2.3.2. De Afdeling overweegt allereerst dat ingevolge artikel 2.20, eerste en tweede lid, van het Activiteitenbesluit alleen een hogere geluidwaarde mag worden toegestaan, indien in geluidsgevoelige ruimten dan wel verblijfsruimten van gevoelige gebouwen, die zijn gelegen binnen de akoestische invloedssfeer van de inrichting, een etmaalwaarde van maximaal 35 dB(A), dat wil zeggen 35, 30 en 25 dB(A) in onderscheidenlijk de dag-, avond- en nachtperiode, wordt gewaarborgd. Reeds hierom is het niet mogelijk om - zoals [appellant sub 1] wenst - een hogere geluidwaarde toe te staan waarbij een binnenniveau geldt van 35 dB(A) in de dag-, avond- en nachtperiode.
2.3.3. Voor het bepalen van de door de inrichting veroorzaakte geluidbelasting heeft het college zich gebaseerd op twee akoestische rapporten, te weten een rapport van 9 oktober 2006 van Milcura en een rapport van 5 oktober 2007 van Alpha Akoestiek B.V. Uit laatstgenoemd rapport blijkt dat de geluidbelasting op de woning van [appellant sub 2] 53,6 dB(A) bedraagt. [appellant sub 1] heeft niet aannemelijk gemaakt dat een hogere geluidnorm dan 55 dB(A) voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau nodig is voor zijn bedrijfsvoering. Ten aanzien van de stelling van [appellant sub 2] dat de geluidgrenswaarden voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau van het Activiteitenbesluit worden overschreden en dat met een lagere waarde dan 55 dB(A) had kunnen volstaan, overweegt de Afdeling dat het college beleidsvrijheid toekomt bij de beantwoording van de vraag of gebruik wordt gemaakt van de bevoegdheid om nadere eisen en maatwerkvoorschriften te stellen en daarbij verschillende belangen tegen elkaar kan afwegen. Gezien de omstandigheid dat de woning van [appellant sub 2] is gelegen op een industrieterrein, ziet de Afdeling in het betoog van [appellant sub 2] geen aanleiding voor het oordeel dat het college niet in redelijkheid een hoger geluidniveau van 55 dB(A) heeft kunnen toestaan.
2.3.4. De beroepsgronden falen.
2.4. [appellant sub 2] en [appellant sub 1] voeren aan dat het bestreden besluit ondeugdelijk is gemotiveerd, omdat daarin alleen wordt verwezen naar het advies van de bezwaarschriftencommissie en dit advies onvolledig is.
2.4.1. In artikel 3:49 van de Algemene wet bestuursrecht is bepaald dat ter motivering van een besluit of een onderdeel daarvan kan worden volstaan met een verwijzing naar een met het oog daarop uitgebracht advies, indien het advies zelf de motivering bevat en van het advies kennis is of wordt gegeven.
2.4.2. In het bestreden besluit wordt ter motivering van het dictum verwezen naar het ten behoeve van het besluit opgestelde advies van de Commissie Bezwaarschriften van de gemeente Dronten. Dit advies bevat de motivering van het bestreden besluit. Nu in het advies van de Commissie Bezwaarschriften wordt gereageerd op alle door [appellant sub 2] en [appellant sub 1] ingebrachte bezwaren, valt niet in te zien waarom dit advies onvolledig is. Het advies van de Commissie Bezwaarschriften is als bijlage bij de beslissing op bezwaar gevoegd. Het vorenstaande in aanmerking genomen treft deze beroepsgrond, gelet op het bepaalde in artikel 3:49 van de Algemene wet bestuursrecht, geen doel.
2.5. [appellant sub 2] voert tevens aan dat de bij besluit van 26 juni 2007 gestelde nadere eis is vervallen, nu de inrichting van [appellant sub 1] sinds 1 januari 2008 onder de reikwijdte van het Activiteitenbesluit valt en het besluit tot vaststelling van de nadere eis op 1 januari 2008 nog niet onherroepelijk was.
2.5.1. In het bij het bestreden besluit overgenomen advies van de Commissie Bezwaarschriften wordt terecht overwogen dat de nadere eis nog niet onherroepelijk zal zijn ten tijde van het bestreden besluit en wordt geadviseerd de nadere eis bij het bestreden besluit opnieuw vast te stellen als maatwerkvoorschrift zoals bedoeld in artikel 2.20 van het Activiteitenbesluit. Aldus is het bij de nadere eis gestelde voorschrift niet komen te vervallen. De beroepsgrond faalt.
2.6. De beroepen zijn ongegrond.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart de beroepen ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Kreveld, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. Fransen, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Kreveld w.g. Fransen
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 31 december 2008
407-584.