
Jurisprudentie
BG8617
Datum uitspraak2008-12-24
Datum gepubliceerd2008-12-31
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200808147/1
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter
Datum gepubliceerd2008-12-31
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200808147/1
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter
Indicatie
Bij besluit van 30 september 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van Den Haag (hierna: het college) besloten om met toepassing van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (hierna: het Activiteitenbesluit) maatwerkvoorschriften te stellen voor een horecagelegenheid aan de [locatie] te [plaats].
Uitspraak
200808147/1.
Datum uitspraak: 24 december 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker], gevestigd te [plaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 30 september 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van Den Haag (hierna: het college) besloten om met toepassing van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (hierna: het Activiteitenbesluit) maatwerkvoorschriften te stellen voor een horecagelegenheid aan de [locatie] te [plaats].
Tegen dit besluit heeft [verzoeker], exploitant van de inrichting, bezwaar gemaakt. Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 7 november 2008, heeft [verzoeker] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 12 december 2008, waar [verzoeker], in persoon en bijgestaan door mr. M.P.A. Oogjen, advocaat te Woerden, en door ir. J.F.C. Kupers, deskundige, en het college, vertegenwoordigd door R.A.R. Biekman, ing. H.C.G.M. Bastiaansen en R. Boender, allen werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. [verzoeker] klaagt in zijn verzoekschrift dat het bij het bestreden besluit gestelde maatwerkvoorschrift b in de nachtperiode ten onrechte 5 dB(A) minder geluidruimte toestaat dan is berekend in het in zijn opdracht door Kupers & Niggebrugge B.V. opgestelde geluidrapport van 22 juli 2008 (hierna: het geluidrapport).
2.2. Ingevolge maatwerkvoorschrift b van het bestreden besluit, voor zover thans van belang, moet de in maatwerkvoorschrift a genoemde muziekinstallatie zodanig zijn afgesteld dat geen hoger equivalent geluidniveau, gebaseerd op het popmuziekspectrum, kan optreden dan 63 dB(A) in de nachtperiode tussen 23.00 en 07.00 uur. Deze waarde geldt voor de gehele inrichting.
2.3. In het geluidrapport is berekend dat bij een afstelling van de muziekinstallatie op 68 dB(A) in de nachtperiode nog kan worden voldaan aan de op grond van het Activiteitenbesluit in acht te nemen grenswaarden voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau. In het bestreden besluit is ervan uitgegaan dat hiervoor een afstelling van de muziekinstallatie op 63 dB(A) noodzakelijk is. Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting is niet duidelijk geworden welke van deze waarden juist is. Voor zover het college stelt dat het geluidrapport uitkomt op een waarde van 68 dB(A), omdat ten onrechte een bedrijfsduurcorrectie voor muziekgeluid is toegepast, overweegt de voorzitter dat door ir. J.F.C. Kupers ter zitting uitdrukkelijk is verklaard dat deze bedrijfsduurcorrectie bij het opstellen van het geluidrapport niet is toegepast.
2.4. Ter zitting is door [verzoeker] verklaard dat de muziekinstallatie thans vrijwillig is afgesteld op 67 dB(A) in de nachtperiode. Omwonenden hebben tot nu toe geen klachten geuit over geluid op dit niveau. De voorzitter ziet, bij afweging van alle belangen, aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening waarbij deze waarde in de plaats wordt gesteld van de in maatwerkvoorschrift b van het bestreden besluit genoemde waarde van 63 dB(A).
2.5. Het college dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag van 30 september 2008, kenmerk MPM-6332/3015405, voor zover het de in maatwerkvoorschrift b gestelde waarde voor het equivalente geluidniveau tussen 23.00 en 07.00 uur betreft, tot zes weken na de bekendmaking van het besluit op bezwaar, met dien verstande dat indien binnen die termijn wordt verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening, de schorsing doorloopt totdat op dat verzoek is beslist;
II. treft de voorlopige voorziening dat gedurende de onder I genoemde termijn de waarde voor het equivalente geluidniveau als bedoeld in maatwerkvoorschrift b tussen 23.00 en 07.00 uur 67 dB(A) bedraagt;
III. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Den Haag tot vergoeding van bij [verzoeker] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 665,18 (zegge: zeshonderdvijfenzestig euro en achttien cent), waarvan € 644,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de gemeente Den Haag aan [verzoeker] onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
IV. gelast dat de gemeente Den Haag aan [verzoeker] het door hem voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 145,00 (zegge: honderdvijfenveertig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. Th.G. Drupsteen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.P.J.M. van Grinsven, ambtenaar van Staat.
w.g. Drupsteen w.g. Van Grinsven
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 24 december 2008
462.