
Jurisprudentie
BG8615
Datum uitspraak2008-12-24
Datum gepubliceerd2008-12-31
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200807165/2
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter
Datum gepubliceerd2008-12-31
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200807165/2
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter
Indicatie
Bij besluit van 12 augustus 2008, no. 2008/31174, heeft het college van gedeputeerde staten van Limburg (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het door de raad van de gemeente Helden (hierna: de raad) bij besluit van 17 maart 2008 vastgestelde bestemmingsplan "Höltje-Zuid".
Uitspraak
200807165/2.
Datum uitspraak: 24 december 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoekster], wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Limburg,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 12 augustus 2008, no. 2008/31174, heeft het college van gedeputeerde staten van Limburg (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het door de raad van de gemeente Helden (hierna: de raad) bij besluit van 17 maart 2008 vastgestelde bestemmingsplan "Höltje-Zuid".
Tegen dit besluit heeft onder meer [verzoekster] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 7 oktober 2008, beroep ingesteld.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 19 november 2008, heeft [verzoekster] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 11 december 2008, waar [verzoekster], in persoon, en het college, vertegenwoordigd door mr. D.M.T.J. van Zandvoort, ambtenaar in dienst van de provincie, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting de raad, vertegenwoordigd door ing. C.P.M. Duif en P.H.J. Maessen, ambtenaren in dienst van de gemeente, als partij gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het plan voorziet in de bouw van 17 woningen aan de zuidzijde van Helden aansluitend op de bestaande bebouwing aan de Neerseweg en het woongebied 't Höltje. Van de 17 woningen worden er 11 gebouwd in het kader van de Ruimte voor Ruimte-regeling (hierna: RvR-regeling). De overige zes woningen worden projectmatig ontwikkeld.
2.3. [verzoekster] acht het onjuist dat de in het plan voorziene woningen uitsluitend vanwege financiële motieven worden gebouwd in landschappelijk waardevol gebied waar woningbouw eerder niet werd toegelaten. Verder stelt zij dat de RvR-regeling in dit geval onjuist is toegepast. Ten slotte betoogt [verzoekster] dat het plangebied als foerageergebied wordt gebruikt voor bruine en grijze grootoor-vleermuizen.
2.4. Het college betoogt dat de RvR-regeling is ontstaan als gevolg van de Regeling Beëindiging Veehouderij (hierna: RBV) en is gericht op de kwaliteitsverbetering van het buitengebied. Met de bouw van zogenoemde compensatiewoningen worden de voorgesubsidieerde sloopsubsidies terugverdiend. Omdat het bebouwde oppervlak van één compensatiewoning kleiner is dan de omvang van de daarvoor benodigde 1.000 m2 aan gesloopte stallen draagt de RvR-regeling in belangrijke mate bij aan de ontstening van het buitengebied, aldus het college. Verder voert het college aan dat dit plan samenhangt met het bestemmingsplan "Locatie Stox" welk plan eveneens RvR-woningen mogelijk maakt. Per saldo, zo stelt het college, leveren deze plannen een dubbele kwaliteitsverbetering op in het buitengebied, reden waarom het college heeft ingestemd met het plan.
2.5. Kern van de RvR-regeling is dat bij beëindiging van de bedrijfsactiviteiten van een intensieve veehouderij en de sloop van de agrarische bedrijfsbebouwing aan de agrariër een sloopsubsidie wordt toegekend, welke subsidie later wordt terugverdiend met de bouw van een zogenoemde compensatiewoning. Wel is vereist dat de bouw van de compensatiewoning uitsluitend plaatsvindt in de directe nabijheid van een bebouwingsconcentratie en moet aansluiten op bestaande bebouwing, bij voorkeur op de bebouwde kom. Bovendien moet de bouw van één woning samenhangen met de sloop van 1.000 m2 aan agrarische bedrijfsbebouwing en de inlevering van de milieurechten.
Blijkens de plantoelichting heeft de gemeente Helden in het kader van de RvR-regeling een woningbouwopgave van 29 woningen om de voorgefinancierde sloopsubsidies terug te verdienen. In Helden wordt met het onderhavige plan en het bestemmingsplan "Locatie Stox" in deze woningbouwopgave voorzien. Daarvan zijn 11 zogenoemde compensatiewoningen in dit plan voorzien en 12 compensatiewoningen op de locatie Stox.
2.6. Vaststaat dat het totale aantal van 17 woningen (11 compensatiewoningen en zes projectmatige woningen) in dit plan allemaal buiten de zogenoemde provinciale rode contour worden gebouwd. De 12 compensatiewoningen binnen de locatie Stox zijn daarentegen allemaal binnen de rode contour van Helden voorzien.
In de op 24 juni 2005 vastgestelde herziening van het Provinciaal Omgevingsplan 2001 is voor de kernen van Noord- en Midden Limburg een contourenbeleid geformuleerd. De verbale rode contour bevindt zich op de grens van stads- en dorpsgebied en is erop gericht om uitbreidingen van het stedelijk ruimtebeslag buiten de rode contour, en derhalve in het buitengebied, terug te dringen. Blijkens het contourenbeleid, dat in het Provinciaal Omgevingsplan 2006 is gehandhaafd, zijn "rode" ontwikkelingen buiten de contour echter onder voorwaarden mogelijk. Zo zijn woningbouwontwikkelingen mogelijk mits er tevens kwaliteitsbevorderende maatregelen worden getroffen. Deze zijn echter niet nodig indien het woningbouwontwikkelingen betreffen die een bijdrage leveren aan het project Ruimte voor Ruimte omdat voor die woningen al kwaliteitsbevorderende maatregelen zijn uitgevoerd.
2.7. De voorzitter overweegt dat de RvR-regeling en de RBV in samenhang bezien een bijdrage leveren aan de kwaliteitsverbetering van het buitengebied. De bouw van compensatiewoningen om de het kader van de RBV verstrekte sloopsubsidies terug te verdienen moet dan ook naar het voorlopig oordeel van de voorzitter in samenhang worden bezien met deze kwaliteitsverbetering. Derhalve kan niet staande worden gehouden dat het plan enkel financiële motieven dient.
Wat betreft de voorwaarden voor toepassing van de RvR-regeling heeft het college in zijn besluit alsook ter zitting betoogd dat hieraan wordt voldaan nu de woningen aansluitend aan de bebouwde kom worden gebouwd en uit onderzoek niet is gebleken dat de bouw van de woningen leidt tot een onevenredige aantasting van landschappelijke, cultuurhistorische, natuurlijke en/of waterhuishoudkundige waarden. In dit verband heeft de raad ter zitting aangevoerd dat uit de quick-scan die ten behoeve van dit plan is uitgevoerd, is gebleken dat de aanwezigheid van vleermuizen in het plangebied is uit te sluiten omdat geschikte bebouwing of oude bomen ontbreken. Het feit dat op enige afstand van het plangebied vleermuizen zijn waargenomen is naar het oordeel van de voorzitter op voorhand onvoldoende om te kunnen stellen dat het plan in strijd met de natuurwetgeving is goedgekeurd.
Verzoekster voert verder aan dat de in dit plan voorziene bouw van zes projectmatige woningen buiten de rode contour in strijd is met het contourenbeleid. Het college en de raad hebben in dit verband betoogd dat de hiervoor benodigde tegenprestatie reeds is geleverd omdat voor de bouw van de 12 compensatiewoningen waarin het plan "Locatie Stox" voorziet de tegenprestatie, in de vorm van 12.000 m2 gesloopte stallen, niet wordt benut. Deze woningen zijn immers voorzien binnen de rode contour waarvoor geen tegenprestatie is vereist. Vanwege de samenhang tussen beide bestemmingsplannen en onder de voorwaarde dat de resterende 6.000 m2 niet op een later tijdstip worden ingezet voor de bouw van nog zes woningen buiten de contour, heeft het college met het plan ingestemd. De voorzitter ziet vooralsnog geen aanleiding voor het oordeel dat dit standpunt in strijd is met het provinciale beleid.
2.8. Gelet op het voorgaande ziet de voorzitter geen aanleiding voor het oordeel dat afweging van de betrokken belangen het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigt, reden waarom hij het verzoek afwijst.
2.9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. R.J. Hoekstra, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. G.A. van der Sluijs, ambtenaar van Staat.
w.g. Hoekstra w.g. Van der Sluijs
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 24 december 2008
461.