Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG8288

Datum uitspraak2008-12-24
Datum gepubliceerd2008-12-24
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200800490/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 27 november 2007 heeft het college van gedeputeerde staten van Gelderland (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het door de raad van de gemeente Elburg (hierna: de raad) bij besluit van 25 juni 2007 vastgestelde bestemmingsplan "Vossenakker" (hierna: het plan).


Uitspraak

200800490/1. Datum uitspraak: 24 december 2008 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak in het geding tussen: de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid De Duinzoom B.V., gevestigd te Elburg, appellante, en het college van gedeputeerde staten van Gelderland, verweerder. 1. Procesverloop Bij besluit van 27 november 2007 heeft het college van gedeputeerde staten van Gelderland (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het door de raad van de gemeente Elburg (hierna: de raad) bij besluit van 25 juni 2007 vastgestelde bestemmingsplan "Vossenakker" (hierna: het plan). Tegen dit besluit heeft de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid De Duinzoom B.V. (hierna: De Duinzoom) bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 18 januari 2008, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 14 februari 2008. De raad heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven. Het college van burgemeester en wethouders van Elburg heeft namens de raad een nader stuk ingediend. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 14 oktober 2008, waar De Duinzoom, vertegenwoordigd door mr. J. van Groningen, advocaat te Middelharnis, en het college, vertegenwoordigd door mr. A. Pol, ambtenaar in dienst van de provincie, zijn verschenen. Voorts is als partij gehoord de raad, vertegenwoordigd door G.A.M. Steentjes en mr. drs. M. Braakensiek, ambtenaren in dienst van de gemeente. 2. Overwegingen 2.1. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO), gelezen in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), rust op het college de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te onderzoeken of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dient hij rekening te houden met de aan de raad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast heeft het college er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht. 2.2. Het plan voorziet, voor zover hier van belang, in een uit te werken woonbestemming voor de bouw van 140 tot 160 woningen en een VMBO-school ten oosten van Elburg. 2.3. De Duinzoom betoogt dat ten onrechte goedkeuring is verleend aan het plandeel met de bestemming "Wonen - Uit te werken (W - U)" in de nabijheid van haar agrarisch perceel aan het Oostendorperwegje 1. Daartoe voert zij aan dat het college ten onrechte heeft gesteld dat de tussen deze bestemming en het perceel van De Duinzoom gelegen agrarische bedrijfswoning van derden in verband met geurnormen reeds een belemmering vormt voor een verdere uitbreiding van haar agrarisch bedrijf. De Duinzoom stelt verder dat uitbreiding van de bebouwde kom in de richting van haar perceel als gevolg van het bestreden plandeel zal leiden tot een beperking van haar bedrijfsontwikkeling, omdat de bebouwde kom daardoor komt te liggen binnen de op grond van de Wet geurhinder en veehouderij (hierna: de Wgv) minimaal aan te houden afstand tot het bedrijf. 2.3.1. Het college heeft in het bestreden besluit ingestemd met de reactie van de raad op de ingebrachte zienswijze. De raad stelt zich daarin op het standpunt dat in de huidige situatie de nabijgelegen bestaande bedrijfswoning van derden het bedrijf van De Duinzoom reeds belemmerd in haar uitbreidingsmogelijkheden. Hij sluit overigens niet uit dat deze belemmering met de verplaatsing van het emissiepunt kan worden opgeheven. In dat geval zijn de drie bestaande woningen, die als gevolg van het plan deel gaan uitmaken van de bebouwde kom en daardoor komen te liggen binnen de op grond van de Wgv aan te houden afstand tot het bedrijf, echter evenmin een belemmering voor de uitbreiding van De Duinzoom. Deze woningen zijn volgens de raad namelijk aan te merken als een bijzondere situatie, omdat het een lang bestaande woonsituatie betreft en ter plaatse geen nieuwe woningen gerealiseerd worden. Verder is de raad van oordeel dat het belang van woningbouw zwaarder dient te wegen dan het belang van De Duinzoom. 2.3.2. De Duinzoom exploiteert een rundveehouderij in de nabijheid van het plangebied. Blijkens de plantoelichting valt De Duinzoom onder het toepassingsbereik van het Besluit landbouw milieubeheer (hierna: het Besluit) en is bij het projecteren van de nieuwe woonbebouwing, rekening houdend met de afstandsbepalingen uit het Besluit, uitgegaan van een aan te houden afstand van 100 meter. Op het naast het perceel van De Duinzoom gelegen perceel bevindt zich een agrarische bedrijfswoning van derden. Tussen de in het plan voorziene woonwijk en het perceel van De Duinzoom staan voorts drie woningen, welke zich op een afstand van minder dan 100 meter tot de rundveehouderij bevinden. Als gevolg van het plan wordt volgens De Duinzoom voor wat betreft deze woningen niet meer aan de afstandsnorm van 100 meter uit het Besluit voldaan en zal De Duinzoom vergunningplichtig worden. 2.3.3. Het regime inzake geurhinder door vergunningplichtige veehouderijen is neergelegd in de Wet geurhinder en veehouderij (hierna: Wgv). Ingevolge artikel 1 van de Wgv wordt onder een geurgevoelig object verstaan een gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en dat daarvoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt. Ingevolge artikel 4, eerste lid, bedraagt de afstand tussen een veehouderij waar dieren worden gehouden van een diercategorie waarvoor niet bij ministeriële regeling een geuremissiefactor is vastgesteld ten minste 100 meter indien het geurgevoelige object binnen de bebouwde kom is gelegen, en ten minste 50 meter indien het geurgevoelige object buiten de bebouwde kom is gelegen. Ingevolge artikel 6, derde lid, voor zover hier van belang, kan bij gemeentelijke verordening worden bepaald dat binnen een deel van het grondgebied van de gemeente een andere afstand van toepassing is dan de afstand, genoemd in artikel 4, eerste lid, met dien verstande dat deze ten minste 50 meter bedraagt indien het geurgevoelige object binnen de bebouwde kom is gelegen. 2.3.4. De agrarische bedrijfswoning op het naastgelegen perceel ligt buiten de bebouwde kom, zodat op grond van de Wgv ten opzichte van deze woning een afstand van ten minste 50 meter moet worden aangehouden. Deze afstand wordt ingevolge artikel 4, eerste lid, van de Regeling geurhinder en veehouderij gemeten vanaf de buitenzijde van het geurgevoelig object tot het dichtstbijzijnde emissiepunt. Niet in geschil is dat voornoemde woning ten tijde van het bestreden besluit op minder dan 50 meter afstand van de gevel van de bestaande veestal van De Duinzoom lag en daardoor een belemmering vormde voor een uitbreiding door dit bedrijf. De Duinzoom heeft aangevoerd dat op relatief eenvoudige wijze, namelijk door het dichtmaken van de openingen in deze stal die binnen 50 meter van de bedrijfswoning liggen, in zoverre aan de afstandseisen uit de Wgv kan worden voldaan. In het bestreden besluit is, zoals in 2.3.1. is overwogen, bij de beoordeling van de uitbreidingsmogelijkheden van het bedrijf met de door De Duinzoom gedane suggestie rekening gehouden, zodat in zoverre aan het betoog voorbij kan worden gegaan. Zoals blijkt uit het bestreden besluit en ter zitting door de raad is bevestigd, gaan de drie bestaande woningen in het plangebied als gevolg van het plan deel uit maken van de bebouwde kom als bedoeld in de Wgv. De aan te houden afstand tussen De Duinzoom en de bebouwde kom bedraagt op grond van de Wgv ten minste 100 meter. Binnen deze afstand liggen de drie bestaande woningen, waardoor voor deze woningen niet langer aan de vereiste afstand uit de Wgv wordt voldaan. De uitbreidingsmogelijkheden van De Duinzoom worden dan ook beperkt doordat de drie bestaande woningen als gevolg van het plan deel gaan uitmaken van de bebouwde kom. Ten aanzien van het standpunt van het college dat de drie bestaande woningen geen belemmering vormen voor de uitbreiding van De Duinzoom omdat sprake is van een bijzondere situatie aangezien het een lang bestaande woonsituatie betreft en binnen de aan te houden afstand op grond van de Wgv geen nieuwe woningen gerealiseerd zullen worden, overweegt de Afdeling dat de Wgv niet voorziet in de mogelijkheid om op grond van omstandigheden als geschetst zonder meer voorbij te gaan aan de uit die wet voortvloeiende afstandsnormen. De Afdeling zal het standpunt van de raad en het college opvatten als een beroep op de in artikel 6, derde lid, van de Wgv vervatte mogelijkheid om bij verordening af te wijken van de in de Wgv neergelegde afstandsnormen, welke mogelijkheid de raad bij de beantwoording van de zienswijze heeft aangegeven. Vast staat dat ten tijde van het bestreden besluit geen gemeentelijke verordening van kracht was waarin is bepaald dat voor het desbetreffende gebied een andere afstand van toepassing is dan de afstand genoemd in artikel 4, eerste lid, van de Wgv. De omstandigheid dat ter zitting door de raad is meegedeeld dat na inventarisatie zo spoedig mogelijk een gemeentelijke verordening zal worden opgesteld, maakt dit niet anders. Gelet op het voorgaande worden, als gevolg van de in het plan voorziene uit te werken woonbestemming, de in de Wgv bij vergunningverlening voor eventuele uitbreiding van De Duinzoom geldende afstandsnormen ter plaatse van de bestaande woningen niet langer gehaald. Anders dan waarvan de raad bij de vaststelling van het plan is uitgegaan, wordt De Duinzoom, bij gebrek aan een verordening waarbij van deze afstandsnormen wordt afgeweken, door het bestreden plandeel dan ook in haar uitbreidingsmogelijkheden belemmerd. Het plan is in zoverre vastgesteld in strijd met de bij het voorbereiden daarvan te betrachten zorgvuldigheid. Het betoog slaagt. 2.4. De conclusie is dat hetgeen De Duinzoom heeft aangevoerd aanleiding geeft voor het oordeel dat het plan, voor zover dit ziet op het plandeel met de bestemming "Wonen - Uit te werken (W - U )" in het noordelijk deel van het plangebied, is vastgesteld in strijd met artikel 3:2 van de Awb. Door het plan niettemin goed te keuren, heeft het college in zoverre gehandeld in strijd met dit artikel in samenhang met artikel 10:27 van de Awb. Het beroep is gegrond, zodat het bestreden besluit dient te worden vernietigd. Uit het vorenstaande volgt dat er rechtens maar één te nemen besluit mogelijk is, zodat de Afdeling aanleiding ziet om goedkeuring te onthouden aan dit plandeel. 2.5. Gelet op het voorgaande behoeven de overige beroepsgronden geen bespreking meer. 2.6. Het college dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: I. verklaart het beroep gegrond; II. vernietigt het besluit van het college van gedeputeerde staten van Gelderland van 27 november 2007, kenmerk 2007-010279, voor zover daarbij goedkeuring is verleend aan het plandeel met de bestemming "Wonen - Uit te werken (W - U)" in het noordelijk deel van het plangebied; III. onthoudt goedkeuring aan het onder II genoemde plandeel; IV. bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het besluit van 27 november 2007; V. veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Gelderland tot vergoeding van bij de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid De Duinzoom B.V. in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de provincie Gelderland aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid De Duinzoom B.V. onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald; VI. gelast dat de provincie Gelderland aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid De Duinzoom B.V. het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 285,00 (zegge: tweehonderdvijfentachtig euro) vergoedt. Aldus vastgesteld door mr. M. Oosting, voorzitter, en mr. W. van den Brink en mr. S.J.E. Horstink-von Meyenfeldt, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.P.F. Boermans, ambtenaar van Staat. w.g. Oosting w.g. Boermans voorzitter ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 24 december 2008 429-586.