
Jurisprudentie
BG8054
Datum uitspraak2008-12-23
Datum gepubliceerd2008-12-23
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers06-460438/08
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-12-23
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers06-460438/08
Statusgepubliceerd
Indicatie
De vader die zijn minderjarige dochtertje zonder toestemming van haar moeder heeft meegenomen naar Tunesie is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 16 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk. Ook dient hij een schadevergoeding van ruim € 7.000,-- te betalen.
De veroordeelde wist dat hij geen toestemming zou krijgen om zijn dochtertje, waarover hij geen gezag heeft, mee te nemen naar Tunesië. Hij heeft naar de moeder voorgedaan dat hij in juli 2008 twee dagen met zijn dochterje naar Parijs zou gaan. In werkelijkheid was hij al van plan om vanuit Parijs naar Tunesië te vertrekken. Het verblijf in Tunesië heeft ongeveer drie maanden geduurd.
Uitspraak
RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06-460438/08
Uitspraak d.d.: 23 december 2008
Tegenspraak/ dip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats] op [1968],
wonende te [adres en plaats].
Raadsman: mr. Spruijt te Amsterdam
1. Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
9 december 2008.
2. De tenlastelegging
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting is gewijzigd is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 19 juli 2008 tot en met 4 september 2008,
te Apeldoorn en/of (elders) in Nederland, in elk geval in Nederland.
(telkens) opzettelijk een minderjarige, die de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt,
zijnde [dochter] (geboren te [plaats] op [2002]), heeft onttrokken en/of onttrokken gehouden aan het wettig over haar gesteld gezag (aan [moeder], de moeder van genoemde [dochter]) of aan het opzicht van degene die dit desbevoegd over haar uitoefent,
welke onttrekking hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, die [dochter] heeft meegenomen en opzettelijk buiten medeweten van en/of zonder toestemming van die [moeder] heeft gebracht naar een zodanige plaats (in Tunesië), die aan die [moeder] onbekend was en/of zodanig feitelijk buiten de invloedssfeer van die [moeder] lag dat de uitoefening van het gezag door die [moeder] onmogelijk was (geworden);
art 279 lid 2 Wetboek van Strafrecht
3. Bewijsoverweging (voetnoot 1)
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde.
Verdachte heeft het feit zoals ten laste gelegd, bij de politie en ter terechtzitting bekent.
Gelet op de inhoud van het proces-verbaal van aangifte van de moeder van [dochter], mevrouw
[moeder] (voetnoot 2), de bekennende verklaringen van verdachte bij de politie (voetnoot 3) en ter terechtzitting, acht de rechtbank het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. Verdachte heeft zijn [dochter], geboren op [2002] te [plaats], over wie het wettige gezag uitsluitend wordt uitgeoefend door [moeder], op 19 juli 2008 meegenomen naar Tunesië zonder medeweten en toestemming van de moeder. Verdachte is op 4 september 2008 teruggekeerd naar Nederland zonder [dochter]. Op 11 oktober 2008 is [dochter] in Nederland bij haar moeder teruggekeerd.
4. Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij in de periode van 19 juli 2008 tot en met 4 september 2008, te Apeldoorn en/of (elders) in Nederland, opzettelijk een minderjarige, die de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, zijnde [dochter] (geboren te [plaats] op [2002]), heeft onttrokken en onttrokken gehouden aan het wettig over haar gesteld gezag ([moeder], de moeder van genoemde [dochter]), welke onttrekking hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, die
[dochter] opzettelijk buiten medeweten van en zonder toestemming van die [moeder] heeft gebracht naar een zodanige plaats (in Tunesië), die aan die [moeder] onbekend was en zodanig feitelijk buiten de invloedssfeer van die [moeder] lag dat de uitoefening van het gezag door die [moeder] onmogelijk was (geworden).
5. Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
6. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezen verklaarde feit levert op het misdrijf:
onttrekking van een minderjarige aan het wettig gezag/bevoegd opzicht, welke minderjarige beneden de twaalf jaar oud is.
7. Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
8. Oplegging van straf en/of maatregel
8.1
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan een gedeelte van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
8.2
De raadsman heeft verzocht verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, maar een (lange) voorwaardelijke straf, zodat aan de vrees voor herhaling van de moeder tegemoet kan worden gekomen en voor verdachte er een stok achter de deur is om herhaling te voorkomen. Verder is verdachte bereid mee te werken aan een werkstraf, zodat ook aan zijn persoonlijke belangen kan worden tegemoet gekomen, te weten (de voorzetting van) het bedrijf van verdachte.
8.3
De rechtbank acht de na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een zeer ernstig strafbaar feit. Hij heeft zijn toen vijfjarige [dochter] onttrokken aan het wettig over haar gestelde gezag door haar niet zoals voorgesteld, mee te nemen voor een tweedaags verblijf in Euro Disney te Parijs, maar haar zonder medeweten en toestemming van de moeder mee te nemen naar Tunesië. Dit verblijf in Tunesië heeft tot 11 oktober 2008 voortgeduurd. Hierdoor was de moeder niet in staat haar taak als degene die met het gezag over [dochter] is belast, uit te voeren, hetgeen haar, zoals ter zitting door haar raadsvrouwe is aangegeven, veel angst om haar dochter heeft bezorgd en veel verdriet heeft gedaan. Daarnaast heeft hij [dochter] gebracht naar een voor haar relatief onbekende omgeving en een onbekend taalgebied, weg van haar moeder en vertrouwde omgeving.
Onttrekking van jonge kinderen aan het wettig gezag is door de wetgever met een hoge gevangenisstraf bedreigd.
Hoewel verdachte ook ter zitting heeft verklaard dat hij zijn dochter uitsluitend voor een vakantie van een aantal weken wilde meenemen, heeft hij de moeder van [dochter] in (voortdurende) onzekerheid gelaten over een terugkeer van [dochter] naar Nederland. Verdachte heeft hierover ter terechtzitting verklaard dat hij [moeder] ook eens wilde laten voelen, hoe het is om zonder haar dochter te zijn. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Verder rekent de rechtbank het verdachte aan dat hij op 4 september 2008 naar Nederland is teruggekeerd en zijn dochter in Tunesië heeft achtergelaten. [dochter] heeft gedurende vijf weken in een voor haar vreemde omgeving moeten verblijven zonder een van haar ouders. Dit sterkt de rechtbank in haar oordeel dat verdachte, onder voorbijzien aan het belang van zijn dochter en haar moeder, uit is geweest op de eigen genoegdoening, zo niet het nemen van revanche op [moeder].
Anderzijds betrekt de rechtbank in haar afweging dat verdachte [dochter] (bijna) dagelijks in de gelegenheid heeft gesteld telefonisch met haar moeder te spreken en ook de zuster van moeder gedurende haar 14-daagse verblijf in Tunesië dagelijks in de gelegenheid is gesteld bij [dochter] te zijn.
Voor zover verdachte alsook zijn raadsman er in het kader van de op te leggen straf op gewezen hebben dat verdachte uit emotie heeft gehandeld, gaat de rechtbank hieraan voorbij. Verdachte heeft het vertrek van [dochter] immers maanden tevoren gepland, zoals onder andere blijkt uit het reeds in mei van dit jaar aanvragen door verdachte van een paspoort bij de Tunesische ambassade te Den Haag (voetnoot 4). Dit duidt veeleer op gepland optreden dan op handelen uit emotie.
De rechtbank acht, gelet op de ernst van het feit, oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden passend en geboden. Een gedeelte daarvan, te weten 8 maanden behoeft echter vooralsnog niet ten uitvoer te worden gelegd. Met dit voorwaardelijk deel beoogt de rechtbank verdachte ervan te weerhouden opnieuw een (zelfde) strafbaar feit te plegen.
9. Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij [moeder] heeft zich, zowel voor zich zelf als als wettelijk vertegenwoordiger van de minderjarige [dochter], met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 15.318,80 gevoegd in het strafproces ten aanzien van het tenlastegelegde.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als rechtstreeks gevolg van het bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. Dit betreft de navolgende posten.
Met betrekking tot de gestelde immateriële schade van [moeder] tot een bedrag van
€ 5.000,00, acht de rechtbank de vordering toewijsbaar, nu haar dat deel van de vordering niet onrechtmatig en ongegrond voorkomt. Dit geldt eveneens voor de gestelde materiele schade, te weten de kosten van vliegtickets naar Tunesië, de kosten van rechtsbijstand en griffierecht, de kosten van een deurwaarder en de kosten van telefonie tot een bedrag van
€ 2.188,80.
De vordering is in zoverre voor toewijzing vatbaar.
Ten aanzien van de gestelde immateriële schade van [dochter], alsook de door
[moeder] gestelde inkomensderving ten gevolge van het tenlastegelegde, zal de rechtbank de benadeelde in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren, aangezien dit niet zo eenvoudig van aard is, dat het zich leent voor afdoening in het kader van het strafgeding.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som geld ten behoeve van genoemd slachtoffer.
10. Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 24c, 27, 36f, 63 en 279 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 (zestien) maanden.
Bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 8 (acht) maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij
[moeder], van een bedrag van € 7.118,80, met veroordeling van verdachte in de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Verklaart de benadeelde partij [moeder] voor het overige gevorderde niet-ontvankelijk in haar vordering.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [moeder] , een bedrag te betalen van € 7.118,80, met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 65 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt.
Bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door mrs. Steinebach-de Wit, voorzitter, Roessingh-Bakels en Van de Wetering, rechters, in tegenwoordigheid van Jansen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 december 2008.
Voetnoten:
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina's, betreft dit delen van de in de wettelijke vorm opgemaakte processen verbaal, als bijlagen opgenomen bij het (stam) proces-verbaal, nr. 08111320455282, Regiopolitie Flevoland, Regionale Recherche Dienst, gesloten en getekend op 13 november 2008.
2 Proces-verbaal van aangifte van [moeder], dossierpagina's 132 tot en met 137.
3 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, dossierpagina's 26 en 27 en
proces-verbaal van tweede verhoor verdachte, dossierpagina's 31 tot en met 35.
4 Proces-verbaal van tweede verhoor van verdachte, dossierpagina 31