Jurisprudentie
BG7885
Datum uitspraak2008-11-27
Datum gepubliceerd2008-12-19
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGemeensch. Hof van Justitie v.d. Ned. Antillen en Aruba
ZaaknummersH 177/2008
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-12-19
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGemeensch. Hof van Justitie v.d. Ned. Antillen en Aruba
ZaaknummersH 177/2008
Statusgepubliceerd
Indicatie
Verdachte heeft 30 kilo cocaïne vervoerd van Curacao naar Sint Maarten. Drugs was verpakt in dozen met fruitdranken van het bedrijf waar verdachte werkzaam was. Heeft aldus als tussenpersoon aandeel in drugshandel gehad, op verzoek van een jeugdvriend. Betreft first offender en krijgt ook korting wegens te lange tijd te hebben gezeten in politiecel. Krijgt 57 maanden
Uitspraak
Uitspraak: 27 november 2008
Nummer: H 177/2008
Tegenspraak
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
S T R A F V O N N I S
gewezen in het hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Sint Maarten, van 15 juli 2008
in de strafzaak tegen:
[Verdachte],
geboren op [datum] 1968 op Curaçao,
wonende op Curaçao,
thans gedetineerd in het Huis van Bewaring alhier.
Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 24 juni 2008, zoals daarvan blijkt uit het proces-verbaal van de terechtzitting, alsmede van dat in hoger beroep van 6 november 2008 op Curaçao.
Het Hof heeft kennis genomen van de vordering van de (waarnemend) procureur-generaal, mr. A.C. van der Schans, en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman mr. J.J. Oedjaghir naar voren is gebracht.
De procureur-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep wordt vernietigd en, opnieuw rechtdoende, verdachte wordt vrijgesproken van feit 2 en 3 en hem terzake van feit 1 een gevangenisstraf wordt opgelegd voor de duur van 57 maanden waarvan 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar en aftrek van voorarrest.
In eerste aanleg is de dagvaarding nietig verklaard wat de feiten 2 en 3 betreft en is verdachte ter zake van feit 1 veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 57 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar, met aftrek van voorarrest.
De telastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd:
1.
dat hij, op of omstreeks 24 oktober 2007, op het Nederlands Antilliaanse gedeelte van het eiland Sint Maarten, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft ingevoerd en/of vervoerd, althans in zijn bezit heeft gehad, althans aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van ongeveer 30,5 kilogram cocaïne, in ieder geval één of meer hoeveelheid/hoeveelheden cocaïne en/of hare respectieve zouten en/of enige bereiding van cocaïne, zijnde een middel of middelen als bedoeld in artikel 1 van de Opiumlandsverordening 1960 en/of in de Beschikkingen van de Minister van Volksgezondheid van 22 mei 1987 (P.B. 1987 no. 50), van 10 augustus 1988 (P.B. 1988 no. 58) en/of van 23 juli l990 (P.B. 1990 no. 59);
(artikel 3/11 van de Opiumlandsverordening 1960 jo. artikel 49 Wetboek van Strafrecht van de Nederlandse Antillen)
2.
dat hij, in of omstreeks de periode van 1 januari 2007 tot en met 25 maart 2008, op het Nederlands Antilliaanse gedeelte van het eiland Sint Maarten en/of op Curacao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft ingevoerd en/of heeft uitgevoerd en/of heeft verkocht en/of heeft afgeleverd en/of heeft verstrekt en/of heeft vervoerd, één of meer hoeveelhe(i)d(en) van cocaïne en/of hare respectieve zouten en/of enige bereiding van cocaïne, zijnde (telkens) een middel of middelen als bedoeld in artikel 1 van de Opiumlandsverordening 1960 en/of in de Beschikkingen van de Minister van Volksgezondheid van 22 mei 1987 (P.B. 1987 no. 50), van 10 augustus 1988 (P.B. 1988 no. 58) en/of van 23 juli l990 (P.B. 1990 no. 59);
(artikel 3 eerste lid jo. artikel 11 van de opiumlandsverordening 1960)
3.
dat hij, in of omstreeks de periode 01 januari 2007 tot en met 25 maart 2008, op het Nederlandse gedeelte van het eiland Sint Maarten en/of op Curacao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een (of meer) feit(en), als bedoeld in artikel 3 en/of 11 van de Opiumlandsverordening 1960, te weten het opzettelijk meermalen (telkens), althans eenmaal, bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren van (telkens) een of meer hoeveelhe(i)d(en) (van een materiaal bevattende) cocaïne en/of heroïne, althans één of meer hoeveel¬he(i)den cocaïne en/of hare respectieve zouten en/of enige bereiding van cocaïne en/of één of meer hoeveelhe(i)den heroïne en/of hare respectieve zouten en/of enige bereiding van heroïne, zijnde (telkens) een middel of middelen als bedoeld in artikel 1 Opiumlands¬verordening 1960 en/of in de Beschikking van de Minister van Volksgezondheid van 22 mei 1987 (P.B. 1987 no. 50) zoals gewijzigd bij de Beschikking van de Minister van Volksgezondheid van 23 juli 1990 (P.B. 1990 no. 59), meermalen (telkens), althans eenmaal, voor te bereiden en/of te bevorderen, een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat /die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of zich en/of een of meer anderen, gelegenheid en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen, hebbende hij, verdachte, en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s) meermalen (telkens), althans eenmaal;
- al dan niet telefonisch contact gelegd/gemaakt met en/of bemiddeld tussen, een of meer leverancier(s) en/of afnemer(s) voor en/of over het vervoer en/of de aankoop en/of de aflevering en/of de verstrekking van verdovende middelen en/of
- al dan niet telefonisch afspraken gemaakt over de prijs van een of meerdere partij(en) verdovende middelen, althans bemiddeld tussen verschillende personen betreffende de prij(s)(zen) van een of meerdere partij(en) verdovende middelen en/of
- een of meermalen ontmoetingen gehad en/of besprekingen gevoerd met een of meer leverancier(s) en/of afnemer(s) voor en/of over het vervoer en/of de aankoop en/of de aflevering en/of de verstrekking van verdovende middelen en/of
- in het vervoer van een of meer partij(en) verdovende middelen voorzien, door (telkens) de vervoersmogelijkheden waarover hij, verdachte, beschikte, beschikbaar te stellen en/of te houden;
(artikel 11a van de Opiumlandsverordening 1960 juncto artikel 49 van het Wetboek van Strafrecht van de Nederlandse Antillen).
Het vonnis waarvan beroep
Het Hof bevestigt het vonnis waarvan beroep en de gronden waarop het berust, behoudens ten aanzien van de opgelegde straf en de motivering daarvan, en met toevoeging van een nadere bewijsmotivering ten aanzien van feit 1.
Nadere bewijsmotivering ten aanzien van feit 1
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte alleen op Curaçao een hoeveelheid drugs in ontvangst heeft genomen en aan zijn vriend [naam vriend] heeft afgegeven. Hij betoogt dat daarom niet kan worden bewezen dat verdachte het feit op Sint Maarten heeft gepleegd. Verder heeft hij aangevoerd dat verdachte slechts zijn vriend behulpzaam is geweest door drugs in ontvangst te nemen en aan hem af te geven en dat hij in verhouding tot zijn medeverdachten een ondergeschikte rol heeft gespeeld. Hij stelt daarom dat verdachte slechts medeplichtig is aan het feit. Voorts heeft hij opgemerkt dat verdachte niet wist dat het transport ruim 30 kg drugs betrof. Het Hof overweegt hierover het volgende.
Uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat verdachte op Curaçao een hoeveelheid drugs van [naam van wie hij drugs kreeg] heeft gekregen, die hij aan [naam vriend] heeft afgegeven. [naam vriend] heeft vervolgens dozen met drugs geprepareerd, waarna verdachte deze bij A to Z Cargo heeft afgeleverd ter verzending naar het bedrijf van [naam vriend] op Sint Maarten. Op dat eiland zijn de dozen na aankomst onderschept. Verdachte wist dat het om drugs ging die hij naar Sint Maarten zou versturen; [naam vriend] had hem dit verteld. Deze gang van zaken getuigt van een zo nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten, gericht op het vervoeren van drugs van Curaçao naar Sint Maarten, dat sprake is van medeplegen van dit feit. Het feit is zowel op Curaçao als op Sint Maarten begaan. Verdachte heeft zich dus ook aan het medeplegen van het feit op Sint Maarten schuldig gemaakt. Dat hij zelf alleen handelingen heeft verricht op Curaçao, doet daaraan niet af.
De dozen die verdachte naar Sint Maarten heeft verstuurd, bleken 30,5 kg cocaïne te bevatten. Voor zover verdachte heeft willen betogen dat zijn opzet niet op het vervoeren van een dergelijke hoeveelheid drugs was gericht, kan hem dat niet baten. Zoals gezegd wist hij dat hij een hoeveelheid drugs zou versturen. Nergens blijkt uit dat hij heeft onderzocht hoeveel drugs er in de dozen verpakt waren. Gelet daarop heeft hij in elk geval willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat het om een hoeveelheid drugs als hier aan de orde is zou gaan. Zijn opzet was dus in elk geval in voorwaardelijke zin op het vervoeren van deze hoeveelheid drugs gericht.
De op te leggen straf of maatregel
Bij de bepaling van de straf heeft het Hof gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder de verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het vervoeren van ruim 30 kg cocaïne (brutogewicht) van Curaçao naar Sint Maarten. De drugs waren verpakt in dozen met fruitdranken van het bedrijf waar verdachte werkzaam was, die werden verstuurd naar het cargobedrijf van zijn medeverdachte op de luchthaven van Sint Maarten. De drugs werden kennelijk naar Sint Maarten vervoerd met de bedoeling deze daar verder te distribueren. Verdachte heeft aldus als tussenpersoon een aandeel in de handel in cocaïne gehad.
Met zijn handelen heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een ernstig strafbaar feit. Het gebruik van harddrugs zoals cocaïne is schadelijk voor de gezondheid. Het effect van het gebruik van harddrugs op de levens van de gebruikers en hun naasten is menigmaal desastreus. De handel in cocaïne faciliteert het gebruik ervan. Gebruik van en handel in cocaïne gaan gepaard met diverse andere vormen van criminaliteit. Dit alles leidt tot ontwrichting van kleinschalige samenlevingen, zoals die van Sint Maarten en Curaçao. Om deze redenen heeft de wetgever hoge straffen op deze feiten gesteld. Verdachte heeft - naar moet worden aangenomen zich bewust van de risico’s - toch aan deze handel meegedaan. Aannemelijk is dat verdachte dit op verzoek van zijn medeverdachte op Sint Maarten, een jeugdvriend van hem, heeft gedaan. Dat hij genoodzaakt was om zijn vriend op deze wijze te helpen omdat diens zoon zou worden bedreigd, zoals verdachte heeft verklaard, acht het Hof echter niet aannemelijk.
In het voordeel van verdachte houdt het Hof rekening met het feit dat verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest. Verder wordt rekening gehouden met het feit dat verdachte tijdens het voorarrest bijna drie weken langer dan toegestaan in de politiecellen heeft moeten doorbrengen. Dit zal met een korting van drie maanden op de overwogen gevangenisstraf van 60 maanden worden gecompenseerd.
Gelet op het voorgaande is het Hof van oordeel dat na te melden gevangenisstraf moet worden opgelegd. Om verdachte de kans te bieden te laten zien dat hij een eenmalige misstap heeft gemaakt, zal het Hof een deel van de straf voorwaardelijk opleggen.
RECHTDOENDE IN NAAM DER KONINGIN
Het Hof:
Bevestigt het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats St. Maarten van 15 juli 2008, met uitzondering van de opgelegde straf en de motivering van die straf, en met toevoeging van een nadere bewijsmotivering,
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van ZEVENENVIJFTIG (57) MAANDEN.
Beveelt dat van deze straf een gedeelte, groot EENENTWINTIG (21) MAANDEN, niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij later anders mocht worden gelast op grond dat de veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt bepaald op drie (3) jaar, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, dan wel zich gedurende die proeftijd zich op een andere wijze heeft misdragen.
Bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mrs. H.L. Wattel, E.P. van Unen en M.T. Paulides, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba, en ter openbare terechtzitting van het Hof op Curaçao uitgesproken op 27 november 2008 in tegenwoordigheid van de griffier.