Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG6640

Datum uitspraak2008-12-05
Datum gepubliceerd2008-12-11
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Haarlem
Zaaknummers15/700592-08
Statusgepubliceerd


Indicatie

Meervoudige Strafkamer in Haarlem veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden voor poging doodslag door het slachtoffer met een schroevendraaier in de nek te steken. Voorwaardelijk opzet door tijdens een vechtpartij met een schroevendraaier in de hand zwaaiende en afwerende bewegingen te maken. Geen noodweer dan wel noodweerexces nu verdachte met een schroevendraaier in de hand op het slachtoffer wacht op het moment dat verdachte doorheeft dat het slachtoffer achter hem aan komt.


Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM Sector Strafrecht Locatie Haarlem Meervoudige strafkamer Parketnummer: 15/700592-08 Uitspraakdatum: 5 december 2008 Tegenspraak Strafvonnis Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 21 november 2008 in de zaak tegen: [verdachte], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], wonende te [adres] thans gedetineerd in PI Midden Holland, HvB Haarlem. 1. Tenlastelegging Aan verdachte is tenlastegelegd dat: Parketnummer 15/700592-08 Primair hij op of omstreeks 09 augustus 2008 te Haarlem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet deze [slachtoffer 1] met een schroevendraaier, althans met een scherp en/of puntig voorwerp in diens hals/nek heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; Subsidiair: hij op of omstreeks 09 augustus 2008 te Haarlem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen aan [slachtoffer 1], met dat opzet deze [slachtoffer 1] met een schroevendraaier, althans met een scherp en/of puntig voorwerp in diens hals/nek heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; Meer subsidiair hij op of omstreeks 09 augustus 2008 te Haarlem opzettelijk mishandelend [slachtoffer 1] met een schroevendraaier, althans met een scherp en/of puntig voorwerp in diens hals/nek heeft gestoken, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden; parketnummer 15/667429-08 (ttz. gev.) hij op of omstreeks 02 augustus 2008 te Haarlem opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 2]), (met kracht) (met gebalde vuist) in het gezicht heeft geslagen en/of gestompt en/of die [slachtoffer 2] (met kracht) in het gezicht/tegen het lichaam heeft geduwd, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden; parketnummer 15/615418-08 (ttz. gev.) hij, op of omstreeks 12 juni 2008, te Haarlem, niet heeft voldaan aan de verplichting om een identiteitsbewijs ter inzage aan te bieden, hem opgelegd bij artikel 2 van de Wet op de identificatieplicht; 2. Voorvragen De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging. 3. Oordeel van de rechtbank 3.1 Vrijspraak Naar het oordeel van de rechtbank is niet bewezen hetgeen verdachte onder parketnummer 15/667429-08 ten laste is gelegd. Naar het oordeel van de rechtbank is op basis van de verklaring van aangeefster, de verklaring van verdachte en de verklaring van de getuige niet bewezen dat verdachte aangeefster heeft geslagen. Weliswaar kan wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte aangeefster een duw heeft gegeven, maar naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen dat deze duw bij aangeefster pijn heeft veroorzaakt. Verdachte moet derhalve van dit feit worden vrijgesproken. 3.2 Bewezenverklaring De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan, in dier voege dat: Parketnummer 15/700592-08 hij op 9 augustus 2008 te Haarlem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet deze [slachtoffer 1] met een schroevendraaier in diens nek heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; Parketnummer 15/615418-08 (ttz. gev.) hij op 12 juni 2008, te Haarlem, niet heeft voldaan aan de verplichting om een identiteitsbewijs ter inzage aan te bieden, hem opgelegd bij artikel 2 van de Wet op de identificatieplicht; Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging. Hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken. 3.2 Bewijsmiddelen De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit op grond van de navolgende bewijsmiddelen: • de verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd, waarin hij onder meer - zakelijk weergegeven - heeft verklaard: Ik was op 9 augustus 2008 met [betrokkene 1] in café De Musketiers te Haarlem en wij kregen ruzie met die jongen. [betrokkene 1] en ik zijn het café uitgezet en even later kwam die jongen ook naar buiten. Buiten hebben we gevochten waarbij ik geslagen ben door die jongen. Ik wilde naar huis gaan en liep richting de auto van [betrokkene 1]. Die jongen kwam achter ons aan. Ik ben toen blijven staan met een schroevendraaier in mijn hand. Ik hield de schroevendraaier naast mijn been en ik dacht dat het hem misschien zou afschrikken. Er ontstond een worsteling tussen mij en die jongen, ik wilde mij afweren en toen is de schroevendraaier in zijn nek gekomen. Ik heb later begrepen dat de jongen [slachtoffer 1] heet. • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] d.d. 9 augustus 2008 (dossierpagina 21), waarin hij onder meer - zakelijk weergegeven - heeft verklaard: Op 9 augustus was ik in café De Musketiers. Ik kreeg binnen ruzie met een dikke jongen. Er ontstond een vechtpartij en die dikke jongen is het café uitgezet. Op dat moment zag ik dat mijn nieuwe shirt kapot was en ik werd hierdoor kwaad en wilde verhaal gaan halen. Buiten heb ik hem geslagen. Even later bleek dat ik een steekwond had in mijn nek. • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 augustus 2008 (dossierpagina 6) waarin verbalisanten – zakelijk weergegeven – het volgende relateren: Op 9 augustus 2008 kregen wij door dat er een vechtpartij was bij cafe De Musketiers in Haarlem. Even later hoorden wij dat er iemand in zijn nek was gestoken. Omstreeks 1.22 uur troffen wij op de Gedempte Oude Gracht een man. Wij zagen dat zijn shirt onder het bloed zat. Wij zagen dat de man een kleine, rondvormige wond had welke zich recht onder het linkeroor bevond. Wij zagen dat er bloed stroomde uit de wond. De man bleek te zijn [slachtoffer 1]. • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor van de [getuige] d.d. 9 augustus 2008 (dossierpagina 24) waarin hij – zakelijk weergegeven – het volgende verklaart: Er was een worsteling tussen [slachtoffer 1] en de beide jongens. Toen [slachtoffer 1] naar mij toe kwam zag ik dat [slachtoffer 1]’s keel bebloed was. De twee jongens renden weg. Ik zag dat de bolle brildragende jongen iets in zijn hand had, een langwerpige, dun voorwerp, van ongeveer 15 tot 20 centimeter lang en aan de voorkant zag ik iets glimmen. Ten aanzien van het feit met parketnummer 15/615418-08: • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal d.d. 12 juni 2008, zijnde een zogenaamd mini proces-verbaal 3.3 Bewijsoverweging 3.3.1 Opzet Door de raadsman is ter terechtzitting aangevoerd dat door toedoen van verdachte de schroevendraaier in de nek van het slachtoffer is gekomen maar dat er geen bewijs is dat verdachte bewust richting de nek van het slachtoffer heeft gestoken. Ook kan uit het gegeven dat verdachte zwaaiende bewegingen heeft gemaakt met de schroevendraaier niet volgen dat sprake is van opzet op de dood in voorwaardelijke zin, aldus de raadsman. De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt hiertoe als volgt: Verdachte heeft ter terechtzitting erkend dat hij, toen hij bemerkte dat het slachtoffer achter hem aan kwam, op het slachtoffer gewacht heeft met een schroevendraaier in zijn hand. De bedoeling van verdachte was, naar eigen zeggen, om het latere slachtoffer hiermee af te schrikken. Hierna ontstond een worsteling tussen verdachte en het latere slachtoffer. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte door tijdens een worsteling zwaaiende dan wel afwerende bewegingen te maken met een schroevendraaier, bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat het slachtoffer hiermee op een vitale plaats geraakt zou worden, hetgeen ook bijna gebeurd is. Het slachtoffer is immers in zijn nek vlak naast de halsslagader geraakt 4. Strafbaarheid van de feiten Door de raadsman is aangevoerd dat verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging omdat hij uit noodweer gehandeld heeft. De rechtbank verwerpt deze verweren en overweegt daartoe als volgt: Mede op basis van de verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd en de aangifte van het slachtoffer, is naar het oordeel van de rechtbank komen vast te staan dat verdachte en het latere slachtoffer binnen in het café voor de eerste maal ruzie met elkaar hebben gekregen en aldaar een eerste handgemeen heeft plaatsgevonden. Vervolgens is verdachte met zijn vriend het café uitgezet. Op het moment dat aangever ontdekte dat zijn shirt kapot was, is deze in woede ontstoken en naar buiten gegaan teneinde verdachte op te zoeken. Buiten voor het café is vervolgens een tweede handgemeen ontstaan, waarna aangever door omstanders is weggetrokken. Verdachte en zijn vriend zijn hierop in de richting van hun auto gelopen. Toen kort hierna verdachte bemerkte dat aangever wederom achter hem aan kwam, is hij, in plaats van weg te lopen, op hem blijven wachten. Verdachte had op dat moment inmiddels zelf een schroevendraaier in zijn hand, om daarmee, zo heeft verdachte ter terechtzitting verklaard, zijn opponent af te schrikken. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat verdachte aldus zelf mede de confrontatie heeft gezocht in plaats van zich daar aan te onttrekken en dat van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van verdachte waartegen verdediging geboden was, geen sprake was. Het bewezenverklaarde levert op: Parketnummer 15/700592-08: poging doodslag Parketnummer 15/615418-08: niet voldoen aan de verplichting om een identiteitsbewijs ter inzage aan te bieden, hem opgelegd bij artikel 2 van de Wet op de identificatieplicht 5. Strafbaarheid van verdachte De raadsman heeft subsidiair betoogd dat verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging omdat sprake was van noodweerexces. De rechtbank verwerpt dit beroep op noodweerexces, reeds omdat gelijk hiervoor overwogen, geen sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van verdachte waartegen verdediging geboden was. Er is ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar. 6. Motivering van de sanctie en van overige beslissingen 6.1 De vordering van de officier van justitie De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten en gevorderd dat verdachte terzake zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De officier van justitie heeft gevorderd om aan het voorwaardelijk deel van deze straf de bijzondere voorwaarde te koppelen dat verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen hem te geven door of namens de Reclassering Nederland ook als dat inhoudt dat verdachte deelneemt aan een Terugval Preventieproject voor daders van geweldsdelicten en een eventueel vervolgaanbod hierop. Ten aanzien van de overtreding onder parketnummer 15/615418-08 heeft de officier van justitie een geldboete van 60 euro geëist. Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij heeft de officier van justitie gevorderd deze geheel toe te wijzen nu verdachte deze vordering niet heeft betwist. 6.2 Hoofdstraf Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon en de draagkracht van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting en uit de bespreking aldaar van het vanwege de Reclassering Nederland, Regio Alkmaar-Haarlem, Unit Haarlem uitgebrachte rapport van 13 november 2008 is gebleken. In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen. Verdachte is betrokken geraakt in een vechtpartij, waarbij hij zijn opponent met een schroevendraaier in de nek heeft gestoken. De vechtpartij was de escalatie van een ruzie in een café. Nadat verdachte met zijn vriend het café was uitgezet, is de ruzie met het latere slachtoffer buiten voortgezet. Door tussenkomst van omstanders is de ruzie op dat moment beëindigd. Kort hierna is het latere slachtoffer achter verdachte en zijn vriend aan gekomen, waarop verdachte hem met een schroevendraaier in de hand heeft opgewacht. Bij de worsteling die daarna is ontstaan heeft verdachte de schroevendraaier in de nek van het slachtoffer gestoken. Als gevolg hiervan heeft het slachtoffer een steekwond opgelopen waarvan naar later blijkt dat deze zeer dicht bij de halsslagader zat. Deze vorm van uitgaansgeweld heeft de afgelopen jaren veel dodelijke slachtoffers geëist. Verdachte mag in dat opzicht van geluk spreken dat het letsel van het slachtoffer beperkt is gebleven. Feiten als het onderhavige brengen gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving met zich en de ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke feiten nog geruime tijd psychische problemen hiervan ondervinden. Ten nadele van verdachte neemt de rechtbank voorts in aanmerking dat verdachte in het verleden eerder ter zake van een geweldsmisdrijf is veroordeeld. Anderzijds houdt de rechtbank bij de op te leggen straf rekening met het feit dat verdachte niet als enige schuld heeft aan het ontstaan van de ruzie met het slachtoffer. Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal bepalen dat een gedeelte daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaar opdat verdachte er tijdens die proeftijd van wordt weerhouden strafbare feiten te begaan. Daarnaast acht de rechtbank verplicht contact met de Reclassering Nederland gedurende de proeftijd noodzakelijk. Een voorwaarde van die strekking zal aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf worden verbonden. Verdachte heeft zich bovendien schuldig gemaakt aan overtreding de wet op de Identificatieplicht. De rechtbank zal verdachte hiervoor een geldboete opleggen van na te noemen hoogte. Vordering benadeelde partij De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 798,67 ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die hij als gevolg van het onder parketnummer 15/700592-08 tenlastegelegde feit zou hebben geleden. De gestelde schade bestaat uit: schade aan kleding, medische kosten en smartengeld De rechtbank is van oordeel dat deze schade tot een bedrag van € 208,67 eenvoudig is vast te stellen en rechtstreeks voortvloeit uit het onder parketnummer 15/700592-08 bewezenverklaarde feit. Dit bedrag is als volgt opgebouwd: € 76,50 voor de schade aan het t-shirt en € 132,17 voor de medische kosten. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen. Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken tot op heden begroot op nihil De rechtbank is van oordeel dat de vordering voor het overige, gelet ook op het feit dat de benadeelde partij zelf mogelijk ook enig verwijt treft, niet van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in deze strafrechtelijke procedure. Gelet hierop zal de benadeelde partij voor dit deel van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. Schadevergoedingsmaatregel De rechtbank stelt vast dat verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder parketnummer 15/700592-08 bewezenverklaarde feit is toegebracht. Daarom zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte opleggen tot het bedrag waartoe de vordering van de benadeelde partij is toegewezen, te weten € 208,67. 7. Toepasselijke wettelijke voorschriften De volgende wetsartikelen zijn van toepassing: Wetboek van Strafrecht artikel 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c, 36f, 45, 62, 287 Wet op de Identificatieplicht artikel 2 8. Beslissing De rechtbank: Spreekt verdachte vrij van het hem onder parketnummer 15/667429-08 tenlastegelegde feit. Verklaart bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.1 vermeld. Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij. Bepaalt dat de bewezenverklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren. Verklaart verdachte hiervoor strafbaar. Parketnummer 15/700592-08 Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden. Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 4 (vier) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaar. Bepaalt dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien: – verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt; – verdachte niet naleeft de bijzondere voorwaarde dat zij zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen te geven door of namens de Reclassering Nederland, Regio Alkmaar- Haarlem, Unit Haarlem, zolang die instelling dat nodig acht, ook als zulks inhoudt dat verdachte deelneemt aan de Terugval Preventiegroep voor daders van geweldsdelicten en een eventueel vervolgaanbod hierop. Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht. Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer 1] geleden schade tot een bedrag van € 208,67 en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag aan [slachtoffer 1], voornoemd, rekeningnummer 511673876, tegen behoorlijk bewijs van kwijting. Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken. Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering. Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] de verplichting op tot betaling aan de staat van een bedrag van € 208,67 bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 4 dagen hechtenis. Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij, voornoemd, in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de staat en dat betalingen aan de staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij. Parketnummer 15/615418-08 Veroordeelt verdachte tot het betalen van een geldboete van € 60,- bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 1 dag hechtenis. 9. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.A. Plaisier, voorzitter, mr. H.A. Pott Hofstede en mr. G. Voorhorst, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. A.P. de Klerk, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 5 december 2008. Mr. Voorhorst is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.