Jurisprudentie
BG6509
Datum uitspraak2008-11-19
Datum gepubliceerd2008-12-19
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Gravenhage
Zaaknummers105.010.567/01
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-12-19
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Gravenhage
Zaaknummers105.010.567/01
Statusgepubliceerd
Indicatie
Uitvoerige beschrijving van verdeling en deskundigenbericht. Zie ook LJNummer BC7253.
Uitspraak
GERECHTSHOF 's-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 19 november 2008
Zaaknummer : 105.010.567/01
Rekestnummer : 1848-H-06
Rekestnr. rechtbank : FA RK 05-7378
[de man],
wonende te [woonplaats],
verzoeker, tevens incidenteel verweerder, in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. J. Dongelmans,
tegen
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
verweerster, tevens incidenteel verzoekster, in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. A.M. de Deken.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
Het hof verwijst naar de tussenbeschikking van 13 juni 2007, waarvan de inhoud als hier herhaald en ingelast dient te worden beschouwd. Bij die beschikking is mr. A.N. Labohm benoemd tot raadsheer-commissaris, is de heer W.J. Lukaart RA benoemd tot deskundige en is een regiezitting bepaald op 19 juli 2007.
Vervolgens hebben op 19 juli 2007, 12 december 2007, 20 februari 2008, 5 juni 2008 en op 11 september 2008 regiezittingen plaatsgevonden. Van deze regiezittingen is telkens afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.
Bij tussenbeschikkingen van 8 augustus 2007, 15 augustus 2007 en 5 maart 2008, naar de inhoud waarvan het hof verwijst, zijn door het hof een aantal taxateurs benoemd.
Bij tussenbeschikkingen van 23 januari 2008 en 21 mei 2008, naar de inhoud waarvan het hof verwijst, zijn door het hof aanvullende voorschotten ter dekking van de kosten van de deskundige vastgesteld.
Gedurende de procedure zijn van de zijde van partijen en van de zijde van de taxateurs en de deskundige stukken in het geding gebracht.
Op 15 februari 2008 is bij het hof het deskundigenbericht ingekomen en op 3 juli 2008 de Appendix bij het deskundigenbericht van 14 februari 2008.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil zijn de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de zo[X]n partijen, [X], geboren [in 1990], hierna: [X], alsmede de door de man aan de vrouw te betalen uitkering tot levensonderhoud. Voorts is in geschil de verdeling van de huwelijksgemeenschap.
Behoefte [X]
2. Partijen zijn ter zitting van 1 juni 2007, zoals blijkt uit de tussenbeschikking van 13 juni 2007, overeengekomen dat de behoefte van [X] tot 1 juli 2007 € 915,- per maand bedraagt en dat na 1 juli 2007 € 140,- per maand op dit bedrag in mindering dient te worden gebracht aangezien [X] vanaf die datum geen huiswerkbegeleiding meer volgt.
Behoefte vrouw
3. In rechtsoverweging 8 van de tussenbeschikking van 13 juni 2007 heeft het hof overwogen dat het hof zich nader zou uitlaten over de behoefte van de vrouw nadat zij volledig was geïnformeerd omtrent de verdeling van de voormalige huwelijksgoederengemeenschap en de inkomenspositie van partijen.
4. Het hof is van oordeel dat de vrouw behoefte heeft aan een aanvullende bijdrage van € 1.965,- per maand. De vrouw heeft in eerste aanleg haar behoefte concreet onderbouwd. Uit deze onderbouwing volgt dat zij een bruto bedrag nodig heeft van € 3.650,- per maand, hetgeen het hof gezien de welstand van partijen ten tijde van het huwelijk alleszins redelijk acht. Het hof baseert dit op het bestedingspatroon van partijen in de laatste jaren van het huwelijk en het inkomen van partijen in de laatste jaren van het huwelijk. Ten tijde van het huwelijk bewoonden partijen een woonhuis met een waarde van € 366.000,-, hadden partijen de beschikking over een groot zeiljacht van 37 feet, hadden partijen ieder de beschikking over een auto en gingen partijen regelmatig met vakantie. De man had in de laatste jaren van het huwelijk een aanzienlijk inkomen uit zijn onderneming, hetgeen mede een gevolg was van de samenwerking die hij had met een collega architect. Voorts beschikte de vrouw ook over een inkomen uit arbeid bij het [Y] College. Rekening houdend met haar netto inkomen, acht het hof een aanvullende bijdrage van € 1.965,- bruto per maand redelijk.
Behoeftigheid vrouw
5. De man stelt dat de vrouw volledig in haar eigen levensonderhoud kan voorzien. De vrouw heeft gesteld dat zij voor de geboorte van de drie kinderen van partijen fulltime heeft gewerkt, maar dat partijen na de geboorte van het eerste kind hebben besloten dat de vrouw slechts parttime zou gaan werken. In het huwelijk was volgens de vrouw sprake van een klassiek rollenpatroon waarbij de zorgtaken met name werden verricht door de vrouw. De jongste zoon van partijen, [X], woont nog bij de vrouw.
6. De vrouw is momenteel werkzaam bij het [Y] College voor 0,4 fte. De vrouw heeft gesteld dat zij haar werkzaamheden bij dit college niet verder kan uitbreiden. Ter onderbouwing van haar stelling heeft de vrouw verwezen naar een brief van 14 februari 2007 van de [Y] Onderwijsgroep. Voorts heeft de vrouw gesteld dat het voor haar zo goed als onmogelijk is om elders meer werk te vinden. Haar specifieke ervaring is gelegen in de volwasseneneducatie en maar weinig scholengemeenschappen in de regio verzorgen deze educatie. Bovendien speelt haar leeftijd een rol.
7. Naar het oordeel van het hof heeft de vrouw voldoende aannemelijk gemaakt dat zij haar werkzaamheden bij het [Y] College niet verder kan uitbreiden. Voorts acht het hof het aannemelijk dat het voor de vrouw, mede bezien haar leeftijd en haar specifieke werkervaring, moeilijk zal zijn (elders) een werkkring te vinden waarin zij meer uren kan werken. Wel kan van de vrouw in redelijkheid worden verlangd dat zij al datgene in het werk stelt om op zo kort mogelijke termijn fulltime te gaan werken, zo mogelijk werk buiten het onderwijs. Gelet op het vorenstaande, alsmede het rollenpatroon van partijen ten tijde van het huwelijk waarbij de vrouw met name de zorgtaken had en het feit dat de vrouw toch nog enige begeleiding geeft aan zoon [X], is het hof van oordeel dat de vrouw niet meer in haar eigen behoefte kan voorzien dan zij thans doet.
Draagkracht man
8. Uit het rapport van de deskundige van 15 februari 2008 en de Appendix van 3 juli 2008 alsmede de verklaring van de deskundige ter zitting volgt dat de man geen draagkracht heeft. Het hof neemt de conclusies van de deskundige over.
9. Vaststaat dat de vennootschap van de man in de zomer van 2006 de aandelen in [Z] B.V. heeft verkocht naar aanleiding van een conflict met de andere aandeelhouder. Het feit dat naar aanleiding van een conflict de aandelen zijn verkocht, kan naar het oordeel van het hof niet aan de man worden toegerekend. Het is inherent aan een samenwerking dat er conflicten kunnen ontstaan met als gevolg dat een samenwerkingsverband wordt verbroken. Dit behoort tot het ondernemersrisico. Het hof heeft niet kunnen vaststellen dat het conflict door de man is veroorzaakt. Dit conflict heeft erin geresulteerd dat het inkomen van de man drastisch is gedaald. De man heeft nadien zijn inkomen niet meer op hetzelfde niveau kunnen brengen als in het verleden.
10. Het hof is met de man van oordeel dat de rechtbank van een te hoog inkomen is uitgegaan.
Uit het deskundigenrapport volgt dat het salaris van de man vanaf juli 2006 is bijgesteld naar een bruto salaris van € 4.166,67 per maand. In 2007 is een omzet begroot in de vennootschap [Q] B.V. van de man van € 21.000,- op jaarbasis. Gezien het inkomen en de daar tegenover staande omzet is er een verliessituatie ontstaan in de vennootschap. In punt 27 van zijn appelschrift stelt de man dat voor zijn draagkracht uitgegaan moet worden van € 4.166,88 per maand. Het hof zal de man hierin volgen. Rekening houdend met de door de rechtbank in aanmerking genomen lasten van de man, welke door partijen niet zijn betwist, is het hof van oordeel dat de man geen draagkracht heeft.
11. De vrouw heeft ter zitting gesteld dat zij de alimentatie die zij heeft ontvangen van de man heeft verteerd. Het hof acht het niet redelijk en billijk indien de vrouw de partner- en kinderalimentatie dient terug te betalen, aangezien deze bedragen zijn verteerd. Voorts acht het hof het niet redelijk dat de terugbetaling dient te geschieden ten laste van het bedrag dat zij krijgt in het kader van de verdeling, aangezien zij deze bedragen gezien het vorenstaande mede zal dienen aan te wenden voor haar toekomstig levensonderhoud.
Verdeling huwelijksgoederengemeenschap
Artikel 3:185 BW
12. Partijen hebben het hof bij afzonderlijke faxberichten van 11 juni 2007 verzocht om conform artikel 3: 185 BW de verdeling vast te stellen. Conform artikel 3: 185 BW heeft de rechter een grote discretionnaire bevoegdheid om de verdeling vast te stellen. Bij de verdeling houdt het hof rekening met de belangen van partijen conform de beginselen van de redelijkheid en billijkheid.
Peildatum
13. Partijen zijn ter zitting van 19 juli 2007 met elkaar overeengekomen dat voor de bepaling van de omvang en de waardering als uitgangspunt wordt genomen 1 januari 2007, met het voorbehoud dat 'afwijkende' dingen in 2006 nog met elkaar besproken zullen worden. Conform hetgeen partijen zijn overeengekomen is het hof hier vanuit gegaan.
Omvang boedel
14. De deskundige heeft een inventarisatie gemaakt van het gemeenschappelijk vermogen van partijen, en wel een "Inventarisatie gemeenschappelijk huwelijksvermogen", als bijlage bij Appendix bij deskundigenbericht van 14 februari 2008. Deze bijlage is ter zitting van 11 september 2008 met partijen besproken.
15. Voor de omvang en de waardering gaat het hof uit van voornoemde bijlage, welke door de deskundige is opgesteld. Het hof zal nummering en benoeming uit deze Appendix in het onderstaande volgen. Punt 17 van deze bijlage betreft Pensioenrecht binnen [Q] B.V.. Conform artikel 1:94 lid 3 BW behoren de pensioenrechten niet tot de huwelijksgoederengemeenschap. Het hof zal de pensioenrechten later in de beschikking bespreken.
16. Tot de huwelijksgoederengemeenschap behoren volgens dit overzicht de navolgende vermogensbestanddelen:
1. Woning [straat] € 366.000,-
2. Woning [straat] € 230.000,-
3. Effectenportefeuille [rek[rekeningnummer] € 170.544,-
4. Boot [naam] € 40.000,-
5. Fortis [rekeningnummer] € 1.361,-
5. Postbank [rekeningnummer] - € 38,-
7. Postbank [rekeningnummer] Girorekening € 5.045,-
8. Postbank [rekeningnummer] Plusrekening € 4.743,-
9. ING effectenrekening [rekeningnummer] € 286,-
10. Fortis [rekeningnummer] € 5,-
11. Rabobank [rekeningnummer] € 496,-
12. Lijfrentepolissen extern € 149.674,-
13. Lijfrenteaanspraak op [Q] B.V. € 113.100,-
14. AXA spaarhypotheek € 34.676,-
15. Vordering uit nalatenschap € 32.869,-
16. Waarde [Q] B.V. na latentie € 415.330,-
17. Niet van toepassing 18. Vordering uit hoofde van uitgesteld salaris € 24.853,-
Totaal € 1.588.944,-
17. Op de huwelijksgoederengemeenschap zijn de navolgende schulden verhaalbaar:
S1. Hypotheek Fortis [rekeningnummer] € 71.368,-
S2. Hypotheek Fortis [rekeningnummer] € 31.765,-
S3. Lening Hoefijzersteeg [Q] B.V. € 48.667,-
S4. Lening Achterom [Q] B.V. € 155.777,-
S5. R/C schuld algemeen [Q] B.V. € 420.713,-
S6. IB schuld op RUS € 9.941,-
S7. IB schuld op lijfrente uitkeringen extern € 52.386,-
S8. IB schuld op lijfrente van B.V. € 39.585,-
Totaal € 830.202,-
Verdeling boedel
18. Aan de vrouw worden toebedeeld de navolgende activa:
1. Woning [straat] € 366.000,-
2. Fortis [rekeningnummer] € 1.361,-
3. Postbank [rekeningnummer] Girorekening € 5.045,-
4. Postbank [rekeningnummer] Plusrekening € 4.743,-
5. Fortis [rekeningnummer] € 5,-
6. Lijfrenteaanspraak op [Q] B.V. (de helft) € 56.550,-
7. AXA spaarhypotheek € 34.676,-
8. Vordering uit nalatenschap € 32.869,-
Totaal € 501.249,-
19. De vrouw dient terzake de navolgende gemeenschapsschulden deze als een eigen schuld te voldoen en de man terzake die schulden te vrijwaren:
1. Hypotheek Fortis [rekeningnummer] € 71.368,-
2. Hypotheek Fortis [rekeningnummer] € 31.765,-
3. IB schuld op lijfrente van B.V. (de helft) € 19.793,-
Totaal € 122.926,-
20. Aan de man worden toebedeeld de navolgende activa:
1. Woning [straat] € 230.000,-
2. Effectenportefeuille [rek[rekeningnummer] € 170.544,-
3. Boot [naam] € 40.000,-
4. Postbank [rekeningnummer] € 38,-
5. ING effectenrekening [rekeningnummer] € 286,-
6. Rabobank [rekeningnummer] € 496,-
7. Lijfrentepolissen extern € 149.674,-
8. Lijfrenteaanspraak op [Q] B.V. (de helft) € 56.550,-
9. Waarde [Q] B.V. na latentie € 415.330,-
10. Vordering uit hoofde van uitgesteld salaris € 24.853,-
Totaal € 1.087.695,-
21. De man dient terzake de navolgende gemeenschapsschulden deze als een eigen schuld te voldoen en de vrouw terzake die schulden te vrijwaren:
1. Lening [Q] B.V. € 48.667,-
2. Lening [Q] B.V. € 155.777,-
3. R/C schuld algemeen [Q] B.V. € 420.713,-
4. IB schuld op RUS € 9.941,-
5. IB schuld op lijfrente uitkeringen extern € 52.386,-
6. IB schuld op lijfrente van B.V. (de helft) € 19.793,-
Totaal € 707.276,-
(er is sprake van een afrondingsverschil, hetgeen heeft geleid tot een correctie van € 1,-)
Toelichting op de verdeling door de rechter
22. Terzake de waardering van de onroerende zaken is het hof uitgegaan van de taxatierapporten opgesteld door de deskundigen. Het hof is gebleken dat deze deskundigenberichten zijn opgesteld conform de bepalingen van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en dat partijen bij het onderzoek in de gelegenheid zijn gesteld opmerkingen te maken en verzoeken te doen. Het hof ziet geen aanleiding om van deze taxatierapporten af te wijken. De vrouw woont met de zoon van partijen in de woning [straat] te [woonplaats]. De man is woonachtig in het pand [straat]. Gezien deze situatie acht het hof het redelijk en billijk dat het woonhuis [straat] te [woonplaats] aan de vrouw wordt toebedeeld en het woonhuis [straat] te [woonplaats] aan de man.
23. De effectenportefeuille bij de ING Bank werd beheerd door de man. Om die reden acht het hof het ook redelijk dat deze wordt toebedeeld aan de man.
24. Gezien het feit dat de man nog steeds gebruik maakt van de boot [naam] en het feit dat dit een hobby van de man was, acht het hof het redelijk om de boot aan hem toe te delen.
25. Terzake de waardering van de aandelen van de besloten vennootschap [Q] B.V. gaat het hof uit van de waarderingsmethode zoals vastgesteld door de deskundige. In casu betrof het de intrinsieke waarde gecorrigeerd met mogelijke stille reserves. Gezien de aard en omvang van de onderneming acht het hof dit een passende waarderingstechniek. Het hof volgt niet de waarderingstechniek van de door de man ingeschakelde deskundige, die uit is gegaan van de rentabiliteitswaarde. Het is de eigen wens van de man geweest om de onderneming met een laag rendement te continueren terwijl daar geen economische noodzaak voor is. De belangen van derden, zoals mogelijke werknemers, spelen in dezen niet.
26. Terzake de overige bestanddelen in het kader van de verdeling heeft het hof gehandeld naar bevind van zaken.
Het hof stelt de verdeling vast
27. Het hof stelt de verdeling van de voormalige huwelijksgoederengemeenschap vast zoals is overwogen in rechtsoverweging 18 tot en met 26. Het hof wijst partijen er op dat de leveringshandeling voor bepaalde vermogensbestanddelen nog dient plaats te vinden conform de bepalingen uit boek 3 BW.
Overbedelingsvordering
28. Conform hetgeen het hof hiervoor heeft overwogen, dient de man aan de vrouw terzake overbedeling te voldoen de som van € 1.048,-.
29. Met dit bedrag mag hij verrekenen het bedrag van € 878,- zoals vermeld in het "Overzicht te verrekenen bedragen met [Q BV] en privé door [vrouw]"(zie eveneens het proces-verbaal van 12 september 2008, bladzijde 2). Derhalve dient de man aan de vrouw te voldoen de somma van € 170,-.
Overzicht te verrekenen bedragen met Q b.v. en privé door [vrouw]
30. Ter zitting van 12 september 2008 heeft het hof met partijen en de deskundige het "Overzicht te verrekenen bedragen met [Q BV] en privé door [vrouw]" besproken. Het overzicht is door de man in het geding gebracht.
31. Terzake punt 1 hebben partijen overeenstemming bereikt en wel in die zin dat de vrouw € 878,- aan de man dient te vergoeden. Vorenstaand bedrag is in de berekening van rechtsoverweging 29 verrekend.
32. Terzake punt 2 is de man van mening dat de zaak boekhoudkundig goed is verwerkt, echter de man is van mening dat een bedrag van € 1.600,- door de vrouw dient te worden vergoed aangezien dit bedrag is aangewend voor de verbouwing van de zolder van het woonhuis [straat] te [woonplaats].
33. De vrouw heeft gesteld dat de afspraak tot verbouwing van de zolder is gemaakt voor de peildatum en dat de mogelijke meerwaarde is verdisconteerd in het taxatierapport.
34. Het hof oordeelt als volgt. Vast staat dat het besluit tot de kleine verbouwing is genomen voor de peildatum. In beginsel is er sprake van een gemeenschapsschuld. Het hof is van oordeel dat de mogelijke meerwaarde van de kleine verbouwing is verdisconteerd in het taxatierapport van de woning. Het hof is van oordeel dat de man derhalve geen aanspraak heeft op een vergoeding van € 1.600,-.
35. Terzake punt 3 hebben partijen overeenstemming bereikt in die zin dat de post kan komen te vervallen.
36. Terzake punt 4 is de man van oordeel dat het niet reëel is dat hij moet opdraaien voor de rente over de vorderingen van [Q] B.V. betreffende de jaren 2007 en 2008. De man is van mening dat de vrouw aan hem dient te vergoeden de somma van € 18.779,50. De vrouw heeft gesteld dat de rente betrekking had op de periode na peildatum. Door de deskundige is nog gesteld dat de pensioenrechten na peildatum eveneens niet zijn opgerent.
37. Het hof overweegt als volgt. De rechtsrelatie tussen deelgenoten in een onverdeelde boedel wordt mede beheerst door de redelijkheid en billijkheid, zoals volgt uit artikel 3: 166 BW lid juncto artikel 6: 2 BW. In beginsel komt de rentelast conform artikel 3: 172 BW voor rekening van beide partijen. Het is de uitdrukkelijke wens van de man geweest om de besloten vennootschap voort te zetten en niet over te gaan tot een snelle liquidatie. In casu zijn de pensioenrechten van de vrouw in [Q] B.V. eveneens na peildatum niet opgerent. Ook de aanspraken van de vrouw zijn in dit kader aanzienlijk. Onder de gegeven omstandigheden brengen de beginselen van redelijkheid en billijkheid met zich mee dat de man voormelde renteschulden als een eigen schuld voldoet en de vrouw terzake daarvan vrijwaart. De redelijkheid brengt tevens met zich mee dat dan de pensioenrechten van de vrouw zoals hiervoor vermeld eveneens niet behoeven te worden opgerent.
38. Terzake punt 5 wenst de man dat de vrouw meedeelt in de verliezen van de vennootschap [Q] B.V. over het jaar 2007. De vrouw is van mening dat deze verliezen voor rekening en risico van de man komen.
39. Het hof overweegt als volgt. Zoals het hof hiervoor reeds heeft overwogen was het de uitdrukkelijke wens van de man om de besloten vennootschap [Q] B.V. te continueren. De man heeft zelf zijn salaris bij de besloten vennootschap bepaald hetgeen mede tot gevolg heeft gehad dat de onderneming in een verliessituatie is geraakt. De man wist dat de onderneming een zeer geringe omzet had voor welke omzet hij zelf verantwoordelijk was. Onder de gegeven omstandigheden acht het hof het niet redelijk en billijk dat de vrouw moet bijdragen aan de verliezen. De man heeft derhalve geen aanspraak jegens de vrouw terzake de geleden verliezen.
40. De punten 6 en 7 betreffen de door de man teveel betaalde alimentatie. Een deel van de teveel betaalde alimentatie heeft betrekking op de voorlopige voorziening en een deel op de in de bodemprocedure vastgestelde alimentatie. Terzake de voorlopige voorzieningen neemt het hof geen beslissing, aangezien dit geschil niet aan het hof voorligt. Terzake de teveel betaalde alimentatie welke is gebaseerd op de bestreden beschikking, verwijst het hof naar hetgeen zij in rechtsoverweging 11 heeft gesteld.
41. Punt 8 betreft boedelkosten. Uit het proces-verbaal van de zitting van 11 september 2008 blijkt dat partijen het over de navolgende boedelkosten eens zijn:
1. de kosten van het deskundigenonderzoek door W.J. Lukaart RA;
2. de kosten voor Carel van der Graaf van € 1.400,-;
3. de kosten voor Adviesbureau Thijs van € 1.365,-;
4. de kosten voor Toestaar van € 400,-;
5. de kosten voor Toestaar van € 1.784,-;
6. voorschot voor de taxaties van de woningen van € 3.000,-.
42. Blijkens voornoemd proces-verbaal zijn partijen akkoord met de kosten van het deskundigenonderzoek van de deskundige W.J. Lukaart RA voor een bedrag van € 45.000,-. De deskundige heeft het bedrag van € 45.000,- ten laste gebracht van de rekening-courant positie van beide echtgenoten via [Q] B.V.. Derhalve is in de vermogensopstelling en de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap met deze kosten rekening gehouden. Per saldo heeft de deskundige reeds ontvangen een bedrag van € 20.000,- en een bedrag van € 14.056,88. Per saldo dienen partijen nog aan de deskundige te voldoen de somma van € 10.943,12.
43. Terzake punt 9 zijn partijen het er over eens dat de taxatie van de boot voor beider rekening komt. Terzake punt 9 is eveneens aan de orde gesteld in hoeverre de man een vergoedingsrecht heeft jegens de vrouw terzake het bedrag van € 18.835,06. Tijdens de zitting van 11 september 2008 is de deskundige verzocht te onderzoeken in hoeverre een bedrag van € 18.835,06 welke door de man als verrekeningspost is opgegeven, was opgenomen in de kosten van de vennootschap. Uit het memo van de deskundige van 22 september 2008 volgt dat het bedrag van € 18.835,06 niet in de verrekening behoeft te worden betrokken. Gezien het onderzoek van de deskundige volgt het hof de deskundige.
44. De kosten terzake de Casema (eveneens punt 9) van in totaal € 508,40, hebben betrekking op de periode 2006, derhalve voor peildatum. Het hof acht het echter redelijk dat de vrouw die kosten aan de man vergoedt, aangezien de vrouw deze kosten uit de alimentatie had moeten voldoen.
45. De post € 2.977,- (eveneens punt 9) zoals opgevoerd door de man zijn volgens de deskundige in 2005 gemaakt, maar in 2006 betaald. Uit de gewisselde stukken volgt dat de man in 2005 geen alimentatie betaalde. Gezien de aard van de kosten, ziektekosten en tandartskosten, acht het hof het niet redelijk en billijk dat de vrouw deze kosten alsnog aan de man dient te vergoeden.
46. Terzake punt 10 wenst de man van de vrouw vergoed te krijgen de WOZ-bedragen 2006, 2007 en 2008 met betrekking tot de woning [straat] te [woonplaats]. Het hof acht het redelijk en billijkheid dat de WOZ betreffende de jaren 2007 en 2008 door de vrouw aan de man worden vergoed, tenzij de man deze heeft verrekend met de partneralimentatie.
Overige kosten deskundigenberichten
47. Ter waardering van de onroerende zaken heeft een tweetal taxaties plaatsgevonden. De eerste taxatie is uitgevoerd door de heer. S.P. van Os, van Roest Staalduinen Makelaardij B.V., voor een bedrag van € 1.169,18. De tweede taxatie is uitgevoerd door de heer D. Boonstoppel, van Hof van Delft Makelaardij B.V., voor een bedrag van € 1.049,58. Door partijen is ten aanzien van deze taxaties een voorschot betaald van € 3.000,-. Derhalve dient aan partijen een bedrag te worden gerestitueerd van in totaal € 781,24.
pensioenvoorziening
48. Het hof is van oordeel dat de Wet VPS op grond van artikel 1 lid 4 sub a van deze wet van toepassing is op het onderhavige pensioen. Uit dit artikel volgt immers dat de wet van toepassing is op pensioen ingevolge een pensioenregeling op grond van een pensioenovereenkomst als bedoeld in artikel 1 van de Pensioenwet, alsmede een pensioenovereenkomst die is gesloten met een directeur-grootaandeelhouder als bedoeld in artikel 1 van de Pensioenwet. De grief van de man dat de Wet VPS niet van toepassing is, treft derhalve geen doel. Het betreft namelijk een pensioen van een directeur-grootaandeelhouder.
49. De vrouw verzoekt in haar incidenteel appel te bepalen dat de man in zijn hoedanigheid van DGA het daarheen moet leiden, dat een verzekeringsovereenkomst wordt gesloten met een verzekeraar (zoals in de wet bedoeld) ten name van de vrouw en ten behoeve van de vrouw en er voor zorg te dragen dat deze verzekeraar de sommen bestemd als pensioenvoorziening voor de vrouw ontvangt.
50. Uit het Appendix bij het deskundigenbericht van 14 februari 2008 volgt, dat de totale voorziening voor pensioenen is € 508.561,-, en het gedeelte nabestaandenpensioen ten behoeve van de vrouw € 83.565,- bedraagt. Ter verevening blijft over de somma van € 424.996,-.
51. Terzake de pensioenrechten alsmede het aan haar toebedeelde deel van de lijfrente komt aan de vrouw toe:
1. Nabestaandenpensioen € 83.565,-
2. 50% van de lijfrentevoorziening € 56.550,- (zie r.o. 18)
3. 50% van het te verevenen bedrag € 212.498,-
minus
te verevenen bedrag uit pensioen vrouw - € 14.275,-
af te storten bedrag t.b.v. de vrouw € 338.338,-
52. Aan de deskundige is de vraag gesteld om te onderzoeken of [Q] B.V. de pensioenrechten van de vrouw kan afstorten zonder dat de continuïteit van de onderneming in gevaar komt. De man heeft gesteld dat de continuïteit van de onderneming in gevaar komt indien hij de pensioenrechten moet afstorten.
53. Het hof overweegt als volgt. [Q] B.V. betreft een eenmansvennootschap. Het is de uitdrukkelijke wens van de man geweest om deze eenmansvennootschap voort te zetten. De man had ook in de vorm van een eenmanszaak zijn huidige activiteiten kunnen voortzetten door daartoe een nieuwe rechtspersoon op te richten. Voortzetting van [Q] B.V. was economisch niet noodzakelijk, liquidatie was mogelijk. Van de vrouw kan in redelijkheid niet worden verlangd dat zij het risico blijft lopen dat als gevolg van verliezen haar pensioenrechten illusoir zouden worden. De vrouw heeft er derhalve een zeer zwaarwichtig belang bij dat de pensioenrechten worden afgestort, nu de vennootschap als gevolg van het salaris van de man verliesgevend is.
54. Uit het deskundigenbericht is het hof voorts gebleken dat de vennootschap over voldoende middelen kan beschikken om de pensioenrechten voor de vrouw af te storten. Rekening houdend met hetgeen het hof hiervoor heeft overwogen, kan in redelijkheid van de man worden verlangd dat hij ervoor zorg draagt dat de pensioenrechten voor de vrouw worden afgestort. Het hof zal derhalve het incidentele appel van de vrouw in zoverre toewijzen.
55. Derhalve wordt als volgt beslist.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking voor zover het betreft de daarin bepaalde bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [X] en de uitkering tot levensonderhoud van de vrouw en, in zoverre opnieuw beschikkende:
bepaalt zowel de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [X] als de uitkering tot levensonderhoud van de vrouw met ingang van de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand, zijnde 19 januari 2007, op nihil;
bepaalt dat de vrouw de eventueel door de man aan haar teveel betaalde bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [X] en de uitkering tot haar levensonderhoud niet behoeft terug te betalen;
stelt de verdeling vast zoals is overwogen in de rechtsoverwegingen 18 tot en met 27;
bepaalt dat de man aan de vrouw terzake overbedeling terzake de hiervoor vermelde verdeling dient te voldoen de somma van € 170,-, zoals overwogen in rechtsoverweging 29;
bepaalt dat de vrouw aan de man dient te voldoen de somma van € 508,40, zoals overwogen in rechtsoverweging 44;
bepaalt, onder verwijzing naar rechtsoverweging 51, dat de man in zijn hoedanigheid van DGA het daarheen moet leiden, dat een verzekeringsovereenkomst wordt gesloten met een verzekeraar (zoals in de wet bedoeld) ten name van de vrouw en ten behoeve van de vrouw en er voor zorg te dragen dat deze verzekeraar de sommen bestemd als pensioenvoorziening voor de vrouw ontvangt;
stelt de schadeloosstelling van de deskundige W.J. Lukaart RA vast op € 45.000,- (inclusief BTW);
bepaalt dat partijen de kosten van de deskundige W.J. Lukaart RA zoals genoemd in rechtsoverweging 42 gelijkelijk betalen;
stelt de schadeloosstelling van de deskundigen Van Os en Boonstoppel, zoals genoemd in rechtsoverweging 47, op een bedrag van in totaal € 2.218,76;
gelast de griffier het restant van het voorschot met betrekking tot de deskundigen Van Os en Boonstoppel van € 781,24 terug te betalen aan partijen, ieder bij helfte;
bepaalt dat de boedelkosten zoals overwogen in rechtsoverweging 41 gemeenschappelijk door partijen worden gedragen;
verklaart in zoverre uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Labohm, Kamminga en Burgers-Thomassen, bijgestaan door mr. Buiting als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 november 2008.