Jurisprudentie
BG5198
Datum uitspraak2008-11-13
Datum gepubliceerd2008-11-25
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGemeensch. Hof van Justitie v.d. Ned. Antillen en Aruba
ZaaknummersH-142/08
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-11-25
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGemeensch. Hof van Justitie v.d. Ned. Antillen en Aruba
ZaaknummersH-142/08
Statusgepubliceerd
Indicatie
Het Hof acht verdachte schuldig aan doodslag. Bewijs wordt door DNA onderzoek geleverd. Alternatieve verklaring voor bloed op spijkerbroek is niet aannemelijk. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan doodslag door met excessief geweld zijn ex-partner meer dan 100 keer met een puntig voorwerp te steken. Verdachte toont geen berouw of besef van de gevolgen van de door hem begane delicten. Hof veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf van 18 jaar, 3 jaar meer dan het GEA.
Uitspraak
Nummer: H-142/08
Uitspraak: 13 november 2008
Tegenspraak
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
S T R A F V O N N I S
gewezen in het hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao, van 13 juni 2008,
in de strafzaak tegen:
[naam verdachte],
geboren op [datum] 1979 in Colombia,
wonende op Curaçao, thans alhier gedetineerd.
Het onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 23 mei 2008, zoals daarvan blijkt uit het proces-verbaal van de terechtzitting, alsmede van dat in hoger beroep van 23 oktober 2008 op Curaçao.
Het Hof heeft kennis genomen van de vordering van de waarnemend procureur-generaal, mr. A.C. van der Schans, en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman, mr. O.A. Martina, naar voren is gebracht. De procureur-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep wordt vernietigd, en verdachte ter zake het subsidiair tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 jaar.
In eerste aanleg is verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 jaar, met aftrek van voorarrest.
De tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd:
dat hij op of omstreeks 6 augustus 2007, althans in of omstreeks de maand augustus 2007, het eiland Curaçao tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade [naam slachtoffer] van het leven heeft beroofd, hebbende hij, verdachte en/of zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk na kalm beraad en rustig overleg met een puntig en/of scherp voorwerp een of meerdere malen in de borststreek, althans in het lichaam van die [slachtoffer] gestoken, tengevolge waarvan die [slachtoffer] is overleden.
althans
dat hij op of omstreeks 6 augustus 2007, althans in of omstreeks de maand augustus 2007, het eiland Curaçao tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, hebbende hij, verdachte en/of zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk met een puntig en/of scherp voorwerp een of meerdere malen in de borststreek, althans in het lichaam van die [slachtoffer] gestoken, tengevolge waarvan die [slachtoffer] is overleden.
Het vonnis waarvan beroep
Het Hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen nu het zich daar niet mee kan verenigen.
Vrijspraak
Het hof acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte primair ten laste is gelegd zodat verdachte daarvan moet worden vrijgesproken.
De bewezenverklaring
Het Hof acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte subsidiair is tenlastegelegd, met dien verstande:
dat hij op 6 augustus 2007, op het eiland Curaçao opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, hebbende hij, verdachte toen aldaar opzettelijk met een puntig en/of scherp voorwerp meerdere malen in de borststreek, van die [slachtoffer] gestoken, tengevolge waarvan die [slachtoffer] is overleden.
Hetgeen meer of anders is telastegelegd is niet wettig en overtuigend bewezen, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd (cursief). Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
De bewijsmiddelen
Het Hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op feiten en omstandigheden die in de navolgende bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
1. Een proces-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 8 augustus 2007 gesloten en getekend door M.A. van der Blom, E.J. Martina en E.M. Bakmeyer, respectievelijk brigadier en inspecteur bij het Korps Politie Nederlandse Antillen, standplaats Curaçao, voor zover inhoudende als relaas van de verbalisanten, -zakelijk weergegeven-:
Op maandag 6 augustus 2007 werd ik, Martina, telefonisch verzocht een onderzoek in te stellen naar aanleiding van een steekpartij te [adres].
Bij onze aankomst op de plaats van het delict, omstreeks 14.30 uur, troffen wij een vrouw aan die op haar rug lag in de slaapkamer van het perceel en die geen teken van leven gaf.
Op woensdag 8 augustus 2007 hebben [vader] en [broer] het aan hen getoonde lijk herkend als zijnde respectievelijk hun dochter en zus in leven genaamd [slachtoffer].
2. Een proces-verbaal van verhoor, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 8 augustus 2007 gesloten en getekend door M.A. van der Blom, brigadier bij het Korps Politie Nederlandse Antillen, standplaats Curaçao, voor zover inhoudende als verklaring van [getuige 1], -zakelijk weergegeven-:
Op maandag 6 augustus 2007, tussen 12.15 uur en 12.30 uur, was ik buiten naar mijn auto gelopen. Voordat ik in de auto stapte hoorde ik geschreeuw. Ik bleef even staan om te horen vanuit welke richting het geschreeuw vandaan kwam. Ik kon uitmaken dat het vanuit de woning [adres] kwam en dat het een vrouwenstem betrof.
3. Een proces-verbaal van verhoor, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 6 augustus 2007 gesloten en getekend door E.J. Martina, brigadier bij het Korps Politie Nederlandse Antillen, standplaats Curaçao, voor zover inhoudende als verklaring van [getuige 2], -zakelijk weergegeven-:
Ik woon in de flatwoning te [adres]. De Colombiaanse vrouw genaamd [naam slachtoffer] verhuurt een kamer in de hoofdwoning waar de eigenaar “[eigenaar]” ook woont.
Tijdens mijn lunchpauze, ongeveer 12.05 uur, liep ik naar de bushalte in Colon om de bus naar huis te nemen. Nadat ik ongeveer 5 minuten op de bus had gewacht stapte ik in de bus. Bij de bushalte ter hoogte van het pompstation in Santa Maria stapte ik uit de bus. Ik liep te voet naar huis. Toen ik het erf van het adres [adres] benaderde zag ik een man vanaf de voorstoep van de hoofdwoning snel de woning binnenlopen via de voordeur. Vervolgens zag ik dat bedoelde man de voordeur sloot en tevens het gordijn dichttrok. Ik vond dit gedoe toch verdacht.
Op de tafel op de voorstoep van de hoofdwoning lag een beker vruchtensap en een foambak die nog vol was met eten.
Ik liep naar mijn flatwoning, ten noorden van de hoofdwoning. Ik ging mijn flatwoning binnen, keek naar de klok en zag dat het omstreeks 12.30 uur was.
Ik besloot om direct te gaan kijken wie bij de hoofdwoning was. Ik liep tot de voorkant van de hoofdwoning en zag een man van lichte huidskleur in de deuropening van de voordeur van de hoofdwoning staan. Ik herkende deze man als de man die wel vaker bij de Colombiaanse vrouw op bezoek kwam. Ik weet dat deze man door de huisbaas [huisbaas] verboden werd om het erf te betreden. Toen deze man mij zag begon hij te lachen. Ik vroeg aan hem waarom hij voor mij ging schuilen toen hij me zag. De man gaf hierop geen antwoord en bleef gewoon lachen. Ik heb de Colombiaanse vrouw toen niet gezien. Vervolgens keerde ik terug naar mijn flatwoning.
4. Een proces-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 6 augustus 2007 gesloten en getekend door M.A. van der Blom en B.M. de Windt, respectievelijk brigadier en inspecteur bij het Korps Politie Nederlandse Antillen, standplaats Curaçao, voor zover inhoudende als verklaring van [getuige 3], -zakelijk weergegeven-:
Ik ken het slachtoffer [slachtoffer] al drie maanden.
Vanochtend omstreeks 7.00 uur heb ik water voor [slachtoffer] gebracht op het adres [adres].
Omstreeks 10.00 uur werd ik weer door [slachtoffer] gebeld. Ze zei dat ik haar moest komen ophalen. Binnen 5 minuten was ik bij [adres]. [slachtoffer] kwam naar buiten en stapte in de auto. Ik reed met [slachtoffer] weg in de richting van Mc Donald’s.
Op een gegeven moment zag [slachtoffer] [verdachte] vanuit een zijstraat de [straatnaam] naderen. [verdachte] kwam naar ons toe lopen. [verdachte] schreeuwde op een heel agressieve wijze dat [slachtoffer] uit de auto moest stappen. Ik zag ook dat [verdachte] hevig beefde uit woede of jaloezie. Ik zei tegen [verdachte] om in de auto te stappen.
Ik stopte bij de zaak “Het zonneschijntje”. [slachtoffer] stapte uit de auto. Na ongeveer 30 seconden stapte ook [verdachte] uit de auto. Hij zei tegen mij dat ik nu weg moest gaan zodat [slachtoffer] mij niet kon beïnvloeden om te blijven. Het was ongeveer 11.30 uur toen ik wegreed.
Omstreeks 11.40 uur kreeg ik een bericht van [slachtoffer]. Ik heb [slachtoffer] direct gebeld. Ze vertelde mij dat [verdachte] achter haar aan was blijven lopen. [verdachte] viel haar lastig en liep haar steeds te bedreigen. Ze zei tegen mij dat [verdachte] volgens haar buiten stond. Na tien minuten belde ik [slachtoffer] weer. Ze vertelde mij dat ze bij Santa Maria Foodcenter was gegaan om iets te kopen. Na ongeveer 10 minuten heb ik haar weer gebeld. Toen was het ongeveer 12.00 uur. [slachtoffer] was thuis. Ik vroeg aan haar of [verdachte] bij haar was. Zij antwoordde bevestigend. Ik heb [slachtoffer] hierna niet meer gebeld. [slachtoffer] deed alsof een kennis van haar belde, om geen argwaan bij [verdachte] op te wekken dat ik haar belde.
Ik heb [slachtoffer] via mijn huisaansluiting [nummer] het laatst gesproken.
Het mobiele telefoon van [slachtoffer] was een Motorola met het nummer [nummer]
5. Een proces-verbaal van analyse printlijst, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 27 maart 2008 gesloten en getekend door M.A. van der Blom en E.J. Martina, brigadiers bij het Korps Politie Nederlandse Antillen, standplaats Curaçao, voor zover inhoudende als relaas van de verbalisanten, -zakelijk weergegeven-:
Uit onderzoek en analyse van de printgegevens is komen vast te staan dat er op 6 augustus 2007 zeven belcontacten zijn geweest van het nummer 868-2401 naar het nummer 697-1022, te weten om
8.33 uur,
8.37 uur,
8.39 uur,
11.14 uur,
11.47 uur,
11.58 uur en
12.14 uur.
6. Een geschrift, te weten een geneeskundig rapport d.d. 6 augustus 2007 van de arts M.C. Moses, voor zover inhoudende, -zakelijk weergegeven-:
Lijkschouwing:
Lijk aangetroffen in buikligging in de slaapkamer.
Multipele steekwonden in thorax en buik voorkant.
De tijd van overlijden wordt geschat tussen 9.30 en 12.30 uur.
7. Een geschrift, te weten een obductie rapport d.d. 8 augustus 2007 van de patholoog J.A. van Raalte, voor zover inhoudende, -zakelijk weergegeven-:
Bij obductie op het lijk van [slachtoffer], oud 22 jaren is het volgende gebleken: 138 steekwonden.
In de borst en buikgebied perforeerden de steekwonden ook interne organen.
De steekwond onder de rechterborst door de rechter middenkwab van de long door het hartzakje tot in de rechterkamer heeft uiteindelijk tot haar dood geleid. Door het vullen van het hartzakje was contractie van het hart niet meer mogelijk.
8. De verklaring van de verdachte, op 23 oktober 2008 afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep, voor zover inhoudende –zakelijk weergegeven-:
Op 6 augustus 2007 ben ik in het huis van [slachtoffer] geweest. Het was ongeveer 12.30 uur. Ik heb toen de buurman gezien en hij heeft me ook gegroet.
Toen ik die ochtend van huis vertrok had ik de vuile broek aan, dus de broek met verfvlekken en bloedvlekken, die ik ook aanhad bij mijn aanhouding.
9. Een proces-verbaal van verhoor, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 9 augustus 2007 gesloten en getekend door M.A. van der Blom en E.J. Martina, brigadiers bij het Korps Politie Nederlandse Antillen, standplaats Curaçao, voor zover inhoudende als verklaring van [ouder], -zakelijk weergegeven-:
Op maandag 6 augustus 2007 had mijn zoon [verdachte] een groen T-shirt en een blauwe spijkerbroek met verfvlekken aan toen hij van huis naar zijn werk vertrok. Ik ben degene die de kleren van [verdachte] wast. De vrijdag daarvoor had ik dit groene T-shirt en de blauwe spijkerbroek met verfspatten, die [verdachte] op maandag 6 augustus 2007 aanhad, gewassen. Behalve die verfvlekken heb ik toen geen andere vlekken gezien op die broek. Indien er andere vlekken op die broek zaten had ik die moeten zien, want ik heb die broek gevouwen nadat ik die van de waslijn afhaalde.
10. Een proces-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 9 augustus 2007 gesloten en getekend door M.A. van der Blom en E.J. Martina, brigadiers bij het Korps Politie Nederlandse Antillen, standplaats Curaçao, voor zover inhoudende, -zakelijk weergegeven-:
Op 6 augustus 2007 werd de verdachte [verdachte] aangehouden. Op het moment van zijn aanhouding droeg de verdachte een blauwe spijkerbroek die diverse verfvlekken en bloedvlekken vertoonde. Bedoelde spijkerbroek werd bij verdachte in beslag genomen.
11. Een proces-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 19 september 2007 gesloten en getekend door M.M. Meulens, brigadier bij het Korps Politie Nederlandse Antillen, standplaats Curaçao, voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant, -zakelijk weergegeven-:
Op dinsdag 7 augustus 2007 kreeg ik de navolgende stuk van overtuiging behorende aan de verdachte [verdachte]: Een spijkerbroek, kleur blauw, voorzien van de DNA-identiteitszegel AHV 965.
12. Een geschrift, te weten een deskundigen rapport van het NFI d.d. 31 maart 2008 van ing. N.M. van der Geest, voor zover inhoudende, -zakelijk weergegeven-:
Spijkerbroek [AHV965]
Het betreft een blauwe spijkerbroek waarop vooral op het voor- maar ook op het achterpand diverse lichtgekleurde op verf gelijkende vlekken zijn waargenomen. Op de spijkerbroek zijn bloedsporen aangetroffen.
Conclusie
De op de spijkerbroek [AHV965] aangetroffen contact c.q. veegsporen zijn ontstaan door (bewegend) contact met een bebloed object en/of persoon. De DNA-(hoofd)profielen van het bloed in de bemonsteringen [AHV965]#3 tot en met #6 van een selectie van de aangetroffen contact c.q. veegsporen matchen met het DNA-profiel van het slachtoffer [slachtoffer].
De bloedsporen in de broekzakken kunnen worden verklaard door bijvoorbeeld een bebloed object en/of bebloede handen/vingers in de broekzakken te steken.
De kwalificatie en strafbaarheid van de feiten
Het bewezene levert op:
Doodslag,
strafbaar gesteld bij artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht van de Nederlandse Antillen;
Het bewezene is strafbaar, nu geen feiten en omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid opheffen of uitsluiten.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Uit het gebezigde bewijsmateriaal en de verklaring van de verdachte ter terechtzitting is gebleken dat verdachte de spijkerbroek met verfvlekken aanhad toen hij de ochtend van 6 augustus 2007 van huis naar zijn werk vertrok. De moeder van verdachte heeft verklaard dat ze diezelfde broek voor het laatst de vrijdag daarvoor, zijnde 3 augustus 2007 had gewassen en geen andere vlekken had gezien, behalve de eerdergenoemde verfvlekken. Ten tijde van zijn aanhouding op 6 augustus 2007 had verdachte deze zelfde spijkerbroek aan en werd de spijkerbroek in beslag genomen voor verder onderzoek. Uit het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut blijkt dat op deze spijkerbroek behalve verfvlekken bloedvlekken zijn aangetroffen die matchen met het DNA-profiel van het slachtoffer. Voorts vermeldt het rapport dat de bloedsporen in de broekzakken verklaard kunnen worden door bijvoorbeeld een bebloed object en/of bebloede handen/vingers in de broekzakken te steken.
Gezien hetgeen hiervoor is uiteengezet acht het Hof de door verdachte gegeven verklaring dat deze bloedvlekken op zijn spijkerbroek zijn ontstaan doordat hij deze spijkerbroek 10 dagen daarvoor had gebruikt om het bloed van Kelly af te vegen nadat zij uit haar mond begon te bloeden na het uittrekken van een verstandskies, niet aannemelijk.
De strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is strafbaar nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die haar strafbaarheid opheffen of uitsluiten.
De op te leggen straf
Bij de bepaling van de straf heeft het Hof gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder de verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
Meer in het bijzonder overweegt het Hof het volgende:
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan doodslag, door zijn ex-partner tevens moeder van zijn zoon met excessief geweld in haar eigen woning om het leven te brengen. De verdachte heeft het slachtoffer met een puntig voorwerp vele malen, meer dan 100 keer, in haar lichaam gestoken. Het slachtoffer is aan de gevolgen van deze steken overleden. De verdachte heeft vervolgens de woning verlaten en is naar zijn werk gegaan.
De nabestaanden van het slachtoffer zullen moeten leven met het nauwelijks te bevatten feit dat het slachtoffer op deze gruwelijke wijze is gedood. Verdachte ziet de ernst van het door hem aan zijn slachtoffers aangedane leed kennelijk niet, dan wel onvoldoende, in. Verdachte toont geen berouw of besef van de gevolgen van de door hem begane delicten. Dat blijkt ook uit de over verdachte uitgebrachte psychiatrische en psychologische rapportage (d.d. 31 maart 2008 respectievelijk 28 maart 2008).
Een feit als het onderhavige draagt ook een voor de rechtsorde zeer schokkend karakter en brengt ook buiten de directe omgeving van het slachtoffer gevoelens van angst en onveiligheid teweeg.
In het voordeel van verdachte zal het Hof rekening houden met het feit dat verdachte niet eerder is veroordeeld.
Het Hof is - met eenparigheid van stemmen - van oordeel dat aan de aard en de ernst van het bewezenverklaarde misdrijf en de generaal preventieve werking van strafoplegging onvoldoende recht is gedaan door de strafoplegging in eerste aanleg. Gelet op het voorgaande acht het Hof na te melden strafoplegging aangewezen.
De toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op artikel 31 van het Wetboek van Strafrecht van de Nederlandse Antillen.
RECHTDOENDE IN NAAM DER KONINGIN IN HOGER BEROEP
Het Hof:
Vernietigt het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao van 13 juni 2008 en doet opnieuw recht.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte primair is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde feit, zoals hiervoor bewezen geacht, heeft begaan.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte subsidiair meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar.
Kwalificeert het bewezene als voren omschreven.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 (ACHTTIEN) jaren.
Bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak, in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mrs. L.J. De Kerpel-van de Poel, F.J.P. Lock en
H. De Doelder, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba, en ter openbare terechtzitting van het Hof op Curaçao, uitgesproken op 13 november 2008 in tegenwoordigheid van de griffier.
mr. De Doelder is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.