Jurisprudentie
BG4280
Datum uitspraak2008-11-06
Datum gepubliceerd2008-11-13
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
Zaaknummers20-001591-07
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-11-13
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
Zaaknummers20-001591-07
Statusgepubliceerd
Indicatie
Het standpunt van Burgemeester en Wethouders dat de verklaring als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Leerplichtwet 1969 niet geldig was ingevolge het bepaalde in artikel 8, tweede lid van deze wet is niet juist; het kind was niet geplaatst op een school tegen de richting waarvan door de ouders bedenkingen zijn geuit.
Het in artikel 8, tweede lid, Lpw 1969 bedoelde geval deed zich dus niet voor. De conclusie van het hof is dan dat de ouders, krachtens het bepaalde in artikel 5 Lpw 1969 waren vrijgesteld van de inschrijvingsplicht. Vrijspraak.
Uitspraak
Parketnummer: 20-001591-07
Uitspraak : 6 november 2008
TEGENSPRAAK
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kantonrechter Sec. kt Tilburg van 3 april 2007 in de strafzaak met parketnummer 02-407079-06 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1963],
wonende te [woonplaats][gemeente], [adres].
Hoger beroep
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het gerechtshof het vonnis van de eerste rechter zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, bewezen zal verklaren hetgeen aan de verdachte ten laste is gelegd en verdachte zal veroordelen tot een geldboete van €300,-- subsidiair 6 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 10 februari 2006 tot en met 06 juli 2006 te [gemeente], gemeente [gemeente] althans in Nederland, terwijl hij als degene die het gezag uitoefende over de jongere [kind] geboren op [geboortedatum] althans terwijl hij zich met de feitelijke verzorging van die jongere had belast niet heeft voldaan aan de verplichting om overeenkomstig de bepalingen van de Leerplichtwet 1969 te zorgen dat voornoemde jongere als leerling van een school was ingeschreven en/of te zorgen dat voornoemde jongere, die als leerling van een school, te weten [school] in de gemeente [gemeente] was ingeschreven, die school na inschrijving geregeld bezocht.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
Beide ouders worden strafrechtelijk vervolgd voor overtreding van de Leerplichtwet 1969.
De verdachte heeft betoogd dat, blijkens de Richtlijn voor strafvordering strafrechtelijke aanpak schoolverzuim, uitgangspunt voor het openbaar ministerie is dat slechts een van beide ouders wordt vervolgd en dat daarom het openbaar ministerie niet-ontvankelijk is in de vervolging van een van beide ouders.
Het hof verwerpt dit verweer. De advocaat-generaal heeft betoogd dat in dit geval, gelet op de gelijke zorg van beide ouders voor en betrokkenheid bij het onderwijs van [kind], vanuit hun gedeelde holistische levensopvattingen, ervoor gekozen is om in afwijking van het uitgangspunt beide ouders te vervolgen. Naar het oordeel van het hof mag het openbaar ministerie, mits deugdelijk gemotiveerd, afwijken van zijn beleidsuitgangspunten voor de strafvordering. De door de advocaat-generaal gegeven motivering is in het onderhavige geval toereikend.
Overwegingen met betrekking tot het bewijs
Ten laste is gelegd, kort gezegd, dat de verdachte, die als ouder het gezag uitoefende over de minderjarige [kind] in de periode van 10 februari 2006 tot en met 6 juli 2006, niet heeft voldaan aan de verplichting (op grond van de Leerplichtwet 1969) er voor te zorgen dat [kind] als leerling van een school was ingeschreven dan wel, indien wordt aangenomen dat [kind] wel bij de school [school] stond ingeschreven, er voor te zorgen dat hij die school geregeld bezocht.
Het hof stelt de volgende feiten en omstandigheden vast:
(i) [kind], geboren op [geboortedatum] is door de verdachte per 1 februari 2005 ingeschreven bij de [school] in de gemeente [gemeente].
(ii) Blijkens een brief d.d. 2 maart 2007 van de inspecteur van het onderwijs aan de leerplichtambtenaar van de genoemde gemeente bestaat feitelijk vanaf 20 november 2005 [school] niet meer als onderwijsinstelling.
(iii) De ouders van [kind] hebben bij brief d.d. 27 december 2005 aan Burgemeester en Wethouders van [gemeente] het volgende meegedeeld:
(a) dat de school [school] feitelijk geen mogelijkheid meer had om [kind] te plaatsen en dat de school waarschijnlijk zou worden opgeheven;
(b) dat zij hebben gezocht naar een vervangende school op redelijke afstand die in voldoende mate hun holistische levensovertuiging draagt of bevordert, maar dat zij een dergelijke school niet hebben gevonden;
(c) dat zij tegen de richting van de wel beschikbare scholen op redelijke afstand overwegende bedenkingen hebben;
(d) dat zij zich beroepen op vrijstelling van de inschrijfplicht, als bedoeld in artikel 5, onder b, van de Leerplichtwet 1969 en
(e) dat het beroep op vrijstelling niet is gericht tegen de school waarop [kind] het voorafgaande jaar was geplaatst.
(iv) Burgemeester en Wethouders hebben bij brief d.d.10 januari 2006 aan de ouders bericht dat naar hun opvatting de verklaring tegen de richting van een school niet geldig was ingevolge het bepaalde in artikel 8, tweede lid van de Leerplichtwet 1969, nu [kind] in het voorafgaande jaar geplaatst was op een school.
(v) In de ten laste gelegde periode 10 februari 2006 tot en met 6 juli 2006 heeft [kind] geen school bezocht en stond hij ook niet ingeschreven als leerling bij een school. Hierbij tekent het hof aan dat een inschrijving bij een niet (meer) bestaande school niet kan worden beschouwd als een inschrijving in de zin van artikel 2 van de leerplichtwet 1969.
(vi) Op 17 juli 2006 is door de politie proces-verbaal opgemaakt van overtreding van de Leerplichtwet.
(vii) De ouders hebben, in aansluiting op het gestelde onder iii.e, op de terechtzitting in hoger beroep verklaard dat zij geen bezwaren hadden tegen de richting van de school [school].
(viii) Vóór 1 juli 2007 hebben de ouders zich op vrijstelling beroepen voor het schooljaar 2007-2008. Dit beroep is door Burgemeester en Wethouders niet geaccepteerd op dezelfde grond als vermeld onder iv.
(ix) Vóór 1 juli 2008 hebben de ouders zich beroepen op vrijstelling voor het schooljaar 2008-2009. Dit beroep is door Burgemeester en Wethouders geaccepteerd bij brief d.d. 16 juni 2008 ondanks, aldus deze brief, het ontbreken van de benodigde verklaring tegen de richting van binnen redelijke afstand gelegen scholen.
Het hof overweegt het volgende.
De bepalingen van de Leerplichtwet 1969 (hierna: Lpw 1969) hielden ten tijde van het ten laste gelegde en voor zover voor de beoordeling van de onderhavige zaak van belang, het volgende in:
“Artikel 2
1. Degene die het gezag over een jongere uitoefent, en degene die zich met de feitelijke verzorging van een jongere heeft belast, zijn verplicht overeenkomstig de bepalingen van deze wet te zorgen, dat de jongere als leerling van een school staat ingeschreven en deze school na inschrijving geregeld bezoekt. (…)”
“Artikel 5
De in artikel 2, eerste lid, bedoelde personen zijn vrijgesteld van de verplichting om te zorgen, dat een jongere als leerling van een school onderscheidenlijk een instelling staat ingeschreven, zolang
a (…)
b. zij tegen de richting van het onderwijs op alle binnen redelijke afstand van de woning - of, indien zij geen vaste verblijfplaats hebben, op alle binnen Nederland - gelegen scholen onderscheidenlijk instellingen waarop de jongere geplaatst zou kunnen worden, overwegende bedenkingen hebben;
(…)”
“Artikel 6
1. De in artikel 2, eerste lid, bedoelde personen kunnen zich slechts beroepen op vrijstelling, indien zij aan burgemeester en wethouders van de gemeente waar de jongere als ingezetene in de basisadministratie persoonsgegevens is ingeschreven, hebben kennis gegeven, voor welke jongere en op welke grond zij daarop aanspraak menen te mogen maken.
2. Deze kennisgeving moet worden ingediend:
a. ten minste een maand voordat de jongere leerplichtig wordt, indien zij betrekking heeft op de aanvang van de leerplicht, en
b. zolang nadien aanspraak op vrijstelling wordt gemaakt, elk jaar opnieuw voor 1 juli.
(…)”
“Artikel 8
1. Een beroep op vrijstelling op grond van artikel 5 onder b kan slechts worden gedaan, indien de kennisgeving de verklaring bevat, dat tegen de richting van het onderwijs op alle binnen redelijke afstand van de woning - of, bij het ontbreken van een vaste verblijfplaats, op alle binnen Nederland - gelegen scholen onderscheidenlijk instellingen waarop de jongere geplaatst zou kunnen worden, overwegende bedenkingen bestaan.
2. Deze verklaring is niet geldig, indien de jongere in het jaar, voorafgaande aan de dagtekening van de kennisgeving, geplaatst is geweest op een school onderscheidenlijk een instelling van de richting waartegen bedenkingen worden geuit.”
Uit de bewoordingen van artikel 5 Lpw 1969 volgt dat de vrijstelling van de inschrijvingsverplichting van rechtswege bestaat, zonder daartoe strekkende beslissing van Burgemeester en Wethouders, indien voldaan is aan de daaraan gestelde voorwaarden.
Deze voorwaarden zijn:
- overwegende bedenkingen tegen de richting van het onderwijs op scholen binnen redelijke afstand (artikel 5, onder b, Lpw 1969);
- kennisgeving hiervan aan Burgemeester en Wethouders (artikel 6, eerste lid, Lpw 1969);
- tijdige kennisgeving (artikel 6, tweede lid, Lpw 1969);
- verklaring dat overwegende bedenkingen bestaan (artikel 8, eerste lid, Lpw 1969).
Naar het oordeel van het hof was ten tijde van het ten laste gelegde voldaan aan alle genoemde voorwaarden.
Hierbij neemt het hof in aanmerking dat Burgemeester en Wethouders, blijkens hun hierboven onder ix genoemde brief, de bedenkingen van de ouders hebben geaccepteerd als overwegende bedenkingen als bedoeld in artikel 5, onder b, Lpw 1969 voor het schooljaar 2008-2009. Deze bedenkingen zijn geen andere dan die in 2006.
Van de verklaring dat de ouders ernstige bedenkingen hebben, hebben zij kennis gegeven aan Burgemeester en Wethouders in de hierboven onder iii. bedoelde brief.
Redelijke wetsuitleg brengt mee dat de bepaling van artikel 6, tweede lid, Lpw 1969 omtrent het tijdstip waarop de kennisgeving moet worden gedaan, niet aan de ouders kan worden tegengeworpen indien, zoals in het onderhavige geval, de school waarop de jongere is ingeschreven in de loop van het schooljaar ophoudt te bestaan.
Het hierboven onder iv weergegeven standpunt van Burgemeester en Wethouders dat de verklaring (als bedoeld in artikel 8, eerste lid, Lpw 1969) niet geldig was ingevolge het bepaalde in artikel 8, tweede lid, van deze wet is naar het oordeel van het hof niet juist. Zoals blijkt uit het gestelde onder iii.e en vii, was [kind] niet geplaatst op een school tegen de richting waarvan door de ouders bedenkingen zijn geuit. Het in artikel 8, tweede lid, Lpw 1969 bedoelde geval deed zich dus niet voor, zodat de verklaring van de ouders niet als ongeldig kan worden beschouwd.
De conclusie van het hof is dan dat de ouders, krachtens het bepaalde in artikel 5 Lpw 1969 waren vrijgesteld van de inschrijvingsplicht en dat derhalve de verdachte moet worden vrijgesproken van de tenlastelegging.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door
mr. J. Huurman-van Asten, voorzitter,
mr. J.C.A.M. Claassens en mr. J.G. Sillevis Smitt,
in tegenwoordigheid van A.J.H.M. van Baast, griffier,
en op 6 november 2008 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. J.G. Sillevis Smitt is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.